σύννομος: Difference between revisions

|elnltext=σύννομος -ον [συννέμω] samen grazend:; σύννομα μῆλ ’ ἐσορῶν kijkend hoe de schapen samen grazen Theocr. Id. 8.56; samen levend:; φῦλα πάντα συννόμων πτεροφόρα alle gevleugelde soorten van samenlevende (vogels) Aristoph. Av. 1756; overdr. samenlevend met, gepaard met, met dat.: ἔρωτας ἄταισι... συννόμους hartstochten die gepaard gaan met ellende Aeschl. Ch. 598. delend in, met gen.:; ξύννομε τῶν ἐμῶν ὕμνων deelgenoot van mijn liederen Aristoph. Av. 678; subst. deelgenoot:. αἱ... σύννομοι de echtgenotes Soph. OC 340. overeenkomstig, verwant:. σ. ἄστρον een soortgelijke ster Plat. Tim. 42b.