κοινός: Difference between revisions

From LSJ

αἰθὴρ δ᾽ ἐλαφραῖς πτερύγων ῥιπαῖς ὑποσυρίζει (Aeschylus, Prometheus Bound 126) → The bright air fanned | whistles and shrills with rapid beat of wings.

Source
m (Text replacement - " :" to ":")
m (Text replacement - " ’" to "’")
Line 35: Line 35:
}}
}}
{{elnl
{{elnl
|elnltext=κοινός -ή -όν, post- Hom. f. ook - ός gemeenschappelijk van zaken gemeenschappelijk (aan), gedeeld (door):; ἐκ κοινοῦ πλείστη τε χάρις δαπανή τ ’ ὀλιγίστη wat gemeenschappelijk is geeft het meeste plezier en de minste kosten Hes. Op. 723; met gen.:; πάντων … κοινὸν φάος licht dat gemeenschappelijk is aan alle mensen Aeschl. PV 1092; met dat.:; ὑμῖν φῶς … καὶ τοῖσδ ’ ἅπασι κοινόν een gemeenschappelijk licht voor jullie en alle mensen hier Aeschl Ag. 523; οὕτω κοινόν τι ἄρα χαρᾷ καὶ λύπῃ δάκρυά ἐστιν zozeer zijn tranen iets dat vreugde en smart delen Xen. Hell. 7.1.32; οἰκία κοινοτάτη ἀεὶ τῷ δεομένῳ een huis dat altijd het meest open stond voor wie in nood was And. 1.147; spreekw.: κοινὰ τὰ τῶν φίλων bezit van vrienden is gemeenschappelijk Eur. Or. 735. algemeen geldend, gewoon:; ὁ μῦθος … κοινὸς οὐδαμῶς ὅδε dit verhaal was zeker niet voor ieders oren bestemd Eur. Hipp. 609; ἔστιν ἐν τῷ κοινῷ het hoort bij het algemene lot And. 2.6; ταῦτα δὴ τὰ κοινὰ ‘ φίλτατον τέκνον ’ zo'n gemeenplaats als ‘liefste kind’ Men. Sam. 242; christ. profaan, onrein:. κ. χεῖρες onreine handen NT Marc. 7.2; οὐδέποτε ἔφαγον πᾶν κοινὸν καὶ ἀκάθαρτον ik heb nooit iets profaans of onreins gegeten NT Act. Ap. 10.14. spec. politiek, van staatszaken gemeenschappelijk, (van het) collectief:; τὸ κ. ἀγαθόν het algemeen goed Thuc. 5.90; τὰ κ. χρήματα staatsfinanciën Xen. Hell. 6.5.34; κ. ἀδικήματα vergrijpen jegens de gemeenschap Dem. 21.45; εἰς κοινὸν publiekelijk Dem. 19.156; κατὰ κοινόν gezamenlijk Dem. 21.94; subst. τὰ κοινά het algemeen belang; staatszaken:; πρὸς τὰ κοινὰ προσελθεῖν aan staatszaken deelnemen Dem. 18.257; stadsbestuur:; τὰ κοινὰ τῶν Βαβυλωνίων het stadsbestuur van Babylon Hdt. 3.156.2; τὸ κοινόν staat, bond:; τῶν Ἰώνων de Ionische bond Hdt. 5.109.3; τὸ κοινὸν τὸ τῶν πολιτῶν de gemeenschap van de burgers Aristot. Pol. 1283b41; regering:; ἀπὸ τοῦ κοινοῦ van overheidswege Hdt. 5.85.1; ἄνευ τοῦ πάντων κοινοῦ zonder toestemming van de algemene vergadering Thuc. 4.78.3; van publieke gelden, sing. en plur. staatskas, openbare middelen:. γενομένων χρημάτων μεγάλων ἐν τῷ κοινῷ toen er grote bedragen in de staatskas gekomen waren Hdt. 7.144.1; πλουτήσαντες δ ’ ἀπὸ τῶν κοινῶν rijk geworden dankzij de openbare middelen Aristoph. Pl. 569; ἀπὸ κοινοῦ op staatskosten Xen. An. 4.7.27. van pers. van gemeenschappelijke afkomst, verwant:; ἠθέλησε δ ’ αἵματος κοινοῦ πάσασθαι hij wilde zich verzadigen aan bloed van zijn verwant Soph. Ant. 202; κοιναί γε πατρὸς ἀδελφεαί ja, bloedeigen zusters van hun vader Soph. OC 535; deelnemend:; κοινὸς ἐν κοινοῖσι λυπεῖσθαι gezamenlijk met de kameraden delen in verdriet Soph. Ai. 267; die met iedereen omgaat, dienstvaardig, vriendelijk:; τῷ κοινῷ καὶ φιλανθρώπῳ door zijn toegankelijkheid en menslievendheid Plut. Cr. 7.4; met dat.:; κοινοὺς τῶν Ἑλλήνων τῷ βουλομένῳ μανθάνειν toegankelijk voor elke Griek die wil leren Plat. Men. 91b; onpartijdig:. κοινοὺς εἶναι τῷ τε διώκοντι καὶ τῷ φεύγοντι onpartijdig zijn ten opzichte van aanklager en beschuldigde Lys. 15.1. filos. algemeen, universeel:. τὸ κοινὸν λαμβάνειν περὶ αὐτῶν het algemene hierover vatten Plat. Tht. 185b. adv. κοινῶς gezamenlijk, collectief:; κ. ὠφέλησαν door hun collectief optreden hebben zij voordeel gebracht Thuc. 2.42.3; κοινῶς πράττειν gezamenlijk optreden Plut. Ant. 33.1; sociaal:; οὐδὲ κοινῶς οὐδὲ πολιτικῶς οὐδεπώποτ ’ ἐβίωσαν zij hebben hun leven nooit laten leiden door sociaal of staatkundig belang Isocr. 4.151; in het algemeen:. τὰ δὲ σκῦλα σπόλια μὲν κοινῶς, ἰδίως δ ’ ὀπίμια ταῦτα καλοῦσι de oorlogsbuit noemen ze in het algemeen spolia, maar met een specifieke term opimia Plut. Marc. 8.9.
|elnltext=κοινός -ή -όν, post- Hom. f. ook - ός gemeenschappelijk van zaken gemeenschappelijk (aan), gedeeld (door):; ἐκ κοινοῦ πλείστη τε χάρις δαπανή τ’ ὀλιγίστη wat gemeenschappelijk is geeft het meeste plezier en de minste kosten Hes. Op. 723; met gen.:; πάντων … κοινὸν φάος licht dat gemeenschappelijk is aan alle mensen Aeschl. PV 1092; met dat.:; ὑμῖν φῶς … καὶ τοῖσδ’ ἅπασι κοινόν een gemeenschappelijk licht voor jullie en alle mensen hier Aeschl Ag. 523; οὕτω κοινόν τι ἄρα χαρᾷ καὶ λύπῃ δάκρυά ἐστιν zozeer zijn tranen iets dat vreugde en smart delen Xen. Hell. 7.1.32; οἰκία κοινοτάτη ἀεὶ τῷ δεομένῳ een huis dat altijd het meest open stond voor wie in nood was And. 1.147; spreekw.: κοινὰ τὰ τῶν φίλων bezit van vrienden is gemeenschappelijk Eur. Or. 735. algemeen geldend, gewoon:; ὁ μῦθος … κοινὸς οὐδαμῶς ὅδε dit verhaal was zeker niet voor ieders oren bestemd Eur. Hipp. 609; ἔστιν ἐν τῷ κοινῷ het hoort bij het algemene lot And. 2.6; ταῦτα δὴ τὰ κοινὰ ‘ φίλτατον τέκνον’ zo'n gemeenplaats als ‘liefste kind’ Men. Sam. 242; christ. profaan, onrein:. κ. χεῖρες onreine handen NT Marc. 7.2; οὐδέποτε ἔφαγον πᾶν κοινὸν καὶ ἀκάθαρτον ik heb nooit iets profaans of onreins gegeten NT Act. Ap. 10.14. spec. politiek, van staatszaken gemeenschappelijk, (van het) collectief:; τὸ κ. ἀγαθόν het algemeen goed Thuc. 5.90; τὰ κ. χρήματα staatsfinanciën Xen. Hell. 6.5.34; κ. ἀδικήματα vergrijpen jegens de gemeenschap Dem. 21.45; εἰς κοινὸν publiekelijk Dem. 19.156; κατὰ κοινόν gezamenlijk Dem. 21.94; subst. τὰ κοινά het algemeen belang; staatszaken:; πρὸς τὰ κοινὰ προσελθεῖν aan staatszaken deelnemen Dem. 18.257; stadsbestuur:; τὰ κοινὰ τῶν Βαβυλωνίων het stadsbestuur van Babylon Hdt. 3.156.2; τὸ κοινόν staat, bond:; τῶν Ἰώνων de Ionische bond Hdt. 5.109.3; τὸ κοινὸν τὸ τῶν πολιτῶν de gemeenschap van de burgers Aristot. Pol. 1283b41; regering:; ἀπὸ τοῦ κοινοῦ van overheidswege Hdt. 5.85.1; ἄνευ τοῦ πάντων κοινοῦ zonder toestemming van de algemene vergadering Thuc. 4.78.3; van publieke gelden, sing. en plur. staatskas, openbare middelen:. γενομένων χρημάτων μεγάλων ἐν τῷ κοινῷ toen er grote bedragen in de staatskas gekomen waren Hdt. 7.144.1; πλουτήσαντες δ’ ἀπὸ τῶν κοινῶν rijk geworden dankzij de openbare middelen Aristoph. Pl. 569; ἀπὸ κοινοῦ op staatskosten Xen. An. 4.7.27. van pers. van gemeenschappelijke afkomst, verwant:; ἠθέλησε δ’ αἵματος κοινοῦ πάσασθαι hij wilde zich verzadigen aan bloed van zijn verwant Soph. Ant. 202; κοιναί γε πατρὸς ἀδελφεαί ja, bloedeigen zusters van hun vader Soph. OC 535; deelnemend:; κοινὸς ἐν κοινοῖσι λυπεῖσθαι gezamenlijk met de kameraden delen in verdriet Soph. Ai. 267; die met iedereen omgaat, dienstvaardig, vriendelijk:; τῷ κοινῷ καὶ φιλανθρώπῳ door zijn toegankelijkheid en menslievendheid Plut. Cr. 7.4; met dat.:; κοινοὺς τῶν Ἑλλήνων τῷ βουλομένῳ μανθάνειν toegankelijk voor elke Griek die wil leren Plat. Men. 91b; onpartijdig:. κοινοὺς εἶναι τῷ τε διώκοντι καὶ τῷ φεύγοντι onpartijdig zijn ten opzichte van aanklager en beschuldigde Lys. 15.1. filos. algemeen, universeel:. τὸ κοινὸν λαμβάνειν περὶ αὐτῶν het algemene hierover vatten Plat. Tht. 185b. adv. κοινῶς gezamenlijk, collectief:; κ. ὠφέλησαν door hun collectief optreden hebben zij voordeel gebracht Thuc. 2.42.3; κοινῶς πράττειν gezamenlijk optreden Plut. Ant. 33.1; sociaal:; οὐδὲ κοινῶς οὐδὲ πολιτικῶς οὐδεπώποτ’ ἐβίωσαν zij hebben hun leven nooit laten leiden door sociaal of staatkundig belang Isocr. 4.151; in het algemeen:. τὰ δὲ σκῦλα σπόλια μὲν κοινῶς, ἰδίως δ’ ὀπίμια ταῦτα καλοῦσι de oorlogsbuit noemen ze in het algemeen spolia, maar met een specifieke term opimia Plut. Marc. 8.9.
}}
}}
{{elru
{{elru

Revision as of 11:20, 21 August 2022

Click links below for lookup in third sources:
Full diacritics: κοινός Medium diacritics: κοινός Low diacritics: κοινός Capitals: ΚΟΙΝΟΣ
Transliteration A: koinós Transliteration B: koinos Transliteration C: koinos Beta Code: koino/s

English (LSJ)

κοινή, κοινόν, also κοινός, κοινόν S.Tr.207 (lyr.):—A common (opp. ἴδιος), not in Hom. (v. ξυνός); ἐκ κοινοῦ = shared in common, Hes.Op.723; ἔσται γὰρ βίος ἐκ κ. Ar.Ec.610; of a common altar, Simon.140; τὸ τέμενος εἶναι κ. SIG1044.29 (Halic., iv/iii B.C.); κ. ἔρχεται κῦμ' Ἀΐδα Pi.N.7.30; τρεῖς… κ. ὄμμ' ἐκτημέναι, of the Gorgons, A.Pr.795; ὦ κοινὸν ὠφέλημα θνητοῖσιν φανείς = o you who have shown yourself a common benefactor of mankind (of Prometheus), ib.613; τὰς γυναῖκας εἶναι κοινάς Pl. R.457d: prov., κοινὸν τύχη = good luck can belong to anyone A.Fr.389, cf. Men.Mon.356; κοινὰ τὰ τῶν φίλων E.Or.735 (troch.), Pl.Phdr.279c, Men.9, etc.; κοινὸς Ἑρμῆς ='share the luck', Id.Epit.67, 100; κ. ἀρωγά common aid (i.e. for all), S.Ph.1145 (lyr.); ἐν δὲ κοινὸς ἀρσένων ἴτω κλαγγά and let the shouts of males rise jointly, Id.Tr.207 (lyr.); κ. πόλεμον πολεμεῖν X.Hier.2.8; τὸν ἀέρα τὸν κοινόν Men.531.8; κ. τὸν ᾅδην ἔσχον οἱ πάντες βροτοί Id.538.8; κοινὸν ἀγαθὸν τοῦτ' ἐστί, χρηστὸς εὐτυχῶν Id.791: c. dat., κ. τινί common to or with another, ὑμῖν φῶς… καὶ τοῖσδ' ἅπασι κ. A.Ag.523; ὁ δαίμων κ. ἦν ἀμφοῖν ἅμα Id.Th.812; θάλατταν κ. ἐᾶν τοῖς ἡττημένοις And.3.19; οἰκία… κοινοτάτη ἀεὶ τῷ δεομένῳ Id.1.147; [πολιτεία] τίς κοινοτάτη; Arist.Pol.1289b14, cf. 1265b29; κοινόν τι χαρᾷ καὶ λύπῃ δάκρυα X.HG7.1.32; τὸν ἥλιον τὸν κ. ἡμῖν Men.611: c. gen., πάντων αἰθὴρ κ. φάος εἱλίσσων A.Pr.1092 (anap.), cf. Pers.132 (lyr.), Eu. 109, Pi.N.1.32; κ. τῶν Λακεδαιμονίων τε καὶ Ἀθηναίων shared in by both... Pl.Mx.241c, etc.: with Preps., τὸ ἐπὶ πᾶσι κ., v. infr. v; κ. κατ' ἀμφοτέρων A.D.Synt.144.19; οὐ γίγνεταί μοί τι κ. πρός τινα AP11.141 (Lucill.), cf. Iamb.Myst.5.7; μέρος κ. πρός τινα shared with... CPR22.11 (ii A.D.), etc.; κ. μεταξύ τινων Stud.Pal.1.7 ii 11 (v A.D.). II in social and political relations, public, general, τὸ κοινὸν ἀγαθόν = the common good, the common weal, Th.5.90; κ. λόγῳ Id.5.37, Hdt.1.141; κ. στόλῳ ib.170; ἀδικήματα D.21.45; ὁ τῆς πόλεως κ. δήμιος Pl.Lg. 872b; κοινότατον of public interest or of general interest, ib.724b, cf. Arist.Rh. 1354b29; of constitutions, popular, free, κοινοτέραν εἶναι τὴν ἐκείνου μοναρχίαν τῆς αὑτῶν δημοκρατίας Isoc.10.36. 2 τὸ κοινόν = the state, τὸ κοινὸν Σπαρτιητέων Hdt.1.67: abs., of one's own state, Ar.Ec. 208, etc.; τὸ κοινὸν ὠφελεῖται Antipho 3.2.3, cf. X.Cyr.2.2.20; τὰς ὠφελείας ἅπασιν εἰς τὸ κοινὸν ἀπεδίδου Isoc.10.36. b especially of leagues or federations, τὸ κοινὸν τῶν Ἰώνων Hdt.5.109; τῶν συμμάχων Isoc.14.21; τῶν Βοιωτῶν SIG457.10 (Thespiae, iii B.C.), Plb.20.6.1 (pl.), etc.; ἄνευ τοῦ πάντων κοινοῦ (sc. τῶν Θεσσαλῶν) Th.4.78; also, of private associations, Test.Epict.1.22, SIG1113 (Loryma), al.; of guilds or corporations, τὸ κοινὸν τῶν τεκτόνων POxy.53.2 (iv A.D.); of boards of magistrates, τὸ κοινὸν τῶν ἀρχόντων ib.54.12 (iii A.D.). c the government, public authorities, Th.1.90, 2.12, etc.; τὰ κοινά Hdt.3.156; ἀπαγγεῖλαι ἐπὶ τὰ κοινά Th.5.37; ἀπὸ τοῦ κοινοῦ = by public authority, Hdt.5.85, 8.135; σὺν τῷ κοινῷ = by common consent, Id.9.87. d the public treasury, χρημάτων μεγάλων ἐν τῷ κοινῷ γενομένων Id.7.144; ἐν τῷ κοινῷ καὶ ἐν τοῖς ίεροῖς Th.6.6, cf. 17; χρήματα δοῦναι ἐκ τοῦ κ. Hdt.9.87; ἔχειν ἐν κοινῷ (without the Art.), Th.1.80, cf. Sch.adloc. e common right or common rights of citizens, τὸ κ. τὸ τῶν πολιτῶν Arist.Pol.1283b41. 3τὰ κοινά = public affairs: πρὸς τὰ κοινὰ προσελθεῖν, πρὸς τὰ κοινὰ προσιέναι, to enter public life, D. 18.257, Aeschin.1.165; but also, the public money, Ar.Pl.569, D.8.23 (in full, τὰ κοινὰ χρήματα X.HG6.5.34, Arist.Pol.1271b11); τὰ κοινὰ τῆς πόλεως, opp. τὰ ἁγνά, BMus.Inscr.4.481*.383; ἀπὸ κοινοῦ = at the public expense, X.An.4.7.27, 5.1.12; ἐκ κοινοῦ φαγεῖν Euphro 8.4, cf. Antiph. 230; ἐκ κοινοῦ = from common funds, at joint expense, PGrenf.1.21.19 (ii B.C.). III common, ordinary, τὰ κοινὰ εἰδέναι Pl.Ax.366b; διὰ τῶν κ. ποιεῖσθαι τὰς πίστεις Arist.Rh.1355a27; κοινοτάτη τῶν αἰσθήσεων [ἡ ἁφή] Id.EN1118b1; τὰ κοινά = commonplaces, Men.Sam.27, Epit.309; so κοινὸς τόπος Hermog.Prog.6, Aphth.Prog.7; ἡ κοινὴ ἔννοια or ἐπίνοια, Plb. 2.62.2, 6.5.2; κοινὸς νοῦς, φρένες, common sense, Phld.Rh.1.37 S., 202 S.; κ. καὶ διήκουσαι κακίαι general and all-pervading vices, Id.Sign.28; κ. καὶ δημώδη ὀνόματα Longin.40.2; κ. καὶ ἐν μέσῳ κείμενα ὀνόματα D.H.Lys.3; ἡ κοινὴ διάλεκτος = every-day language (free from archaisms and far-fetched expressions), Id.Isoc.2; πεφευγὼς τὸ κ. Phld.Acad. Ind.p.53 M. 2 Gramm., ordinary, 'regular' Greek, opp. special dialects, διάλεκτοί εἰσι πέντε, Ἀτθὶς Δωρὶς Αἰολὶς Ἰὰς καὶ κ. Sch.D.T. p.14 H., cf. D.S.1.16, Theodos.Can.p.37 H., etc.; ἡ κοινή alone, A.D. Conj.223.24; τὸ κοινὸν ἔθος, ἡ κοινὴ ἐκφορά, Id.Adv.155.10, Pron.4.27; οἱ κοινοί = the writers who use this language, Sch.D.T.p.469 H., EM405.23. b colloquial, vulgar Greek, Moer.pp.201 (Comp., prob. for καινός), 243 P., al. c ἡ κοινὴ διάλεκτος = demotic Egyptian, Manethoap. J.Ap.1.14. 3 common, of inferior quality, χρυσός POxy.905.5 (ii A.D.), 1273.6 (iii A.D.). 4 in magical formulae, of words added at will by the user, 'and so forth', freq.in Pap., PMag.Osl.1.255, PMag.Par.1.273, al.; κοινὰ ὅσα θέλεις ib.2.53; ὁ κοινὸς λόγος PMag.Lond.46.435; cf. κοινολογία. IV of Persons, connected by common origin or kindred, esp.of brothers and sisters, κοινὸν σπέρμα Pi.O.7.92, cf.S.OT261, OC535 (lyr.); κ. αἷμα Id.Ant.202, cf. 1; κοινὸς πατήρ, μήτηρ, PAmh.2.152.9(v/vi A.D.), PFlor.47.11 (iii A.D.); also κ. Χάριτες Pi.O.2.50. 2 one who shares in a thing, partner, ἐν θύμασιν κ. ποεῖσθαί τινα S.OT 240; κ. ἐν κοινοῖσι λυπεῖσθαι Id.Aj.267, cf. Ar.V.917; also κοινὸν τῷ θεῷ = belonging in part to the god (who claims tithe of his substance), Berl.Sitzb.1927.161 (Cyrene). 3 lending a ready ear to all, impartial, μὴ οὐ κ. ἀποβῆτε Th.3.53; neutral, ib.68; κοινοὺς τῷ τε διώκοντι καὶ τῷ φεύγοντι Lys.15.1; μέτριος καὶ κοινός Arist.Ath.6.3; κοινοί, οἱ, arbitrators, GDI1832.10 (Delph.); κ. μεσίτης PStrassb.41.14 (iii A.D.); of a capital city, δεῖ… κοινὴν εἶναι τῶν τόπων ἁπάντων easily accessible on all sides, Arist.Pol.1327a6. b courteous, affable, X. Cyn.13.9; κ. ἅπασι γενέσθαι Isoc.5.80; τῇ πρὸς πάντας φιλανθρωπίᾳ κ. Democh.2 J.; ἔχειν τὰς κ. φρένας Phld.Rh.1.202 S. c in bad sense, κοινή, ἡ, prostitute, Vett.Val.119.30, Porph.Hist.Phil.12 (pl.). d of events, κοινότεραι τύχαι more impartial, i.e. more equal, chances, Th.5.102; ἔστιν ἐν τῷ κοινῷ πᾶσι c. inf., And.2.6. V in Logic, general, universal, τὸ κοινὸν λαμβάνειν περί τινων, τὸ ἐπὶ πᾶσι κοινόν, Pl.Tht. 185b, 185c; τὰ κοινὰ λεγόμενα ἀξιώματα Arist.APo.76b14; αἱ κοιναὶ ἀρχαί ib.88a36; κοιναὶ ἔννοιαι axioms, heading in Euc.; general, κοινὸς ὅρος Arist.Metaph. 987b6; κοινὰ καὶ στοιχειώδη general principles, Phld.Rh.1.69S.; κοινὸν σημεῖον, opp. ἴδιον, Id.Sign.14; κοινὴ κρίσις = objectively valid judgement, Id.Po.5.22; ὄνομα κοινόν Str.10.2.10; abstract, ὁ κοινὸς ἄνθρωπος καὶ λογισμῷ ληπτός Dam.Pr.341. VI Gramm., 1 κοινὴ συλλαβή = common syllable, capable of being long or short, D.T.633.17, Heph. 1.4. b κοινὰ ποιήματα, poems which are both κατὰ στίχον and συστηματικά, e.g. the Sapphic stanza, Id.pp.58,59 C.; also, poems of ambiguous metrical form, Id.p.60 C. 2 v.supr.111.2. 3 of gender, κ. γένος D.T.634.19; of nouns, A.D.Pron.30.7, al., EM143.33, 305.19, etc. 4 ἀπὸ κοινοῦ λαμβάνειν, of two clauses taking a word in common, A.D.Synt.122.14, al.; κοινὸν or ἐκ κοινοῦ παραλαμβάνεσθαι, ib.20, 28, al. VII of forbidden meats, common, profane, φαγεῖν κ. καὶ ἀκάθαρτον Act.Ap.10.14, cf. Ep.Rom.14.14; κ. χερσὶ ἐσθίειν Ev.Marc.7.2. VIII κοινόν, τό, name of an eyesalve, CIL 13.10021.3, al. B Adv. κοινῶς in common, jointly, E.Ion1462; τὰ κοινὰ κοινῶς δεῖ φέρειν συμπτώματα Men.817: Comp., ἐν Κρήτῃ κοινοτέρως [ἔχει τὰ τῶν συσσιτίων] Arist.Pol.1272a16. 2 publicly, κ. μᾶλλον ὠφέλησαν ἢ ἐκ τῶν ἰδίων ἔβλαψαν Th.2.42, etc. 3 sociably, like other citizens, οὐδὲ κοινῶς οὐδὲ πολιτικῶς ἐβίωσαν Isoc.4.151; ἴσως καὶ κοινῶς πρός τινα προσφέρεσθαι Arist.Rh.Al.1430a1; κοινῶς καὶ φιλικῶς Plu.Ant.33; μετρίως καὶ κοινῶς ὰσπάζεσθαι Id.Arat.43. 4 in general, Diph.Siph. ap. Ath. 3.81a; ἡ κ. σύνεσις, τὸ κ. ἄνθρωπον, Phld.Vit.p.34J., Mort.38; opp. ἰδίως, Demetr.Lac.Herc.1014.41, Plu.Marc.8, cf. Longin.15.1; κοινότερον εἰπεῖν Phld.Rh.1.256 S.; κοινοτέρως Orib.Fr.93. 5 in the common dialect, A.D.Pron.82.27, al.: Comp. κοινότερον Id.Synt.159.5. 6 in plain language, opp. σοφιστικῶς, Plu.2.659f; in the ordinary or in the wide sense, opp. κυρίως, Them.in APo.5.5: Comp., M.Ant. 2.10. II fem. dat. κοινῇ; Dor. κοινᾷ SIG56.11 (Argos, v B.C.); Boeot. κυνῆ ib.635.31 (Acraeph., ii B.C.):—in common, by common consent, Hdt.1.148, 3.79, S.OT606, OC1339, E.Hipp.731, Th.1.3, etc.; κ. πᾶσι καὶ χωρίς Arist.Pol.1278b23, cf. Ath.40.3; κοινῇ μετά τινος, κοινῇ σύν τινι, Pl.Smp.209c, SIG346.27 (iv B.C.), X.Mem.1.6.14, etc.; ἰδίᾳ τε καὶ κ. Alex.291: also neut.pl.κοινά S.Ant.546. 2 publicly, καὶ κ. καὶ ἰδίᾳ X.HG1.2.10, Mem.2.1.12, etc. 3 as preposition c. dat., together with, E.Ion 1228, Hel.829, Fr.823. III with Preps., εἰς κοινόν in common, in public, ὑμῖν τῇδέ τ' ἐς κοινὸν φράσω = I shall declare both to you and her A.Pr.844; πᾶσιν ἐς κοινὸν λέγω Id.Eu.408, cf.Ar.Av.457 (lyr.), Pl.Lg.796e; εἰς κοινὸν γνώμην ἀποφαίνεσθαι D.19.156; εἰς τὸ κοινὸν λέγειν, ἀγορεύειν, Pl.Tht.165a, X. An.5.6.27; εἰς τὸ κοινόν = for public use, Pl.Lg.681c. 2 ἀπὸ κοινοῦ, ἐκ κοινοῦ, v.A.1.1, 11.3, VI.4. 3 ἀφεῖσαν ἐν κοινῷ ζητεῖν = they left this an open question, Lat. rem in medio reliquerunt, Arist.Metaph.987b14; but οἱ ἐν κοινῷ γιγνόμενοι λόγοι, = οἱ ἐξωτερικοὶ λόγοι, Id.de An.407b29. 4 κατὰ κοινόν, opp. κατ' ἰδίαν, jointly, in common, Lexap.D.21.94, Plb.4.3.5; prob. for κατὰ κοινοῦ Id.11.30.3.

German (Pape)

[Seite 1468] bei Soph. Trach. 205 auch κοινὸς κλαγγά (= ξυνός, also mit ξύν, σύν zusammenhangend, vgl. Buttm. Lexil. II, 264); – 1) gemein, gemeinschaftlich; Hes. O. 720; Pind. λόγος, γάμος, χάρις, Ol. 11, 11 P. 4, 222. 5, 102, öfter, τινί. Sehr häufig bei Tragg.; ὦ κοινὸν ὠφέλημα θνητοῖσιν φανείς Aesch. Prom. 614; αὐτάδελφον αἷμα καὶ κοινοῦ πατρός Eum. 89; κοινὰν ἤνυσεν εἰς φίλους ἀρωγάν Soph. Phil. 1130; κοινὸς ἀρσένων ἴτω κλαγγά Trach. 205; κοινὰ γὰρ τὰ τῶν φίλων Eur. Or. 725, öfter auch sonst, sprichwörtlich geworden; in Prosa, κοινὸς ἔστω ὑμῖν ὁ λόγος Plat. Prot. 358 a; Ggstz ἴδιος, was alle Menschen betrifft, ἴδιος, ἀλλ' οὐ κοινὸς ὢν πόνος Rep. VII, 535 b, wie ὀλιγωροῦντες τοῦ κοινοῦ – τοῦ ἰδίου τοῦ αὑτῶν Gorg. 502 e; Eur. πᾶσι γὰρ κοινὸν τόδε ἰδίᾳ θ' ἑκάστῳ Hec. 902; κοινὸν εἶναι τουτονὶ τὸν ἀγῶνα ἐμοί τε καὶ Κτησιφῶντι Dem. 18, 5; so öfter cum dat., κοινὸν ταῖσδε φόρτον ἔχων, gemeinschaftlich mit diesen, Eur. Suppl. 20; τὸ δὲ ἡδὺ κοινὸν πάσαις Μούσαις Plat. Legg. VII, 802 c; aber auch ἔργον κοινὸν Λακεδαιμονίων τε καὶ Ἀθηναίων, Menex. 241 c; τὸ ἐπὶ πᾶσι κοινόν Theaet. 185 c; ο ὔ μοι κοινόν τι πρός τινα γεγένηται, ich habe Nichts mit ihm zu schaffen, Lucill. 84 (XI, 141). – 2) das ganze Volk angehend, öffentlich, den Staat betreffend, im Ggstz von ἴδιος, der Einzelne; am Häufigsten τὸ κοινόν, das Gemeinwesen, die Gemeinde, der Staat; τὸ κοινὸν δ' εἰ μιαίνεται πόλις Aesch. Suppl. 366, vgl. 513; καί σφι τὸ κοινὸν τῶν Σαμίων ἔδωκε Her. 6, 14, öfter; auch τὰ κοινὰ τῶν Βαβυλωνίων, die Obrigkeit, 3, 156; Thuc. u. Folgde; οὐ προσεδέξαντο αὐτὸν ἐς τὴν πόλιν οὐδ' ἐπὶ τὸ κοινόν Thuc. 2, 12, nicht in die Stadt u. die Versammlung der Vorsteher der Stadt, die sich außerhalb der Stadt versammeln konnte; oft Pol., der κοινὰ καὶ πολιτικὰ πράγματα vrbdt, 24, 5, 8; κοινὰ ἐγκλήματα, crimina publica, 20, 6, 1; τὰ κοινὰ διοικεῖν Dem. 1, 22; πρὸς τὰ κοινὰ προσιών im Ggstz von ἰδιώτης ὤν, Aesch. 1, 165, wie οἱ πρὸς τὰ κοινὰ προσεληλυθότες, Staatsmänner, 3, 17; τὰ κοινὰ πράττειν, Staatsgeschäfte treiben, plat. Hipp. mai. 282 b; Plut.; auch die Staatskasse heißt τὸ κοινόν, Thuc. 1, 80, wie Arist. pol. 2, 8; vgl. Dem. οὔτε χρήματα εἰσφέρειν βουλόμεθα οὔτε τῶν κοινῶν ἀπέχεσθαι δυνάμεθα, 8, 21; πλουτεῖν ἀπὸ τῶν κοινῶν Ar. Plut. 569; τὰ κοινὰ νέμειν καὶ διδόναι Pol. 25, 8, 5; κοιναὶ ἀρχαί 22, 16, 11; – τὸ κοινόν, übh. jede Gesammtheit, auch von einem versammelten Heere, Xen. An. 5, 7, 17. – Κοινὴ διάλεκτος, κοινὰ ὀνόματα u. dgl., die Sprache des gemeinen Lebens, die Alle gebrauchen, D. Hal. iud. Isocr. 2, u. öfter bei Rhett., bes. von Formen, welche nicht einem einzelnen Dialekt angehören; οἱ κοινοί, die Schriftsteller, welche sich dieser Sprache bedienen; – κοινὸς τόπος, locus communis, Rhett.; – ἀπὸ κοινοῦ, aus dem Zusammenhange, oft Gramm.; bei denselben ist κοινὴ συλλαβή syllaba anceps, κοινὸς τῷ γένει generis communis, E. M. – 3) wie Lys. 15, 1 vom Richter verlangt wird, er solle κοινὸς εἶναι τῷ γράψαντι καὶ τῷ φεύγοντι, den Kläger u. den Verklagten auf gleiche Weise hören (also unparteiisch, vgl. Thuc. 3, 53. 68), so nimmt es auch die Bdtgbillig, gerechtan, auch gegen Jedermann freundlich; πιστοτέραν εἶναι καὶ κοινοτέραν τὴν μοναρχίαν τῆς αὑτῶν δημοκρατίας Isocr. 10, 36; τῇ πρὸς πάντας φιλανθρωπίᾳ κοινός bei Ath. VI, 253 d; vgl. κοινὸς τοῖς φίλοις Isocr. 1, 10; Plut. Aristid. 1. – In tadelnder Bdtg, gemein, niedrig, bes. Sp. – Adv. κοινῶς; τοὐμὸν λέγουσα καὶ τὸ σὸν κοινῶς λέγεις Eur. Ion 1462; κοινῶς ἅπαντες, alle insgesammt, Diphil. Ath. II, 81 a; κοινῶς μᾶλλον ὠφέλησαν ἢ ἐκ τῶν ἰδίων ἔβλαψαν Thuc. 2, 42; οὐδὲ κοινῶς οὐδὲ πολιτικῶς ἐβίωσαν Isocr. 4, 151; Folgde. – Häufiger noch κοινῇ; τῆς νόσου δὲ τῆσδέ μοι κοινῇ μετασχών Eur. Hipp. 731; Ar. Eccl. 573; τὸ κοινῇ δόξαν Plat. Theaet. 172 b; κοινῇ σκεψώμεθα Prot. 330 b u. öfter; κοινῇ μετ' ἐκείνου Conv. 209 c; Ggstz ἰδίᾳ, Rep. I, 333 d, wie Xen. Hell. 1, 2, 10 u. sonst; σύν τινι, Xen. Hem. 1, 6, 14; ἅμα, Plat. Phileb. 62 b.

Greek (Liddell-Scott)

κοινός: -ή, -όν, ἐν Σοφ. Τρ. 207· ὡσαύτως ός, όν· (ἐκ τοῦ ξὺν = σύν, ὑπάρχει καὶ ἰσοδύναμος τύπος ξυνός, ἴδε Buttm. Λεξιλ. ἐν λέξ. κελαινὸς 3)· ― ἀνήκων εἰς πολλοὺς ὁμοῦ, ὑπὸ πολλῶν ὁμοῦ κατεχόμενος, ἀντίθετ. τῷ ἴδιος, πρῶτον παρ’ Ἡσιόδ., ἐκ κοινοῦ, διδόμενος ἢ μετεχόμενος ἀπὸ κοινοῦ, Ἔργ. κ. Ἡμ. 721· ἔσται γὰρ βίος ἐκ κ. Ἀριστοφ. Ἐκκλ. 610· ἐπὶ κοινῶν βωμῶν, Σιμων. 144· κτλ. (πρβλ. κοινοβωμία)· κοινὸν ἔρχεται κῦμ’ Ἀΐδα Πινδ. Ν. 7. 44· τρεῖς... κοινὸν ὄμμ’ ἐκτημέναι, ἐπὶ τῶν Γοργόνων, Αἰσχύλ. Πρ. 795· κ. ὠφέλημα βροτοῖς φανείς, ἐπὶ τοῦ Προμηθέως, αὐτόθι 613· τὰς γυναῖκας κοινὰς εἶναι Πλάτ. Πολ. 457D· παροιμ., κοινὸν τύχη Αἰσχύλ. Ἀποσπ. 285· κοινὰ τὰ τῶν φίλων Εὐρ. Ὀρ. 735, Πλάτ. Φαῖδρ. ἐν τέλ., Μένανδρ. ἐν «Ἀδελφοῖς» 12, Σουΐδ.· κοινὸς Ἑρμῆς (ἴδε ἐν λέξ. Ἑρμῆς)· κοινὰ ἀρωγά, κοινὴ βοήθεια (δηλ. βοήθεια δι’ ἅπαντας), Σοφ. Φιλ. 1145· ἐν δὲ κοινὸς ἴτω κλαγγά, κοινῶς ἂς ἠχήσωσιν αἱ κραυγαὶ τῶν ἀνδρῶν, ὁ αὐτ. ἐν Τρ. 207· κοινὸν πόλεμον πολεμεῖν Ξεν. Ἱέρων 2, 8· πολιτεία τίς κοινοτάτη; Ἀριστ. Πολιτικ. 4. 2, 4· τὸν ἀέρα τὸν κ. Μένανδρ. ἐν Ἀδήλ. 2. 7· κ. τὸν ᾅδην ἔσχον οἱ πάντες βροτοὶ αὐτόθι 9. 8· κ. γὰρ. τύχη ὁ αὐτ. ἐν Μονοστίχ. 356. 2) μετὰ δοτ., κ. τινι, κοινὸς εἴς τινα ἢ εἰς πολλούς, ἡμῖν φῶς... καὶ τοῖσδ’ ἅπασι κ. Αἰσχύλ. Ἀγ. 523· ὁ δαίμων κ. ἦν ἀμφοῖν ἅμα ὁ αὐτ. ἐν Θήβ. 812· θάλατταν κοινὴν ἐᾶν τινι Ἀνδοκ. 25. 42· κοινοτάτη ἀεὶ τῷ δεομένῳ οἰκία ὁ αὐτ. 19. 14· κοινόν τι χαρᾷ καὶ λύπῃ δάκρυα Ξεν. Ἑλλ. 7. 1, 32· τὸν ἥλιον τὸν κ. ἡμῖν Μένανδρ. ἐν Ἀδηλ. 139· ― οὕτω καὶ μετὰ γεν., πάντων κ. φάος Αἰσχύλ. Πρ. 1091, πρβλ. Πέρσ. 132, Εὐμ. 109, Πινδ. Ν. 1. 48· κ. τῶν Λακεδαιμονίων τι καὶ Ἀθηναίων Πλάτ. Μενέξ. 241C, κτλ.· ― ὡσαύτως, τὸ ἐπὶ πᾶσι κ., ἴδε κατωτ. V· κ. κατ’ ἀμφοτέρων Ἀπολλ. π. Συντάξ. 147 ἐν τέλ.· οὐ γίγνεταί μοί τι κ. πρός τινα Ἀνθ. Π. 11. 141· ― περὶ τῶν εἰς κοινὸν ἢ εἰς τὸ κ., κατὰ κ., ἀπὸ· καὶ ἐκ κοινοῦ, ἐν κοινῷ, κτλ., ἴδε κατωτ. Β. ΙΙ. ἐπὶ κοινωνικῶν καὶ πολιτικῶν σχέσεων, κοινὸς εἰς πάντας, δημόσιος, τὸ κ. ἀγαθὸν Θουκ. 5. 37· κ. λόγῳ, στόλῳ Ἡρόδ. 1. 141, 170· τὰ κ. χρήματα Ξεν. Ἑλλ. 6. 5, 34· ἀδικήματα Δημ. 528. 21· ὁ τῆς πόλεως κ. δήμιος Πλάτ. Νόμ. 872Β, πρβλ. Ἐλλάδ. ἐν τῇ Φωτ. Βιβλιοθ. 535. 6· ― κοινότατον, κοινὸν ἢ γενικὸν συμφέρον, Πλάτ. Νόμ. 724Β, πρβλ. Ἰσοκρ. 215Β. 2) τὸ κοινόν, ὡς καὶ νῦν, τὸ σύνολον τῶν πολιτῶν, Λατ. respublica, τὸ κ. τῶν Σπαρτιητέων, τῶν Ἰώνων Ἡρόδ. 1. 67., 5. 109· τὸ κ. τῶν συμμάχων Ἰσοκρ., κτλ.· καὶ ἐπὶ τῆς ἰδίας πολιτείας, Ἀριστοφ. Ἐκκλ. 208, κτλ.· τὸ κοινὸν ὠφελεῖται Ἀντιφῶν 121. 24. β) ἡ «κυβέρνησις», αἱ ἀρχαί, Θουκ. 1. 90., 2. 12, Ξεν. Κύρ. 2. 2, 20, κτλ.· οὕτω καί, τὰ κοινὰ Ἡρόδ. 3. 156· ― ἐντεῦθεν, ἀπό τοῦ κοινοῦ, δι’ ἐξουσίας δημοσίας, ὁ αὐτ. 5. 85., 8. 135· σὺν τῷ κοινῷ, κοινῇ συναινέσει, 9. 87· ἄνευ τοῦ τῶν πάντων κοινοῦ, ἄνευ τῆς συναινέσεως τοῦ συνδέσμου (τῶν Θεσσαλῶν), Θουκ. 4. 78. γ) τὸ δημόσιον ταμεῖον, χρημάτων μεγὰλων ἐν τῷ κοινῷ γενομένων Ἡρόδ. 7. 144· ἐν τῷ κοινῷ καὶ ἐν τοῖς ἱεροῖς Θουκ. 6. 6 (πρβλ. Arnold εἰς 6. 8), 6. 17, Ἀριστ. Πολιτικ. 2. 9, 36, Ἐπιγραφ. Βοιωτ. παρὰ τῷ Keil σ. 91· οὕτως ὁ Σχολ. ἑρμηνεύει, ἔχειν ἐν κοινῷ (ἄνευ τοῦ ἄρθρου) Θουκ. 1. 80. δ) τὰ κοινὰ δικαιώματα τῶν πολιτῶν, Ἀριστ. Πολιτικ. 3. 13, 12. ε) ἑταιρεία, ὅμιλος ἑταίρων, Συλλ. Ἐπιγρ. 2448. 1. 24, 28, κ. ἀλλ. 3) τὰ κοινά, αἱ κοιναὶ ὑποθέσεις, παρὰ τοῖς Ρήτορσι· πρὸς τὰ κοινὰ προσελθεῖν, προσιέναι, εἰσέρχεσθαι εἰς τὰ πολιτικά, Δημ. 313. 1, Αἰσχίν. 23. 37· ἀλλ’ ὡσαύτως, τὰ κοινὰ χρήματα, Ἀριστοφ. Πλ. 569, Δημ. 95. 20· ἀπὸ κοινοῦ, διὰ δημοσίας δαπάνης, Ξεν. Ἀν. 4. 7, 27., 5. 1, 12· ἐκ κοινοῦ φαγεῖν Εὔφρων ἐν «Μούσαις» 1. 4, πρβλ. Ἀντιφάν. ἐν Ἀδηλ. 5. ΙΙΙ. κοινός, συνήθης, Πλάτ. Ἀξίοχ. 366Β, Ἀριστ. Ρητ. 1. 1, 12· ἡ κ. ἔννοιαἐπίνοια Πολύβ. 2. 62, 2., 6. 5, 2· κ. καὶ δημώδη ὀνόματα Λογγῖν. 40. 2, πρβλ. Διον. Ἁλ. π. Λυσ. 3· ἡ κ. διάλεκτος, ἡ κοινή, συνήθης, ἡ δημώδης γλῶσσα, ὁ αὐτ. π. Ἰσοκρ. 2· ἴδε κατωτ. V. IV. ἐπὶ προσώπων, συνδεδεμένος διὰ κοινῆς καταγωγῆς ἢ συγγενείας, ἰδίως ἐπὶ ἀδελφῶν, ὅμαιμος, Πινδ. Ο. 7. 170, Σοφ. Ο. Τ. 261, Ο. Κ. 535, Ἀντ. 1, 202· οὕτω, κοιναὶ Χάριτες Donalds. εἰς Πινδ. Ο. 2. 90. 2) ὡς τὸ κοινωνός, μέτοχος, ἐν θύμασιν... κ. ποιεῖσθαί τινα Σοφ. Ο. Τ. 240· κ. ἐν κοινοῖσι λυπεῖσθαι ὁ αὐτ. ἐν Αἴ. 267, πρβλ. Ἀριστοφ. Σφ. 917. 3) ἐπὶ διαθέσεως, δίδων ἑτοίμως ἀκρόασιν εἰς πάντας, ἀπροσωπόληπτος, δίκαιος, μὴ οὐ κ. ἀποβῆτε Θουκ. 3. 53, πρβλ. 68, καὶ ἴδε ἐν λέξ. ἴσος ΙΙ. 3· κοινοὺς τῷ τε φεύγοντι καὶ τῷ διώκοντι Λυσ. 144. 21· ἀποφήναντες αὑτοὺς κοινοὺς τῶν Ἑλλήνων τῷ βουλομένῳ μανθάνειν Πλάτ. Μένων 91Β· οὕτως ἐπὶ χώρας, δεῖ... κοινὴν εἶναι τῶν τόπων ἁπάντων, εὐπρόσιτος πανταχόθεν, Ἀριστ. Πολιτικ. 7. 5, 4· ἐντεῦθεν, β) ὡς τὸ Λατ. communis (Κικ. ad Fam. 4. 9, 2), φιλοπροσήγορος, ὁμιλητικός, Ξεν. Κυν. 13, 9· κοινὸς ἅπασι γενέσθαι Ἰσοκρ. 98Β, κτλ.· τῇ πρὸς ἅπαντας φιλανθρωπίᾳ κοινὸς Δημοχ. παρ’ Ἀθην. 253D· πρβλ. κοινότης ΙΙ. 4) οὕτω καὶ ἐπὶ συμβαινόντων, κοινότεραι τύχαι, μᾶλλον ἀπὸ τοῦ ἴσου, δηλ. δικαιότεραι, Θουκ. 5. 102· ἐν τῷ κοινῷ ἐστι πᾶσι, μετ’ ἀπαρεμφ., Ἀνδοκ. 20. 24. V. ἐν τῇ Λογικῇ καὶ τῇ ἐπιστημονικῇ γλώσσῃ, κοινὸς εἰς πάντα τὰ ἄτομα τάξεώς τινος ἢ εἴδους, τὸ κοινόν, τὸ ἐπὶ πᾶσι κ. Πλάτ. Θεαίτ. 185Β, C· τὰ κ. λεγόμενα ἀξιώματα Ἀριστ. Ἀναλυτ. Ὕστ. 1. 10, 4· αἱ κ. ἀρχαὶ αὐτόθι 32, 3, κτλ.· πρβλ. δόξα Ι. 2, ἔννοια Ι. 2. VI. παρὰ Γραμμ. καὶ Ρήτορσι, 1) ἐπὶ τῆς ποσότητος συλλαβῶν τινων, κοινή, δηλ. καὶ μακρὰ καὶ βραχεῖα, Λατ. anceps, Λογγίν. Ἀποσπ. 3. 5 καὶ 11. 2) κ. διάλεκτος, ἡ ἐν κοινῇ χρήσει διάλεκτος, κατ’ ἀντίθεσιν πρὸς τὴν Ἀττ., Δωρ., κτλ., Ἐτυμολ. Μέγ. 27. 12 καὶ 15, κτλ. 3) ἐπὶ γένους, ὁ αὐτ. 143. 32., 305. 19, κτλ.· πρβλ. ἐπίκοινος ΙΙ. 4) κ. τόπος, Λατ. locus communis, συνήθης, τετριμμένη ἰδέα, Ἑρμογ., ἴδε Ernesti Λεξ. Τεχν. ἐν λέξ. 5) σχῆμα ἀπὸ ἢ ἐκ κοινοῦ, χρῆσις τῆς αὐτῆς λέξεως ἐν δυσὶ προτάσεσιν, Ἀπολλ. π. Συντάξ. 127. 23 κἑξ.· ὡσαύτως, κοινότης, αὐτόθι 128. 9. VII. ἐν τῇ Καινῆ Διαθ. ἐπὶ ἀπηγορευμένων βρωμάτων, κτλ., κοινός, ἀνόσιος, ἀκάθαρτος, βέβηλος, Εὐαγγ. κ. Μάρκ. ζ΄, 2, Πράξ. Ἀποστ. ι΄, 14, Ἐπιστ. π. Ρωμ. ιδ΄, 14· πρβλ. κοινόω Ι. 3. Β. Ἐπίρρ. κοινῶς, ἀπὸ κοινοῦ, ὁμοῦ, ἐναντίον τοῦ ἰδίᾳ, Εὐρ. Ἴων 1462· τὰ κοινὰ κοινῶς δεῖ φέρειν συμπτώματα Μένανδ. ἐν Ἀδήλ. 281· ― συγκρ. ἐν Κρήτῃ κοινοτέρως ἔχει τὰ τῶν συσσιτίων Ἀριστ. Πολιτικ. 2. 10, 8. 2) δημοσίᾳ, Θουκ. 2. 42, κτλ. 3) κοινωνικῶς, ὡς οἱ ἄλλοι πολῖται, κ. καὶ πολιτικῶς βιῶναι Ἰσοκρ. 72Β· ἴσως καὶ κ. πρός τινα προσφέρεσθαι Ἀριστ. Ρητορ. π. Ἀλέξ. 9, 10· κ. καὶ φιλικῶς Πλουτ. Ἀντών. 33. 4) κοινῶς, συνήθως, Δίφιλ. Σίφν. παρ’ Ἀθην. 81Α· ἐν κοινῇ, συνήθει γλώσσῃ, Πλουτ. Μάρκελλ. 8, Λογγῖν. 15. 1· κ. ἀσπάζεσθαι, κατὰ τὸν κοινόν, συνήθη τρόπον, Πλουτ. Ἄρατ. 43. ΙΙ. ὡσαύτως θηλ. δοτ. κοινῇ, ἀπὸ κοινοῦ, κατὰ κοινὴν συναίνεσιν, συμφώνως, Ἡρόδ. 1. 148., 3. 79, Σοφ. Ο. Τ. 606, Ο. Κ. 1339, Εὐρ. Ἱππ. 731, Θουκ., κτλ.· κ. καὶ χωρὶς Ἀριστ. Πολιτ. 3. 6, 4· κ. μετά τινος, κ. σύν τινι Πλάτ. Συμπ. 209C, Ξεν., κτλ.· ἰδίᾳ τε καὶ κ. Ἄλεξ. ἐν Ἀδήλ. 24· ― οὕτω καὶ οὐδ. πληθ. κοινά, Σοφ. Ἀντ. 546. 2) δημοσίᾳ, καὶ κ. καὶ ἰδίᾳ Ξεν. Ἑλλ. 1. 2, 10, Ἀπομν. 2. 1, 12, κτλ. ΙΙΙ. ἐν Ἐπιρρ. σημασίᾳ ὡσαύτως, μετὰ προθέσεων, ἐς κοινόν, ἀπὸ κοινοῦ, ὑμῖν τῇδέ τ’ ἐς κ. φράσω Αἰσχύλ. Πρ. 844· πᾶσιν ἐς κ. λέγω ὁ αὐτ. ἐν Εὐμ. 408, πρβλ. Ἀριστοφ. Ὄρν. 457, Πλάτ. Νόμ. 796Ε, Δημ. 390. 6· εἰς τὸ κ. λέγειν, ὡς τό, ἐς τὸ μέσον, Πλάτ. Θεαίτ. 165Α· ὡσαύτως, εἰς τὸ κ., πρὸς κοινὴν χρῆσιν, ὁ αὐτ. ἐν Νόμ. 681C· χρήσιμος διὰ τὸ κοινὸν καλόν, Ἰσοκρ. 215Β. 2) ἀπὸ κοινοῦ, ἐκ κοινοῦ, ἴδε Α. Ι. 1, ΙΙ. 3, VI. 5. 3) ἐν κοινῷ ἀφιέναι, rem in medio relinquere, Ἀριστ. Μεταφ. 1. 6, 4· οἱ ἐν κ. γιγνόμενοι λόγοι ὁ αὐτ. π. Ψυχ. 1. 4. 1· ἴδε ἀνωτ. ΙΙ. 2. ἐν τέλ. 4) κατὰ κοινόν, ἀντίθ. τῷ, κατ’ ἰδίαν, ἀπὸ κοινοῦ, ὁμοῦ. Νόμ. παρὰ Δημ. 545. 7, Πολύβ. 4. 3, 5, κτλ.

French (Bailly abrégé)

ή ou ός, όν :
A. en parl. de choses :
I. commun à, gén. ou dat.;
II. commun à tout le peuple, public : τὸ κοινὸν ἀγαθόν THC bien public ; τὰ κοινὰ χρήματα XÉN les ressources communes ; subst.
1 • τὸ κοινόν : -- l’État ATT ; τὸ κοινὸν τῶν Σπαρτιητέων HDT l’État des Spartiates ; le gouvernement, les autorités publiques ; ἀπὸ τοῦ κοινοῦ HDT par l’autorité publique ; -- le conseil de l’État, le sénat ; -- consentement de tous, volonté ou décision commune : σὺν τῷ κοινῷ HDT d’un consentement unanime ; ἄνευ τοῦ τῶν πάντων κοινοῦ THC sans le consentement de la ligue ; -- trésor public ; ἀπὸ κοινοῦ XÉN avec les ressources communes ; -- confédération de Cités ; -- dans certaines Cités désigne l’Assemblée ; -- association religieuse ou professionnelle;
2 plur. • τὰ κοινά -- les affaires publiques : τὰ κοινὰ διοικεῖν DÉM ou πράττειν PLUT administrer ou gérer les affaires publiques ; -- l’État ; -- autorités publiques ; -- ressources communes ; trésor public;
III. communiqué à d’autres, public ; commun à tous, commun, usuel, ordinaire;
B. en parl. de pers. et de choses;
I. qui participe à, qui est en communauté : ἔν τινι, de qch;
II. qui est d’une origine commune, de même race, de même nature;
III. qui se prête à tous également, càd :
1 sociable, affable;
2 équitable, impartial ; en parl. d’événements κοιναὶ τύχαι THC chances égales;
3 accessible;
Cp. κοινότερος, Sp. κοινότατος.
Étymologie: σύν ; cf. ξυνός.

English (Slater)

κοινός (-ῷ, -όν; -άν, -αί; -όν nom., acc.)
   1 common, mutual, shared of that which people have in common. κοιναὶ Χάριτες ἄνθεα τεθρίππων δυωδεκαδρόμων ἄγαγον i. e. that are shared by Theron and Xenokrates (O. 2.50) μὴ κρύπτε κοινὸν σπέρμ' ἀπὸ Καλλιάνακτος i. e. which his descendants, the Eratidai, have in common (O. 7.92) ὁπᾷ τε κοινὸν λόγον φίλαν τείσομεν ἐς χάριν i. e. the hymn in which we join (O. 10.11) εἰ χρεὼν τοῦθ' ἁμετέρας ἀπὸ γλώσσας κοινὸν εὔξασθαι ἔπος this prayer in which we all share (P. 3.2) καταίνησάν τε κοινὸν γάμον μεῖξαι i. e. to which both sides are agreed (P. 4.222) σφὸν ὄλβον υἱῷ τε κοινὰν χάριν ἔνδικόν τ' Ἀρκεσίλᾳ (P. 5.102) πατρὶ τεῷ, Θρασύβουλε, κοινάν τε γενεᾷ εὔδοξον ἅρματι νίκαν (P. 6.15) κοιναὶ γὰρ ἔρχοντ' ἐλπίδες πολυπόνων ἀνδρῶν pr. (N. 1.32) Αἰακιδᾶν ἠύπυργον ἕδος, δίκᾳ ξεναρκέι κοινὸν φέγγος (N. 4.12) ἀλλὰ κοινὸν γὰρ ἔρχεται κῦμ' Ἀίδα pr. (N. 7.30) μάτρωί θ' ὁμωνύμῳ δέδωκε κοινὸν θάλος i. e. to be shared between them (I. 7.24) n. s. pro subs., the public interest, ἐγὼ δὲ ἴδιος ἐν κοινῷ σταλεὶς as a private citizen on a mission of public interest Das private Fest beruft ihn dazu, die Ruhmestaten des ganzen Volkes zu besingen, Wil. (O. 13.49) τὸ κοινόν τις ἀστῶν ἐν εὐδίᾳ τιθεὶς fr. 109. 1. [dub., ὄλβιος ὅστις ἰδὼν ἐκεῖνα κοινὰ εἶσ' ὑπὸ χθόν (codd.: κεῖν' εἶσ Teuffel, edd.) fr. 137. 1.]

English (Strong)

probably from σύν; common, i.e. (literally) shared by all or several, or (ceremonially) profane: common, defiled, unclean, unholy.

English (Thayer)

κοινῇ, κοινόν (from ξύν, σύν, with; hence especially in epic ξυνός for κοινός, whence the Latin cena (?); see Vanicek, p. 1065));
1. as in Greek writings from Hesiod (Works, 721) down (opposed to ἴδιος) common (i. e. belonging to several, Latin communis): κοινῇ πίστις, σωτηρία, common i. e. ordinary, belonging to the generality (Latin vulgaris); by the Jews opposed to ἅγιος, ἡγιασμένος, καθαρός; hence unhallowed, Latin profanus, levitically unclean (in classical Greek βέβηλος, which see 2): R L marginal reading ἀνίπτοις); κοινοῦν) (φαγεῖν κοινά; κοινοῖ ἄνθρωποι, common people, profanum vulgus, Josephus, Antiquities 12,2, 14; οἱ τόν κοινόν βίον προηρήμενοι, i. e. a life repugnant to the holy law, ibid. 13,1, 1; οὐ γάρ ὡς κοινόν ἄρτον οὐδέ ὡς κονον πόμα ταῦτα (i. e. the bread and wine of the sacred supper) λαμβάνομεν, Justin Martyr, Apology 1,66; (οἱ Χριστιανοι) τράπεζαν κοινήν παρατιθενται, ἀλλ' οὐ κοινήν, a table communis but not profanus, Ep. ad Diogn. 5 [ET], on which cf. Otto's note); κοινόν καί (R G ἤ) ἀκάθαρτον, κοινόν ἤ ἀκάθαρτον, κοινά ἤ ἀκάθαρτα οὐκ ἐσθίομεν, Justin Martyr, dialog contra Trypho,
c. 20). (Cf. Trench, § ci.)

Greek Monolingual

-ή, -ό (AM κοινός, -ή, -όν, Α αττ. ποιητ. τ. κοινός, -όν)
1. αυτός που ανήκει σε πολλούς μαζί, που κατέχεται όμοια από πολλούς ή που χρησιμοποιείται από πολλούς, δημόσιος (α. «κοινή είσοδος» β. «τὸν ἥλιον τὸν κοινὸν ἡμῖν», Μεν.)
2. αυτός που προσιδιάζει σε όλους ή χαρακτηρίζει όλους (α. «κοινές ιδιότητες τών σωμάτων» β. «κοινό γνώρισμα»)
3. ο πολύ διαδεδομένος, πολύ γνωστός («κοινό μυστικό»)
4. (το θηλ. ως κύριο όν.) η Κοινή
η καθομιλούμενη γλώσσα
5. το θηλ. ως ουσ. η κοινή
η πόρνη
6. (το ουδ. πληθ. ως ουσ.) τα κοινά
οι υποθέσεις της πολιτείας, τα δημόσια, τα κοινά πράγματα
7. φρ. «κοινός τόπος» — κοινοτοπία
νεοελλ.
1. ο μη διακρινόμενος, μέτριος, απλός (α. «κοινό ύφασμα» β. «κοινός θνητός»)
2. συνεταιρικός, συντροφικόςκοινή εταιρεία»)
3. το ουδ. ως ουσ. το κοινό
α) ο πληθυσμός, ο κόσμος, η κοινωνία χωρίς διάκριση («το ελληνικό κοινό αντέδρασε θετικά στην έκκληση τών επιστημόνων για την προστασία του περιβάλλοντος»)
β) σύνολο ή κατηγορία ανθρώπων που μετέχει ή παρακολουθεί μια κοινωνική ή άλλη δραστηριότητα (α. «το αγοραστικό κοινό» β. «το φίλαθλο κοινό» γ. «το αναγνωστικό κοινό»)
γ) σύνολο ανθρώπων που συμμετέχει ή παρευρίσκεται σε μια δεδομένη πολιτιστική ή άλλη εκδήλωση («το κοινό του θεάτρου»)
δ) σύνολο ανθρώπων που έχουν προτίμηση ή τρέφουν θαυμασμό προς τον δημιουργό ενός λογοτεχνικού, καλλιτεχνικού, επιστημονικού ή άλλου έργου (α. «το κοινό του συγγραφέα» β. «το κοινό του καλλιτέχνη»)
4. φρ. α) «κοινή γνώμη» — το σύνολο τών προσωπικών απόψεων, πεποιθήσεων και τοποθετήσεων για κάποιο συγκεκριμένο θέμα, λίγο ή πολύ ενδιαφέρον, οι οποίες εκφράζονται σε μια ορισμένη στιγμή από ένα μεγάλο μέρος ή την ολότητα της κοινωνίας
β) «Κοινή Αγορά» — η Ευρωπαϊκή Οικονομική Κοινότητα
γ) «κοινός νους»
(φιλοσ.) το σύνολο τών γνωμών που έχουν γίνει γενικά αποδεκτές σε έναν ορισμένο κοινωνικό χώρο και σε μια δεδομένη εποχή, με αποτέλεσμα να θεωρούνται ως αναμφισβήτητες αλήθειες για κάθε λογικό άνθρωπο
δ) «κοινός διαιρέτης» — ο αριθμός που διαιρεί ακριβώς δύο ή περισσότερους άλλους αριθμούς
ε) «κοινό πολλαπλάσιο» — ο αριθμός που είναι πολλαπλάσιο δύο ή περισσότερων αριθμών
στ) «από κοινού» — μαζί
νεοελλ.-μσν.
το ουδ. ως ουσ. το κοινό(ν)
το πλήθος, ο λαός
μσν.
1. το ουδ. ως ουσ. τὸ κοινόν
η κοινή μοίρα τών ανθρώπων
2. κοινοκτημοσύνη
3. φρ. α) «ὁ κοινὸς λαός» — η λαϊκή τάξη
β) «κοινή αὐλή» — πολιτικό δικαστήριο
γ) «κοινή φωνή» — η γλώσσα του λαού
δ) «τά κοινά γράμματα» — τα στοιχειώδη γράμματα
μσν.-αρχ.
(το αρσ. πληθ. ως ουσ.) oἱ κοινοί
ο λαός
αρχ.
1. (για πρόσ.) όμαιμος, ομοπάτριος («ὦ κοινὸν αὐτάδελφον Ἰσμήνης κάρα», Σοφ.
2. κοινωνός, μέτοχος
3. αμερόληπτος, ουδέτερος, δίκαιος
4. ομιλητικός, προσηνής, αβρός
5. (για γεγονότα) αυτός που έχει τα ίδια αποτελέσματα για όλους
6. (για χρυσό) ο μη αμιγής, ο αναμεμιγμένος με ευτελή μέταλλα
7. (για συλλαβή) αυτή που είναι άλλοτε μακρόχρονη και άλλοτε βραχύχρονη
8. (για ποιήματα) αυτός που έχει ακαθόριστη μετρική μορφή
9. (η δοτ. εν. του θηλ. ως επίρρ.) κοινῇ
α) από κοινού
β) δημοσίως
10. το ουδ. εν. ως ουσ. τὸ κοινόν
α) η πολιτεία, το δημόσιο
β) ομοσπονδιακή ένωση δύο ή περισσότερων πόλεων
γ) ιδιωτική εταιρεία, όμιλος συνεταίρων
δ) επαγγελματική ένωση
ε) συμβούλιο αρχόντων
στ) θρησκευτικός σύλλογος
ζ) ένωση για συλλογή εράνων για οποιοδήποτε σκοπό
η) κυβέρνηση, δημόσιες αρχές
θ) το δημόσιο ταμείο
ι) τα δίκαια τών πολιτών
11. (το ουδ. πληθ. ως ουσ.) τά κοινά
τα χρήματα του δημοσίου
12. (ο συγκριτ.) κοινότερος, -έρα, -ον
(για πολίτευμα) ο πιο φιλελεύθερος, ο λαϊκότερος
13. (ο υπερθετ. ουδ. ως ουσ.) τὸ κοινότατον
το γενικό συμφέρον του λαού
14. φρ. α) «ἀπὸ τοῦ κοινοῦ» — με δημόσια εξουσία
β) «σὺν τῴ κοινῷ» — με κοινή συγκατάθεση
γ) «ἐκ κοινοῦ» — από το δημόσιο ταμείο
δ) «ἀπὸ κοινοῦ» — με δημόσια δαπάνη
ε) «κοινός τόπος»
(ρητορ.) όρος που δηλώνει την τελευταία περίοδο τών λόγων που έχουν συντεθεί για άσκηση
στ) «κοιναὶ ἔννοιαι»
(λογ.) α) αξιώματα
β) γενικές αρχές μιας επιστήμης.
επίρρ...
κοινά και κοινώς (AM κοινῶς)
1. με κοινό τρόπο
2. γενικά, με γενικό, συνηθισμένο τρόπο
3. σε κοινή διάλεκτο, σε κοινή γλώσσα («όπως λέγεται κοινώς...»)
αρχ.
1. από κοινού, μαζί
2. δημόσια, φανερά
3. απερίφραστα
4. με κοινή ή ευρεία σημασία
5. με κοινωνικό τρόπο, κοινωνικώς όπως και οι άλλοι πολίτες.
[ΕΤΥΜΟΛ. Κατά την παραδοσιακή ετυμολογία της λ., το κοινός προέρχεται από το κον-ιός (με επένθεση του ι). Το θ. κον- συνδέεται με το λατ. cum, το γαλατ. com-, το γοτθ. ga- και το αλβ. ke, που όλα σημαίνουν «μαζί», ανάγεται δε στο ΙΕ επίρρ. kom «μαζί». Το επίθημα -ιo- θεωρείται ότι αντιπροσωπεύει εδώ τη συνεσταλμένη βαθμίδα της ΙΕ ρίζας ei- «πηγαίνω» (πρβλ. εἶμι). Η αρχική σημ. της ΙΕ λ. ήταν, επομένως, «συνοδοιπόρος». Νεώτερες απόψεις συνδέουν με το κοινός τη μυκηναϊκή μτχ. παρακμ. kekemena, που χαρακτήριζε τις εκτάσεις οι οποίες αποτελούσαν ιδιοκτησία του δήμου, καθώς και με την ομηρική μτχ. κείων «διασχίζων, διαχωρίζων». Στην περίπτωση αυτή το κοινός ανάγεται στην ετεροιωμένη βαθμίδα koi- της ΙΕ ρίζας kei- «μοιράζω» (βλ. και λ. κεάζω).
ΠΑΡ. κοινότης(-τα)
αρχ.
κοινάν, κοινείον, κοινεών, κοινισμός, κοινίτης, κοινώ, κοινών νεοελλ. κοινάτο.
ΣΥΝΘ. (Α' συνθετικό) κοινοβιακός, κοινοβιάρχης, κοινόβιο(ν), κοινόβιος, κοινοβιότης (-τα), κοινοβουλευτικός, κοινοβούλιο, κοινογαμία, κοινόλεκτος, κοινολεκτώ, κοινολεξία, κοινολογώ, κοινοποιώ, κοινοπραγία, κοινοπραγώ, κοινοτάφιο(ν)
αρχ.
κοινοβίωσις, κοινοβιώτης, κοινοβούλης, κοινόβουλος, κοινοβουλώ, κοινοβωμία, κοινογάμια (τα), κοινογενής, κοινογονία, κοινοδέσποτος, κοινοδημεί, κοινοδήμιον, κοινόδημος, κοινοδικαστήριον, κοινοδίκαιον, κοινοδίκιον, κοινόδικος, κοινοδρομώ, κοινοθανής, κοινοθυλακώ, κοινοκρατηρόσκυφος, κοινόλεκτρος, κοινομετρώ, κοινονοημοσύνη, κοινοπάτωρ, κοινόπλους, κοινοποιός, κοινοπορφυρούς, κοινόπους, κοινοταφής, κοινοτελής, κοινότοκος, κοινοτροφικός, κοινοφαγία, κοινοφιλής, κοινόφρων, κοινοφυής
αρχ.-μσν.
κοινοεργής, κοινολεχής, κοινοπαθής
μσν.
κοινοβιαρχώ, κοινοβλαβής, κοινογραφώ, κοινοεργώ, κοινολαΐτης, κοινομήτωρ, κοινόμικτος, κοινοπάθεια, κοινοπληθής, κοινοπρεπής, κοινοχρηστία
μσν.- νεοελλ.
κοινοβιαρχία, κοινοβιάτης, κοινοποίησις, κοινοπολιτεία, κοινοπολιτικός, κοινοπραξία
νεοελλ.
κοινάδελφος, κοιναισθησία, κοιναισθητικός, κοινέγχυμα, κοινοβουλευτισμός, κοινογαμέτης, κοινοκτημοσύνη, κοινοκτήμων, κοινοκύτταρο, κοινολεκτικός, κοινολόγημα, κοινολόγησις, κοινομυΐα, κοινοπολιτειακός, κοινοσάρκιο, κοινόστεο, κοινοτάρχης, κοινοτοπία, κοινοτοπικός, κοινόχρηστος. (Β' συνθετικό) επίκοινος, πάγκοινος
αρχ.
άκοινος, δημόκοινος, μετάκοινος, σύγκοινος, φιλόκοινος.

Greek Monotonic

κοινός: -ή, -όν σπανίως -ός, -όν (από το ξύν = σύν, πρβλ. ξυνός
Α. I. 1. κοινά μοιρασμένος, αυτός που ανήκει σε πολλούς, αντίθ. προς το ἴδιος, σε Ησίοδ., Αττ.· παροιμ., κοινὸν τύχη, σε Αισχύλ.· κοινὰ τὰ τῶν φίλων, σε Ευρ.
2. με δοτ., κ. τινι, κοινός σε ή με κάτι άλλο, σε Αισχύλ.· επίσης με γεν., πάντων κ. φάος, στον ίδ.
II. κοινός σε όλους τους ανθρώπους, δημόσιος, κοινόχρηστος, γενικός, σε Ηρόδ., Θουκ. κ.λπ.
III. 1. τὸ κοινόν, πολιτεία, Λατ. respublica, σε Ηρόδ., Αττ.
2. διακυβέρνηση, δημόσιες αρχές, σε Θουκ., Ξεν.· ἀπὸ τοῦ κοινοῦ, μέσω δημόσιας εξουσίας, σε Ηρόδ.· ἄνευ τοῦ τῶν πάντων κοινοῦ, χωρίς τη συναίνεση της συμμαχίας, σε Θουκ.
3. δημόσιο ταμείο, σε Ηρόδ., Θουκ.
4. τὰ κοινά, δημόσια ζητήματα, σε Ρήτ.· πρὸς τὰ κοινὰ προσελθεῖν, προσιέναι, μπαίνω στο δημόσιο βίο, σε Δημ. κ.λπ.· επίσης τα δημόσια χρήματα, σε Αριστοφ.
IV. κοινός, συνηθισμένος, κανονικός, σε Πλάτ. κ.λπ.
V. 1. λέγεται για πρόσωπα κοινής καταγωγής ή συγγενεύοντα μεταξύ τους, ιδίως για όσους έχουν αδελφική σχέση, σε Πίνδ., Σοφ.
2. όπως το κοινωνός, συμμέτοχος, σε Σοφ., Αριστοφ.
3. αυτός που ακούει τους πάντες, αντικειμενικός, αμερόληπτος, σε Θουκ., Πλάτ.· καταδεκτικός, προσηνής, φιλοπροσήγορος, σε Ξεν.
4. λέγεται για περιστατικά, κοινότεραι τύχαι, περισσότερο ίσες (δηλ. δικαιότερες) ευκαιρίες, σε Θουκ.
VI. λέγεται για κρέατα, κοινός, ανόσιος, ακάθαρτος, βέβηλος, σε Καινή Διαθήκη Β. I. 1. επίρρ. κοινῶς, από κοινού, μαζί, αντίθ. προς το ἰδίᾳ, σε Ευρ. κ.λπ.
2. δημόσια, σε Θουκ. κ.λπ.
3. κοινωνικά, όπως οι άλλοι πολίτες, σε Αριστ., Πλούτ.
4. με συνηθισμένη γλώσσα ή τρόπο, σε Πλούτ.
II. 1. ομοίως δοτ. θηλ. κοινῇ, από κοινού, με κοινή συναίνεση, συμφώνως, σε Ηρόδ., Σοφ., Ευρ.
2. δημοσίως, σε Ξεν.
III. ομοίως με πρόθ., ἐς κοινόν, από κοινού, σε Αισχύλ.· εἰς τὸ κ., για κοινή χρήση, σε Πλάτ.

Dutch (Woordenboekgrieks.nl)

κοινός -ή -όν, post- Hom. f. ook - ός gemeenschappelijk van zaken gemeenschappelijk (aan), gedeeld (door):; ἐκ κοινοῦ πλείστη τε χάρις δαπανή τ’ ὀλιγίστη wat gemeenschappelijk is geeft het meeste plezier en de minste kosten Hes. Op. 723; met gen.:; πάντων … κοινὸν φάος licht dat gemeenschappelijk is aan alle mensen Aeschl. PV 1092; met dat.:; ὑμῖν φῶς … καὶ τοῖσδ’ ἅπασι κοινόν een gemeenschappelijk licht voor jullie en alle mensen hier Aeschl Ag. 523; οὕτω κοινόν τι ἄρα χαρᾷ καὶ λύπῃ δάκρυά ἐστιν zozeer zijn tranen iets dat vreugde en smart delen Xen. Hell. 7.1.32; οἰκία κοινοτάτη ἀεὶ τῷ δεομένῳ een huis dat altijd het meest open stond voor wie in nood was And. 1.147; spreekw.: κοινὰ τὰ τῶν φίλων bezit van vrienden is gemeenschappelijk Eur. Or. 735. algemeen geldend, gewoon:; ὁ μῦθος … κοινὸς οὐδαμῶς ὅδε dit verhaal was zeker niet voor ieders oren bestemd Eur. Hipp. 609; ἔστιν ἐν τῷ κοινῷ het hoort bij het algemene lot And. 2.6; ταῦτα δὴ τὰ κοινὰ ‘ φίλτατον τέκνον’ zo'n gemeenplaats als ‘liefste kind’ Men. Sam. 242; christ. profaan, onrein:. κ. χεῖρες onreine handen NT Marc. 7.2; οὐδέποτε ἔφαγον πᾶν κοινὸν καὶ ἀκάθαρτον ik heb nooit iets profaans of onreins gegeten NT Act. Ap. 10.14. spec. politiek, van staatszaken gemeenschappelijk, (van het) collectief:; τὸ κ. ἀγαθόν het algemeen goed Thuc. 5.90; τὰ κ. χρήματα staatsfinanciën Xen. Hell. 6.5.34; κ. ἀδικήματα vergrijpen jegens de gemeenschap Dem. 21.45; εἰς κοινὸν publiekelijk Dem. 19.156; κατὰ κοινόν gezamenlijk Dem. 21.94; subst. τὰ κοινά het algemeen belang; staatszaken:; πρὸς τὰ κοινὰ προσελθεῖν aan staatszaken deelnemen Dem. 18.257; stadsbestuur:; τὰ κοινὰ τῶν Βαβυλωνίων het stadsbestuur van Babylon Hdt. 3.156.2; τὸ κοινόν staat, bond:; τῶν Ἰώνων de Ionische bond Hdt. 5.109.3; τὸ κοινὸν τὸ τῶν πολιτῶν de gemeenschap van de burgers Aristot. Pol. 1283b41; regering:; ἀπὸ τοῦ κοινοῦ van overheidswege Hdt. 5.85.1; ἄνευ τοῦ πάντων κοινοῦ zonder toestemming van de algemene vergadering Thuc. 4.78.3; van publieke gelden, sing. en plur. staatskas, openbare middelen:. γενομένων χρημάτων μεγάλων ἐν τῷ κοινῷ toen er grote bedragen in de staatskas gekomen waren Hdt. 7.144.1; πλουτήσαντες δ’ ἀπὸ τῶν κοινῶν rijk geworden dankzij de openbare middelen Aristoph. Pl. 569; ἀπὸ κοινοῦ op staatskosten Xen. An. 4.7.27. van pers. van gemeenschappelijke afkomst, verwant:; ἠθέλησε δ’ αἵματος κοινοῦ πάσασθαι hij wilde zich verzadigen aan bloed van zijn verwant Soph. Ant. 202; κοιναί γε πατρὸς ἀδελφεαί ja, bloedeigen zusters van hun vader Soph. OC 535; deelnemend:; κοινὸς ἐν κοινοῖσι λυπεῖσθαι gezamenlijk met de kameraden delen in verdriet Soph. Ai. 267; die met iedereen omgaat, dienstvaardig, vriendelijk:; τῷ κοινῷ καὶ φιλανθρώπῳ door zijn toegankelijkheid en menslievendheid Plut. Cr. 7.4; met dat.:; κοινοὺς τῶν Ἑλλήνων τῷ βουλομένῳ μανθάνειν toegankelijk voor elke Griek die wil leren Plat. Men. 91b; onpartijdig:. κοινοὺς εἶναι τῷ τε διώκοντι καὶ τῷ φεύγοντι onpartijdig zijn ten opzichte van aanklager en beschuldigde Lys. 15.1. filos. algemeen, universeel:. τὸ κοινὸν λαμβάνειν περὶ αὐτῶν het algemene hierover vatten Plat. Tht. 185b. adv. κοινῶς gezamenlijk, collectief:; κ. ὠφέλησαν door hun collectief optreden hebben zij voordeel gebracht Thuc. 2.42.3; κοινῶς πράττειν gezamenlijk optreden Plut. Ant. 33.1; sociaal:; οὐδὲ κοινῶς οὐδὲ πολιτικῶς οὐδεπώποτ’ ἐβίωσαν zij hebben hun leven nooit laten leiden door sociaal of staatkundig belang Isocr. 4.151; in het algemeen:. τὰ δὲ σκῦλα σπόλια μὲν κοινῶς, ἰδίως δ’ ὀπίμια ταῦτα καλοῦσι de oorlogsbuit noemen ze in het algemeen spolia, maar met een specifieke term opimia Plut. Marc. 8.9.

Russian (Dvoretsky)

κοινός:
1) общий, касающийся всех, принадлежащий всем, распространяющийся на всех (ὠφέλημα θνητοῖσιν Aesch.): κοινὰ τὰ τῶν φίλων Eur., Plat. у друзей все общее; κοινὴ ἐς φίλους ἀρωγή Soph. помощь всем друзьям; ἥκει ὑμῖν φῶς καὶ τοῖσδε ἅπασι κοινόν Aesch. воссиял свет и для вас, и для всех них; κοινὸν τοῦτο Λακεδαιμονίων τε καὶ Ἀθηναίων Plat. это (победа при Платеях) есть общее дело лакедемонян и афинян;
2) общий, свойственный всем (κοινόν τι χαρᾷ καὶ λύπῃ δάκρυα Xen.): οὔ μοι κοινόν τι πρὸς Ὀθρυάδαν γεγένηται Anth. у меня ничего не было общего с Отриадом;
3) общий, общественный, публичный (τὸ ἀγαθόν Thuc.; τὰ χρήματα Xen.): κοινῷ λόγῳ Her. по общему решению; ὁ τῆς πόλεως κ. δήμιος Plat. государственный исполнитель приговоров;
4) общий, общеупотребительный, обычный, обыкновенный: ἡ κοινὴ διάλεκτος грам. общеупотребительный, т. е. разговорный язык; ἡ κοινὴ ἔννοια или ἐπίνοια Polyb. здравый смысл; κ. τόπος (лат. locus communis) рит. общее место, общеизвестная истина;
5) общедоступный, подлежащий оглашению: ὁ μῦθος κ. οὐδαμῶς ὅδε Eur. такое признание не должно стать всеобщим достоянием;
6) участвующий в общем деле, причастный (κοινὸν ποιεῖσθαί τινα ἔν τινι Soph.): οὐδὲ τῷ νοινῷ γέ μοι Arph. (он ничего не дал) даже мне, (своему) сотоварищу;
7) родственный, родной (αἷμα Soph.);
8) беспристрастный, тж. нейтральный (φοβούμεθαύμᾶς μὴ οὐ κοινοὶ ἀποβῆτε Thuc.; κοινοὺς εἶναι τῷ τε διώκοντι καὶ τῷ φεύγοντι Lys.): κ. τῷ βουλομένῳ μανθάνειν Plat. одинаково доступный для всякого желающего учиться;
9) обходительный, приветливый, любезный (ἅπασι Isocr.);
10) равный, одинаковый: κοινότεραι τύχαι ἢ κατὰ τὸ διαφέρον πλῆθος Thuc. результаты (военных действий) более равные, чем это соответствовало бы различной численности (противников);
11) лишенный святости (κοινὸν ἡγεῖσθκί τι NT): κοιναῖς χερσὶν ἐσθίειν NT есть немытыми руками;
12) лог. общий, лежащий в основе, основной (αἱ ἀρχαί, τὰ ἀξιώματα Arst.);
13) грам. общий: κοινὴ συλλαβή (лат. syllaba anceps) слог, могущий быть то долгим, то кратким; κ. τῷ γένει (лат. generis comrnunis) имеющий одинаковую форму для мужского и женского родов - см. тж. κοινόν, κοινά, κοινῇ.

Frisk Etymological English

Grammatical information: adj.
Meaning: common, public, usual, impartial, τὸ κοινόν the community, common good, public, leading authority, league (IA., Hes.; Hom. has ξυνός);
Compounds: several compp.
Derivatives: 1. *κοινάων (Schwyzer 521, Chantraine Formation 163) > Dor. Arc. κοινάν, -ᾶνος m. (Pi., Lokris, Tegea), Att. κοινεών, -ῶνος m. (E. HF 149, 340), κοινών, -ῶνος m. (X. Cyr.; nach κοινωνέω etc.) fellow-traveller, companion; from there Dor. κοινανέω (Dor. treaty ap. Th. 5, 79, 1; Argos, Delphi), Att. κοινωνέω (for *κοινεωνέω) be participater, participate with κοινανία (Pi.), Att. κοινωνία community, share and κοινωνός companion etc. (prob. backformation; Leumann Hom. Wörter 224 n., Mom. 3); from there κοινανικός (Archyt.), κοινωνικός (Att.) common, social; κοινωνιμαῖος regarding the community (pap.; Chantraine Formation 49, Mél. Maspéro 2, 220); from κοινωνέω also κοινώνημα (Pl., Arist.). - Further nominal derivv.: 2. κοινότης f. community, affability (Att., hell.); 3. κοινεῖον public hall, community etc. (inscr.); 4. κοινάριον dimin. of κοινόν (written cynarium, CIL 13, 10021, 199). - Denomin. verb κοινόω, -όομαι makre communal, share, also make communal, profanate, midd. act as member of a community, participate, ask for advice (IA; Pi. aor. κοινᾶσαι) with κοίνωμα, -μάτιον joint, band (Ph. Bel.), κοίνωσις intercourse (Plu.).
Origin: IE [Indo-European] [612] *kom with
Etymology: If κοινός stands for *κονι̯ός, it agrees (through older *κομι̯ός or to CGr. *κον?, Schwyzer 309) with an Italo-Celtic preposition (prefix), e. g. Lat. cum, com- (con-), Gaul. com- with, together with, IE. adverb *kom together; here prob. also the prefixes Germ., e. g. Goth. ga-, Alb. kë- with-. - Wrong older interpretations in Bq.

Middle Liddell

κοινός, ή, όν [from ξύν = σύν, cf. ξυνός
I. common, shared in common, opp. to ἴδιος, Hes., attic; proverb., κοινὸν τύχη Aesch.; κοινὰ τὰ τῶν φίλων Eur.
2. c. dat., κ. τινι common to or with another, Aesch.; also c. gen., πάντων κ. φάος Aesch.
II. common to all the people, common, public, general, Hdt., Thuc., etc.
III. τὸ κοινόν the state, Lat. respublica, Hdt., attic
2. the government, public authorities, Thuc., Xen.; ἀπὸ τοῦ κοινοῦ by public authority, Hdt.; ἄνευ τοῦ τῶν πάντων κοινοῦ without consent of the league, Thuc.
3. the public treasury, Hdt., Thuc.
4. τὰ κοινά public affairs, Oratt.; πρὸς τὰ κοινὰ προσελθεῖν, προσιέναι to enter public life, Dem., etc.; also the public money, Ar.
IV. common, ordinary, usual, Plat., etc.
V. of Persons, of common origin or kindred, especially of brothers and sisters, Pind., Soph.
2. like κοινωνός, a partner, Soph., Ar.
3. lending a ready ear to all, impartial, Thuc., Plat.:— courteous, affable, Xen.
4. of events, κοινότεραι τύχαι more impartial (i. e. more equal) chances, Thuc.
VI. of meats, common, profane, NTest.
B. adv. κοινῶς, in common, jointly, opp. to ἰδίᾳ, Eur., etc.
2. publicly, Thuc., etc.
3. sociably, like other citizens, Arist., Plut.
4. in common language or fashion, Plut.
II. so fem. dat. κοινῇ, in common, by common consent, in concert, Hdt., Soph., Eur.
2. publicly, Xen.
III. so with Preps., ἐς κοινόν in common, Aesch.; εἰς τὸ κ. for common use, Plat.

Frisk Etymology German

κοινός: {koinós}
Forms: τὸ κοινόν Gemeinde, Gemeingut, öffentliche, leitende Behörde, Bund (ion. att. seit Hes.; Hom. dafür ξυνός);
Meaning: gemeinsam, gemeinschaftlich, öffentlich, gewöhnlich, unparteiisch,
Composita: zahlreiche Kompp. aus verschiedenen Zeiten.
Derivative: Ableitungen. 1. *κοινάων (Schwyzer 521, Chantraine Formation 163) > dor. ark. κοινάν, -ᾶνος m. (Pi., Lokris, Tegea), att. κοινεών, -ῶνος m. (E. HF 149, 340), κοινών, -ῶνος m. (X. Kyr.; nach κοινωνέω usw.) Gefährte, Genosse, Bundesgenosse; davon dor. usw. κοινανέω (dor. Vertrag ap. Th. 5, 79, 1; Argos, Delphi), att. κοινωνέω (für *κοινεωνέω) Teilnehmer sein, teilnehmen mit κοινανία (Pi.), att. κοινωνία Gemeinschaft, Anteil und κοινωνός Gefährte (wahrscheinlich Rückbildung; Leumann Hom. Wörter 224 A., Mom. 3); davon κοινανικός (Archyt.), κοινωνικός (att.) gemeinschaftlich, sozial; κοινωνιμαῖος die Gemeinschaft betreffend (Pap.; Chantraine Formation 49, Mél. Maspéro 2, 220); von κοινωνέω noch κοινώνημα (Pl., Arist. u. a.). — Sonstige nominale Ableitungen: 2. κοινότης f. Gemeinschaftlichkeit, Leutseligkeit (att., hell.); 3. κοινεῖον öffentliche Halle, Verein (Inschr. u. a.); 4. κοινάριον Demin. von κοινόν (geschr. cynarium, CIL 13, 10021, 199). — Denominatives Verb κοινόω, -όομαι gemeinsam machen, teilen, auch gemein machen, profanieren, Med. in Gemeinschaft treten, sich beteiligen, um Rat fragen (ion. att.; Pi. Aor. κοινᾶσαι) mit κοίνωμα, -μάτιον Fuge, Band (Ph. Bel.), κοίνωσις Umgang, Verkehr (Plu. u. a.).
Etymology: Wenn κοινός mit Metathese für *κονι̯ός steht, gesellt es sich (über älteres *κομι̯ός oder zu urgr. *κον?, Schwyzer 309) zu einer italokeltischen Präposition (Präfix), z. B. lat. cum, com- (con-), gall. com- mit, zusammen mit, idg. Adverb *kom zusammen; dazu wahrscheinlich auch die Präfixe germ., z. B. got. ga-, alb. - ‘mit-’. Im i̯o-Suffix will Brugmann IF 17, 355 die Schwundstufe von idg. ei- gehen erkennen (dazu Schwyzer 472). — Verfehlte ältere Deutungen bei Bq.
Page 1,892-893

Chinese

原文音譯:koinÒj 虧挪士
詞類次數:形容詞(12)
原文字根:共有 相當於: (יַחַד‎ / יַחְדָּו‎)
字義溯源:公用*,公,同享,俗,俗物,平常,不潔淨,公有的,共有的,平常,不純潔;或源自(σύν / συνεπίσκοπος)=同*,結合)
同源字:1) (κοινός)公用 2) (κοινόω)玷污 3) (κοινωνέω)分享 4) (κοινωνία)合夥 5) (κοινωνικός)相通的 6) (κοινωνός)分享者 7) (συγκοινωνέω)共同分享 8) (συγκοινωνός)一同有分
出現次數:總共(12);可(1);徒(5);羅(3);多(1);來(1);猶(1)
譯字彙編
1) 俗物(2) 徒10:14; 徒11:8;
2) 不潔淨的(2) 羅14:14; 羅14:14;
3) 共有的(1) 多1:4;
4) 平常(1) 來10:29;
5) 所同享(1) 猶1:3;
6) 就不潔淨(1) 羅14:14;
7) 俗的(1) 徒10:28;
8) 公(1) 徒2:44;
9) 公用(1) 徒4:32;
10) 用俗(1) 可7:2

English (Woodhouse)

affable, cheerful, common, courteous, free, general, impartial, joint, open, public, unbiassed, open to all, shared by all, shared by others

⇢ Look up on Google | Wiktionary | LSJ full text search (Translation based on the reversal of Woodhouse's English to Ancient Greek dictionary)