προβάλλω: Difference between revisions

From LSJ

ναύτης ὁ ἐν τῇ νηῒ μένων βούλεται τοὺς τέτταρας φίλους ἰδεῖν → the sailor staying on the ship wants to see his four friends

Source
m (Text replacement - " )" to ")")
m (Text replacement - "( " to "(")
Tags: Mobile edit Mobile web edit
Line 17: Line 17:
}}
}}
{{elnl
{{elnl
|elnltext=προ-βάλλω voor... gooien naar voren werpen, voor... gooien, toewerpen: met acc. en dat. of prep..; Νότος Βορέῃ προβάλεσκε de zuidenwind wierp (het vlot) aan de noordenwind toe Od. 5.331; τρωγάλια τοῖς θεωμένοις de toeschouwers nootjes toewerpen Aristoph. Pl. 799; overdr. ongunstig blootstellen aan:. ἐμαυτὸν εἰς ἀρὰς δεινὰς προβάλλων mijzelf blootstellend aan vreselijke vervloekingen Soph. OT 745; ( Νυμφαί) αἷς με σὺ προύβαλες (de Nimfen) aan wie jij mij hebt overgeleverd Plat. Phaedr. 241e. met alleen acc..; κακὴν ἔριδα προβαλόντες een rampzalig gevecht voeren in de voorhoede Il. 11.529; κάρα προβάλλων... ὀχημάτων de voorkant van hun wagen voor de andere gooiend (de andere snijdend) Soph. El. 740; τὸν ἵππον ἄμφω τὰ δεξιὰ προβεβληκότα het paard dat met beide rechterbenen vooruit stapt Aristot. Poët. 1460b19; πρόβαλ’ αὐτόν stuur hem naar voren Luc. 19.25; ook med..; οὐλοχύτας προβάλλεσθαι offergerst voor zich uitstrooien Il. 1.458; θεμείλιά τε προβάλοντο zij storten de funderingen ervoor (van een grafheuvel) Il. 23.255; τῇ δ’ ἱστὸν στήσαιτο γυνὴ προβάλοιτό τε ἔργον moge de vrouw op die dag haar weefgetouw opstellen en haar werk voor zich neerzetten Hes. Op. 779; οὔκουν προβαλεῖ τὼ χεῖρε; wil je je handen wel eens uitsteken? Aristoph. Ran. 201; zonder acc., met gen., med. zich opwerpen boven, overtreffen:. ἐγὼ δέ κε σεῖο νοήματί γε προβαλοίμην in inzicht overtref ik jou toch wel Il. 19.218. weggooien, prijsgeven:; προβάλλουσι δὲ σφέας αὐτοὺς ὑπὸ τοῦ κακοῦ τοῦ κεχρησμένου omdat ze onder de indruk van de voorspelde ramp de wanhoop ten prooi waren Hdt. 7.141.1; met pred. bep..; π. ἀκήδευτα τὰ σώματα de lichamen onbegraven op straat gooien Plut. Per. 28.2; ook med.. ἐν ᾗ με προυβάλου ἄφιλον waar je mij zonder vrienden hebt weggegooid Soph. Ph. 1017. overdr. toewerpen, opwerpen, voorleggen, voorhouden: met acc. en dat.. μοι τὴν θέμιν σὺ προὔβαλες jij hebt mij dit recht gegeven Soph. Tr. 810; ἕτερον αὖ σοι προβαλῶ τι δεξιόν ik zal je een ander slim voorstel doen Aristoph. Nub. 757; τοὔνομα τὸ τῆς εἰρήνης ὑμῖν προβάλλει hij houdt jullie de naam vrede (als lokkertje) voor Dem. 9.8. met alleen acc..; χαλεπὴν προβέβληκας αἵρεσιν je hebt mij een moeilijke keuze voorgelegd Plat. Sph. 245b; ἀπορίαν ἣν... προβάλλουσί τινες de vraag die sommigen opwerpen Aristot. Pol. 1283b35; ook med. naar voren brengen:. οὔτε γὰρ ἔθνος... ἔχομεν προβαλέσθαι σοφίης πέρι er is namelijk geen enkel volk dat wij als voorbeeld van wijsheid kunnen aanwijzen Hdt. 4.46.1; τὴν ἀγαθὴν προβαλλομένους ἐλπίδα de hoop op succes voor ogen houdend Dem. 18.97. ervoor gooien (ter bescherming), meestal med. ter bescherming voor zich houden:; προβαλόμενοι τὰ ὅπλα met de wapens voor zich uit Xen. An. 1.2.17; προβεβλημένοι τοὺς θωρακοφόρους onder dekking van de gepantserden Xen. Cyr. 6.3.24; τὴν Εὔβοιαν προβαλέσθαι πρὸ τῆς Ἀττικῆς Euboia als bescherming voor Attica gebruiken Dem. 18.301; τὸν Ὅμηρον δοκεῖ μοι χρῆναι προβάλλεσθαι ik denk dat ik me moet verdedigen met (het gezag van) Homerus Plat. Lach. 201b; overdr. beschermen, dekken:; πρὸ ἀμφοῖν προβεβλημένος hun beiden dekking gevend Xen. An. 4.2.21; met gen..; τούτου προβέβληται Πολύευκτος zijn beschermheer is Polyeuktes Dem. 21.139; abs..; προβάλλεσθαι... οὔτ’ οἶδεν οὔτ’ ἐθέλει hij kan of wil zich geen dekking geven Dem. 4.40; overdr..; προβεβλημένος voorzichtig Dem. 19.27; als excuus naar voren brengen:; Κύπριν προβάλλειν je achter Aphrodite verschuilen Eur. Hec. 825; ook med.. ἀπειρίαν... προβαλλομένους onervarenheid als excuus gebruiken Thuc. 2.87.3. med. naar voren schuiven, kandidaat stellen:; λῃτουργεῖν οὗτοι προυβάλλοντο zij bleven (mij) voorstellen als kandidaat voor staatsdienst And. 1.132; προυβάλλοντο αὐτόν zij schoven hem naar voren Xen. An. 6.1.25; π. ἑαυτόν zichzelf kandidaat stellen Dem. 21.15; ook pass.: ὁ Δηιόκης ἦν πολλὸς ὑπὸ παντὸς ἀνδρὸς... προβαλλόμενος Deïoces werd met nadruk door iedereen als kandidaat genoemd Hdt. 1.98.1. med. jur. voor de voeten werpen, aanklagen wegens: met dubb. acc..; τοῦτο γὰρ αὐτὸν ἐγὼ προυβαλόμην daarvoor heb ik hem aangeklaagd Dem. 21.28; pass..; προὐβλήθησαν δὲ καὶ ἄλλοι τέτταρες nog vier anderen werden is staat van beschuldiging gesteld Xen. Hell. 1.7.35; ὁ προβαλλόμενος de aanklager Dem. 21.179; uitbr. kritiseren. Plut. TG et CG 35(14).2.
|elnltext=προ-βάλλω voor... gooien naar voren werpen, voor... gooien, toewerpen: met acc. en dat. of prep..; Νότος Βορέῃ προβάλεσκε de zuidenwind wierp (het vlot) aan de noordenwind toe Od. 5.331; τρωγάλια τοῖς θεωμένοις de toeschouwers nootjes toewerpen Aristoph. Pl. 799; overdr. ongunstig blootstellen aan:. ἐμαυτὸν εἰς ἀρὰς δεινὰς προβάλλων mijzelf blootstellend aan vreselijke vervloekingen Soph. OT 745; (Νυμφαί) αἷς με σὺ προύβαλες (de Nimfen) aan wie jij mij hebt overgeleverd Plat. Phaedr. 241e. met alleen acc..; κακὴν ἔριδα προβαλόντες een rampzalig gevecht voeren in de voorhoede Il. 11.529; κάρα προβάλλων... ὀχημάτων de voorkant van hun wagen voor de andere gooiend (de andere snijdend) Soph. El. 740; τὸν ἵππον ἄμφω τὰ δεξιὰ προβεβληκότα het paard dat met beide rechterbenen vooruit stapt Aristot. Poët. 1460b19; πρόβαλ’ αὐτόν stuur hem naar voren Luc. 19.25; ook med..; οὐλοχύτας προβάλλεσθαι offergerst voor zich uitstrooien Il. 1.458; θεμείλιά τε προβάλοντο zij storten de funderingen ervoor (van een grafheuvel) Il. 23.255; τῇ δ’ ἱστὸν στήσαιτο γυνὴ προβάλοιτό τε ἔργον moge de vrouw op die dag haar weefgetouw opstellen en haar werk voor zich neerzetten Hes. Op. 779; οὔκουν προβαλεῖ τὼ χεῖρε; wil je je handen wel eens uitsteken? Aristoph. Ran. 201; zonder acc., met gen., med. zich opwerpen boven, overtreffen:. ἐγὼ δέ κε σεῖο νοήματί γε προβαλοίμην in inzicht overtref ik jou toch wel Il. 19.218. weggooien, prijsgeven:; προβάλλουσι δὲ σφέας αὐτοὺς ὑπὸ τοῦ κακοῦ τοῦ κεχρησμένου omdat ze onder de indruk van de voorspelde ramp de wanhoop ten prooi waren Hdt. 7.141.1; met pred. bep..; π. ἀκήδευτα τὰ σώματα de lichamen onbegraven op straat gooien Plut. Per. 28.2; ook med.. ἐν ᾗ με προυβάλου ἄφιλον waar je mij zonder vrienden hebt weggegooid Soph. Ph. 1017. overdr. toewerpen, opwerpen, voorleggen, voorhouden: met acc. en dat.. μοι τὴν θέμιν σὺ προὔβαλες jij hebt mij dit recht gegeven Soph. Tr. 810; ἕτερον αὖ σοι προβαλῶ τι δεξιόν ik zal je een ander slim voorstel doen Aristoph. Nub. 757; τοὔνομα τὸ τῆς εἰρήνης ὑμῖν προβάλλει hij houdt jullie de naam vrede (als lokkertje) voor Dem. 9.8. met alleen acc..; χαλεπὴν προβέβληκας αἵρεσιν je hebt mij een moeilijke keuze voorgelegd Plat. Sph. 245b; ἀπορίαν ἣν... προβάλλουσί τινες de vraag die sommigen opwerpen Aristot. Pol. 1283b35; ook med. naar voren brengen:. οὔτε γὰρ ἔθνος... ἔχομεν προβαλέσθαι σοφίης πέρι er is namelijk geen enkel volk dat wij als voorbeeld van wijsheid kunnen aanwijzen Hdt. 4.46.1; τὴν ἀγαθὴν προβαλλομένους ἐλπίδα de hoop op succes voor ogen houdend Dem. 18.97. ervoor gooien (ter bescherming), meestal med. ter bescherming voor zich houden:; προβαλόμενοι τὰ ὅπλα met de wapens voor zich uit Xen. An. 1.2.17; προβεβλημένοι τοὺς θωρακοφόρους onder dekking van de gepantserden Xen. Cyr. 6.3.24; τὴν Εὔβοιαν προβαλέσθαι πρὸ τῆς Ἀττικῆς Euboia als bescherming voor Attica gebruiken Dem. 18.301; τὸν Ὅμηρον δοκεῖ μοι χρῆναι προβάλλεσθαι ik denk dat ik me moet verdedigen met (het gezag van) Homerus Plat. Lach. 201b; overdr. beschermen, dekken:; πρὸ ἀμφοῖν προβεβλημένος hun beiden dekking gevend Xen. An. 4.2.21; met gen..; τούτου προβέβληται Πολύευκτος zijn beschermheer is Polyeuktes Dem. 21.139; abs..; προβάλλεσθαι... οὔτ’ οἶδεν οὔτ’ ἐθέλει hij kan of wil zich geen dekking geven Dem. 4.40; overdr..; προβεβλημένος voorzichtig Dem. 19.27; als excuus naar voren brengen:; Κύπριν προβάλλειν je achter Aphrodite verschuilen Eur. Hec. 825; ook med.. ἀπειρίαν... προβαλλομένους onervarenheid als excuus gebruiken Thuc. 2.87.3. med. naar voren schuiven, kandidaat stellen:; λῃτουργεῖν οὗτοι προυβάλλοντο zij bleven (mij) voorstellen als kandidaat voor staatsdienst And. 1.132; προυβάλλοντο αὐτόν zij schoven hem naar voren Xen. An. 6.1.25; π. ἑαυτόν zichzelf kandidaat stellen Dem. 21.15; ook pass.: ὁ Δηιόκης ἦν πολλὸς ὑπὸ παντὸς ἀνδρὸς... προβαλλόμενος Deïoces werd met nadruk door iedereen als kandidaat genoemd Hdt. 1.98.1. med. jur. voor de voeten werpen, aanklagen wegens: met dubb. acc..; τοῦτο γὰρ αὐτὸν ἐγὼ προυβαλόμην daarvoor heb ik hem aangeklaagd Dem. 21.28; pass..; προὐβλήθησαν δὲ καὶ ἄλλοι τέτταρες nog vier anderen werden is staat van beschuldiging gesteld Xen. Hell. 1.7.35; ὁ προβαλλόμενος de aanklager Dem. 21.179; uitbr. kritiseren. Plut. TG et CG 35(14).2.
}}
}}
{{elru
{{elru

Revision as of 12:40, 13 October 2024

Click links below for lookup in third sources:
Full diacritics: προβάλλω Medium diacritics: προβάλλω Low diacritics: προβάλλω Capitals: ΠΡΟΒΑΛΛΩ
Transliteration A: probállō Transliteration B: proballō Transliteration C: provallo Beta Code: proba/llw

English (LSJ)

fut. προβᾰλῶ: pf. προβέβληκα: Ep.aor.2
A προβάλεσκον Od. 5.331: Hom. has only aor. Act. and Med. without augm.:—throw before or lay before, throw to, Νότος Βορέῃ προβάλεσκε [σχεδίην] φέρεσθαι l.c.; τοὺς μαζοὺς κυσὶ προέβαλε Hdt.9.112; τρωγάλια τοῖς θεωμένοις Ar.Pl. 798; πυροὺς ὀλίγους π. Id.Av.626; π. τινὰ ταῖς Νύμφαις Pl.Phdr.241e; ἀνδρὶ δέμας, of a woman, E.Cret.6: without dat., π. ἀκήδευτα τὰ σώματα Plu.Per.28.
II put forward, π. πρόβλημα Pl.Sph.261a; ἄμφω τὰ δεξιὰ προβεβληκώς, of a horse, Arist.Po.1460b19 (also Med., τὰ ἀριστερὰ προβάλλονται Id.IA706a6); χλαμύδα ἀλώπεκι Paus.4.18.6; π. αὐτὸν ἐς τὸ μέσον Luc.Cat.25: metaph., ἀγαθὴν ἐλπίδα π. σαυτῷ Men.572:—Pass., v. infr. B.111.1.
b in obstetrics, present, Act. and Pass., Hp.Mul.1.69, Sor.2.60, al.
2 ἔριδα προβαλόντες putting forth strife, i.e. striving, Il.11.529.
3 put forward as an argument or plea, ἐπεί μοι τὴν θέμιν προὔβαλες S.Tr.810; Κύπριν E. Hec.825; τοὔνομα τὸ τῆς εἰρήνης D.9.8:—Pass., τὸν ὑφ' ἁπάντων προβαλλόμενον λόγον Th.6.92; ἐς ἐνθυμίαν αἰεὶ προβαλλόμενος Id.5.16.
4 Med., put forward, propose for an office, λῃτουργεῖν π. γυμνασίαρχον And.1.132:—Pass., v. infr. B.1.4.
5 propound a question, task, problem, riddle (cf. πρόβλημα IV), Ar.Nu.757, Pl.R. 536d; αἴνιγμα, γρῖφον, Id.Chrm.162b, Antiph.74.5; χαλεπὴν π. ᾱἵρεσιν Pl. Sph.245b; εὔσκεπτον σκέψιν π. Id.Phlb.65d; ὰπορίαν Arist.Pol.1283b35: later followed by interrog. clause, πρόβαλε σαυτῷ τί ἂν ἐποίησεν ἐν τούτῳ Σωκράτης Epict.Ench.33.12; θεοῦ προβαλόντος πότερον… Aristid.1.41 J.:—Pass., προβάλλεται τάδε θεωρῆσαι, περὶ τοῦ κώνου προβεβλημένα ἐστὶ τάδε, Archim.Con.Sph.Praef., Spir.Praef.
6 put forth beyond, κάρα… ὀχημάτων S.El.740; τῶν ὀδόντων τὴν γλῶσσαν Aret.SA1.7; φλέγμα καὶ ἀφρῶδες ἐκ τοῦ στόματος Philum.Ven.1.2.
III expose, give up, π. σφέας αὐτοὺς ὑπὸ τοῦ κακοῦ give themselves up for lost, Hdt.7.141; ἐμαυτὸν εἰς ἀρὰς δεινάς S.OT745; ψυχὴν π. ἐν κύβοισι δαίμονος hazard, venture, E.Rh.183.
IV send forth, emit, τράγου ὀσμήν v.l. (for προσ-) in Dsc.4.50; τὴν φωνὴν ὀξεῖαν π. D.S.3.8; ἦχον τραχύν Id.5.30, etc.; produce, καρπόν J.AJ 4.8.19; ἄνθος Aët.12.1:—Pass., c. gen., to be emitted from, αἱ τῶν θεῶν δυνάμεις προβεβλημέναι τῶν πρώτων Procl.in Prm.p.552S.
V intr., stick out, of the tongue, Arist.PA660a24.
2 fall forward, εἰς τὸ μέτωπον Sch.Ar.Av.487.
B Med. with pf. Pass. (used also in pass. sense, v. infr.):—throw or toss before one, οὐλοχύτας προβάλοντο Il.1.458, al.: hence, throw away, expose, S.Ph.1017.
2 set before or in front, θεμείλιά τε προβάλοντο Il.23.255.
3 set before oneself, propose to oneself, ἔργον Hes. Op.779.
4 put forward, propose for election, Hdt.1.98, Pl.Lg. 755c sq., X.An.6.1.25, IG22.1343.29, etc.; προβαλλόμενος ἑαυτόν D. 21.15:—Pass., Hdt. l.c., Pl.l.c., etc.; προβληθεὶς πυλάγορος οὗτος D. 18.149, cf.285.
5 c. dat. et inf., challenge a person to...π. μοι [ὀμόσαι] Mitteis Chr.32i14, cf. ii 13(ii B.C.):—Pass., of the oath, to be proposed as a challenge, ib.ii 25, Sammelb. 5231.9 (i A.D.).
II throw beyond, beat in throwing: hence, surpass, excel, c. gen. pers. et dat. rei, ἐγὼ δέ κε σεῖο νοήματί γε προβαλοίμην Il.19.218.
III hold before oneself so as to protect, λαιᾷ ἴτυν Tyrt.15.3; Πηλεΐδᾳ κατ' ὄμμα πέλταν E.Rh.370 (lyr.); τὼ χεῖρε Ar.Ra.201; π. τὰ ὅπλα level arms, opp. μεταβάλλεσθαι (cf. προβολή 1), τὴν φάλαγγα ἐκέλευσε προβαλέσθαι τὰ ὅπλα καὶ ἐπιχωρῆσαι X.An.1.2.17, cf. 6.5.16, Mem.3.8.4: in pf. Pass., σάρισαν προβεβλημένος having his pike advanced, with levelled pike, D.S.17.100; τοὺς θυρεοὺς πρὸ τῶν νώτων… -βεβλημένοι Arr.Tact.36.1; εἰκοσάπηχύν τινα προβεβλ. κοντόν Luc.DMort.27.4; also προβεβλημένοι τοὺς θωρακοφόρους having them to cover one in front, X.Cyr. 6.3.24; π. τάφρον, ποταμόν, of a general, Plb.1.18.3, 2.5.5; π. τῆς… στρατοπεδείας τεῖχος Id.1.48.10, etc.; πόλις -βεβλημένη ποταμόν Str. 11.2.17; π. τὰ θηρία πρὸ τῶν κεράτων, λογχοφόρους τῆς δυνάμεως, Plb.3.72.9, 3.113.6: abs., stand in front, πρὸ ἀμφοῖν προβεβλημένος standing so as to cover both, X.An.4.2.21, cf. Cyr.2.3.10: c. gen., τούτου προβέβληται Πολύευκτος D.21.139; προβάλλεσθαι ἢ ἐναντίον βλέπειν οὔτ' οἶδεν οὔτ' ἐθέλει Id.4.40; προαίρεσις τῆς πολιτείας προβεβλημένη a guarded policy, Id.19.27; πρὸς ἅπαντας -βεβλημένος on one's guard against, Plu.Dio 9:—Pass., ἱππῆς προβέβληνται πρὸ τοῦ δεξιοῦ κέρως Arr.Tact.36.2; κράνη πρὸ τῆς κεφαλῆς π. ib.34.3.
2 metaph., put forward, τὴν ἀγαθὴν προβαλλόμενος ἐλπίδα D.18.97; ταύτην τὴν συμμαχίαν ib.195; τὴν Εὔβοιαν προβαλέσθαι πρὸ τῆς Ἀττικῆς ib.301, cf. 300, Isoc.5.122; τι πρὸ τῆς αἰσχύνης Aeschin.3.11.
b bring forward, cite on one's own part, in defence, τὸν Ὅμηρον π. Pl.La.201b; π. μάρτυρας Is.7.3, etc.; ὁ προβαλόμενος one who has brought evidence, Lex ap.D.46.10; cite as an example, ἔθνος οὐδὲν ἔχομεν προβαλέσθαι σοφίης πέρι Hdt.4.46; use as an excuse or pretext, Th.2.87, etc.; τὸ εὐπρεπὲς ἄσπονδον προβέβληνται Id.1.37; π. σκῆψιν, πρόφασιν, Plb.5.56.7, 15.20.3.
IV in Att. law, accuse a person by προβολή (v. προβολή v), present him as guilty of the offence, προὐβαλόμην ἀδικεῖν τοῦτον περὶ τὴν ἑορτήν D.21.1 (cf. Harp. s.v. προβαλλομένους) ; π. τινά τι ib.28; τινα alone, ib.175; ὁ προβαλλόμενος the prosecutor in a προβολή, ib.179:—Pass., to be accused or presented, προὐβλήθησαν X.HG1.7.35: generally, attack, censure, τὸ ἔθος D.H.4.24, cf. Ph.2.137; τοὺς ψευδομένους J.BJ2.8.7 (s. v.l.), cf. Plu.CG14; opp. ἐπαινεῖν, Id.2.18d.

German (Pape)

[Seite 710] (s. βάλλω), Hom. nur aor. act. u. med., stets ohne Augment, vorwerfen, hinwerfen, τινί τι; Νότος Βορέῃ προβάλεσκε, Od. 5, 331; τρωγάλια τοῖς θεωμένοις, Ar. Plut. 799; auch übertr., ἱππῆες πεζοί τε κακὴν ἔριδα προβαλόντες, den Wettkampf hinwerfend, anfangend, Il. 11, 529; ἑαυτὸν εἰς ἀρὰς δεινάς, Soph. O. R. 745; u. ohne Zusatz, sich jeder Gefahr preisgeben, sein Leben in die Schanze schlagen, vgl. ψυχὴν προβάλλοντ' ἐν κύβοισι δαίμονος, Eur. Rhes. 183; aber Her. 7, 141 = sich selbst wegwerfen, den Muth verlieren, verzweifeln; so ist auch Dem. 19, 27 zu nehmen, προαίρεσις τῆς πολιτείας προβεβλημένη καὶ ἄπιστος. – Auch = preisgeben, ἐπεί μοι τὴν θέμιν σὺ προὔ. βαλες, Soph. Trach. 807, Schol. ἀπέῤῥιψας καὶ παρεῖδες. So Plat. αἷς με σὺ προὔβαλες ἐκ προνοίας, Phaedr. 241 e. – Eine Fragevorlegen, aufgeben, eine Aufgabe stellen, ἕτερον αὖ σοι προβαλῶ τι δεξιόν, Ar. Nubb. 757; Plat. oft, τὰ λογισμῶν παισὶν οὖσι χρὴ προβάλλειν Rep. VII, 536 d, σκέψιν προβέβληκας Phil. 65 d, αἵρεσιν χαλεπήν Soph. 245 b, πρὸς τὴν τοῦ προβληθέντος ζήτησιν Polit. 286 b. – Med., – a) vor sich hinwerfen, -schütten, οὐλοχύτας προβάλοντο, Il. 1, 458. 2, 421 Od. 3, 447; θεμείλιά τε προβάλοντο ἀμφὶ πυρήν, Il. 23, 255, sie legten vorweg, zuerst den Grund; sich vorlegen, vornehmen, ἔργον, Hes. O. 781; hinwerfen, preisgeben, ἐν ᾗ (ἀκτῇ) με προὐβάλου ἄφιλον, Soph. Phil. 1005; vor sich hinhalten, οὔκουν προβαλεῖ τὼ χεῖρε κἀκτενεῖς, Ar. Ran. 201; bes. Waffen zum Schutz, Xen. Cyr. 2, 3, 10 An. 4, 2, 21; ἐκέλευσε προβαλέσθαι τὰ ὅπλα καὶ ἐπιχωρῆσαι ὅλην τὴν φάλαγγα, 1, 2, 17, d. i. sich zum Angriff fertig machen, wobei man den Schild vornimmt unb die Lanze fällt. Vgl. μεταβάλλειν. Daher προβεβλημένοι τοὺς θωρακοφόρους, Xen. Cyr. 6, 3, 24, die vor sich die Geharnischten haben; so auch Pol. oft, τὰ θηρία πρὸ τῶν κεράτων προεβάλλετο, 3, 72, 9; auch τῆς ἰδίας στρατοπεδείας τεῖχος προβαλλόμενοι, 1, 48, 10, vgl. 2, 65, 9; auch προεβάλοντο τάφρον, ποταμόν, 1, 18, 3. 2, 5, 5;. τὸ τεῖχος κύκλῳ προβεβλημένον τὸν ποταμόν, Strab. 11, 14, 6. Bei Dem. 4, 40, προβάλλεσθαι δ' ἢ βλέπειν ἐναντίον οὔτ' οἶδεν οὔτ' ἐθέλει, sich schützen, vertheidigen. – Daher auch als Vorwand brauchen, vorschützen, Einem vorhalten, bes. Sp., wie M. Anton. 1, 12; vgl. noch Aesch. 1, 74, ὅμως πρό γε τῆς αἰσχύνης προβάλλονταί τι καὶ συγκλείουσι τὰς θύρας. – b) vorschlagen, zur Wahl, τοὺς στρατηγοὺς προὐβάλλοντο, Plat. Legg. VI, 756 a; οὓς ἂν κοινῇ προβαλόμενοι ἕλωνται, XI, 916 b; Xen. An. 5, 9, 25 προεβάλλοντο αὐτόν· ἐπειδὴ δὲ ἐδόκει δῆλον, ὅτι αἱρήσονται αὐτόν; Dem. προβληθεὶς πυλαγόρας καὶ τριῶν ἢ τεττάρων χειροτονησάντων αὐτὸν ἀνεῤῥήθη, 19, 149; so auch Pol. 6, 26, 5. – c) für sich anführen, ἔθνος, ein Volk als Beispiel anführen, erwähnen, Her. 4, 46; τὸν Ὅμηρον δοκεῖ μοι χρῆναι προβάλλεσθαι, Plat. Lach. 201 b; als Zeugen, Dem. 46, 10. – d) im Werfen u. übh. übertreffen, ἐγὼ δέ κε σεῖο νοήματί γε προβαλοίμην πολλόν, Il. 19, 218, am Verstande mag ich dich wohl übertreffen. – e) beschuldigen, anklagen (vgl. προβολή), προὐβαλόμην ἀδικεῖν τουτονί, Dem. 21, 1. 175, u. öfter; vgl. Xen. Hell. 1, 7, 35; προβληθέντες ἀπέθανον, Pol. 9, 17, 8.

French (Bailly abrégé)

f. προβαλῶ, ao.2 προέβαλον, par contr. προὔβαλον, pf. προβέβληκα;
I. jeter devant : νότος βορέῃ προβάλεσκε φέρεσθαι OD le notos poussait (le radeau) en avant pour qu'il fût emporté par le vent du nord ; χόρτον PLUT jeter du fourrage (à un cheval) ; fig.
1 lancer, donner le signal de, mettre la main à : κακὴν ἔριδα IL engager une querelle funeste;
2 jeter devant soi, càd mettre en avant comme argument ou prétexte, acc. : προβαλλόμενος λόγος THC parole qu'on met en avant, càd proverbe qui est dans toutes les bouches;
3 proposer (une question, une tâche, etc.) acc.;
II. jeter en avant, précipiter ; προβάλλειν ἑαυτόν HDT s'abandonner soi-même, perdre courage;
III. produire au dehors ; émettre, acc.;
IV. proposer pour une fonction : προβληθεὶς πυλαγόρας DÉM ayant été proposé pour être élu pylagore, càd député au conseil amphictionique;
Moy. προβάλλομαι (f. προβαλοῦμαι, ao.2 προεβαλόμην, par contr. προὐβαλόμην, pf. προβέβλημαι);
A. tr.
I. jeter devant soi : οὐλοχύτας OD commencer le sacrifice en répandant l'orge sacrée;
II. placer devant soi :
1 se proposer, se charger de, acc.;
2 placer devant soi comme un rempart : τὰ ὅπλα XÉN tenir les armes en avant, càd les piques étendues et les boucliers en avant ; προβεβλημένοι τοὺς θωρακοφόρους XÉN couverts par les soldats armés de cuirasses ; abs. se garantir, s'abriter : fig. προβάλλεσθαι συμμαχίαν DÉM s'abriter derrière une alliance ; προβάλλεσθαι μάρτυρα ISOCR se retrancher derrière un témoin, produire un témoin;
3 placer devant soi comme un modèle : ἔθνος σοφίης πέρι HDT se proposer un peuple comme modèle de sagesse;
III. proposer pour une charge, acc.;
IV. jeter en avant, jeter au loin, rejeter : ἐν ᾗ (ἀκτῇ) με προὐβάλου ἄφιλον SOPH ce rivage sur lequel tu m'as jeté sans ami;
V. t. de droit att. poursuivre en justice, acc. ; au sens Pass. être accusé;
B. intr.
1 se jeter devant : τινος ou πρό τινος devant qqn pour le protéger;
2 surpasser : τινος νοήματι IL qqn en intelligence;
NT: bourgeonner ; germer.
Étymologie: πρό, βάλλω.

Dutch (Woordenboekgrieks.nl)

προ-βάλλω voor... gooien naar voren werpen, voor... gooien, toewerpen: met acc. en dat. of prep..; Νότος Βορέῃ προβάλεσκε de zuidenwind wierp (het vlot) aan de noordenwind toe Od. 5.331; τρωγάλια τοῖς θεωμένοις de toeschouwers nootjes toewerpen Aristoph. Pl. 799; overdr. ongunstig blootstellen aan:. ἐμαυτὸν εἰς ἀρὰς δεινὰς προβάλλων mijzelf blootstellend aan vreselijke vervloekingen Soph. OT 745; (Νυμφαί) αἷς με σὺ προύβαλες (de Nimfen) aan wie jij mij hebt overgeleverd Plat. Phaedr. 241e. met alleen acc..; κακὴν ἔριδα προβαλόντες een rampzalig gevecht voeren in de voorhoede Il. 11.529; κάρα προβάλλων... ὀχημάτων de voorkant van hun wagen voor de andere gooiend (de andere snijdend) Soph. El. 740; τὸν ἵππον ἄμφω τὰ δεξιὰ προβεβληκότα het paard dat met beide rechterbenen vooruit stapt Aristot. Poët. 1460b19; πρόβαλ’ αὐτόν stuur hem naar voren Luc. 19.25; ook med..; οὐλοχύτας προβάλλεσθαι offergerst voor zich uitstrooien Il. 1.458; θεμείλιά τε προβάλοντο zij storten de funderingen ervoor (van een grafheuvel) Il. 23.255; τῇ δ’ ἱστὸν στήσαιτο γυνὴ προβάλοιτό τε ἔργον moge de vrouw op die dag haar weefgetouw opstellen en haar werk voor zich neerzetten Hes. Op. 779; οὔκουν προβαλεῖ τὼ χεῖρε; wil je je handen wel eens uitsteken? Aristoph. Ran. 201; zonder acc., met gen., med. zich opwerpen boven, overtreffen:. ἐγὼ δέ κε σεῖο νοήματί γε προβαλοίμην in inzicht overtref ik jou toch wel Il. 19.218. weggooien, prijsgeven:; προβάλλουσι δὲ σφέας αὐτοὺς ὑπὸ τοῦ κακοῦ τοῦ κεχρησμένου omdat ze onder de indruk van de voorspelde ramp de wanhoop ten prooi waren Hdt. 7.141.1; met pred. bep..; π. ἀκήδευτα τὰ σώματα de lichamen onbegraven op straat gooien Plut. Per. 28.2; ook med.. ἐν ᾗ με προυβάλου ἄφιλον waar je mij zonder vrienden hebt weggegooid Soph. Ph. 1017. overdr. toewerpen, opwerpen, voorleggen, voorhouden: met acc. en dat.. μοι τὴν θέμιν σὺ προὔβαλες jij hebt mij dit recht gegeven Soph. Tr. 810; ἕτερον αὖ σοι προβαλῶ τι δεξιόν ik zal je een ander slim voorstel doen Aristoph. Nub. 757; τοὔνομα τὸ τῆς εἰρήνης ὑμῖν προβάλλει hij houdt jullie de naam vrede (als lokkertje) voor Dem. 9.8. met alleen acc..; χαλεπὴν προβέβληκας αἵρεσιν je hebt mij een moeilijke keuze voorgelegd Plat. Sph. 245b; ἀπορίαν ἣν... προβάλλουσί τινες de vraag die sommigen opwerpen Aristot. Pol. 1283b35; ook med. naar voren brengen:. οὔτε γὰρ ἔθνος... ἔχομεν προβαλέσθαι σοφίης πέρι er is namelijk geen enkel volk dat wij als voorbeeld van wijsheid kunnen aanwijzen Hdt. 4.46.1; τὴν ἀγαθὴν προβαλλομένους ἐλπίδα de hoop op succes voor ogen houdend Dem. 18.97. ervoor gooien (ter bescherming), meestal med. ter bescherming voor zich houden:; προβαλόμενοι τὰ ὅπλα met de wapens voor zich uit Xen. An. 1.2.17; προβεβλημένοι τοὺς θωρακοφόρους onder dekking van de gepantserden Xen. Cyr. 6.3.24; τὴν Εὔβοιαν προβαλέσθαι πρὸ τῆς Ἀττικῆς Euboia als bescherming voor Attica gebruiken Dem. 18.301; τὸν Ὅμηρον δοκεῖ μοι χρῆναι προβάλλεσθαι ik denk dat ik me moet verdedigen met (het gezag van) Homerus Plat. Lach. 201b; overdr. beschermen, dekken:; πρὸ ἀμφοῖν προβεβλημένος hun beiden dekking gevend Xen. An. 4.2.21; met gen..; τούτου προβέβληται Πολύευκτος zijn beschermheer is Polyeuktes Dem. 21.139; abs..; προβάλλεσθαι... οὔτ’ οἶδεν οὔτ’ ἐθέλει hij kan of wil zich geen dekking geven Dem. 4.40; overdr..; προβεβλημένος voorzichtig Dem. 19.27; als excuus naar voren brengen:; Κύπριν προβάλλειν je achter Aphrodite verschuilen Eur. Hec. 825; ook med.. ἀπειρίαν... προβαλλομένους onervarenheid als excuus gebruiken Thuc. 2.87.3. med. naar voren schuiven, kandidaat stellen:; λῃτουργεῖν οὗτοι προυβάλλοντο zij bleven (mij) voorstellen als kandidaat voor staatsdienst And. 1.132; προυβάλλοντο αὐτόν zij schoven hem naar voren Xen. An. 6.1.25; π. ἑαυτόν zichzelf kandidaat stellen Dem. 21.15; ook pass.: ὁ Δηιόκης ἦν πολλὸς ὑπὸ παντὸς ἀνδρὸς... προβαλλόμενος Deïoces werd met nadruk door iedereen als kandidaat genoemd Hdt. 1.98.1. med. jur. voor de voeten werpen, aanklagen wegens: met dubb. acc..; τοῦτο γὰρ αὐτὸν ἐγὼ προυβαλόμην daarvoor heb ik hem aangeklaagd Dem. 21.28; pass..; προὐβλήθησαν δὲ καὶ ἄλλοι τέτταρες nog vier anderen werden is staat van beschuldiging gesteld Xen. Hell. 1.7.35; ὁ προβαλλόμενος de aanklager Dem. 21.179; uitbr. kritiseren. Plut. TG et CG 35(14).2.

Russian (Dvoretsky)

προβάλλω: (fut. προβαλῶ, aor. 2 προέβαλον - стяж. προὔβαλον, pf. προβέβληκα; fut. προβαλοῦμαι, pf. προβέβλημαι) тж. med.
1 бросать вперед, кидать (τί τινι Hom.; κυσί τι Her.; τρωγάλιά τινι Arph.): οὐλοχύτας προβάλλεσθαι Hom. посыпать священным ячменем (жертвы); π. ἑωυτὸν ὑπό τινος Her. быть повергнутым в отчаяние чем-л.; ἑαυτὸν εἰς ἀρὰς π. Soph. самого себя предать проклятию; ψυχὴν π. ἐν κύβοισι Eur. поставить жизнь на карту; κακὴν ἔριδα π. Hom. вступать в жестокий бой;
2 бросать, покидать, оставлять (προβάλλεσθαί τινα ἔρημον Soph.);
3 пренебрегать, презирать, попирать: π. τὴν θέμιν Soph. попирать право;
4 выставлять, выдвигать вперед (προβαλέσθαι τὰ ὅπλα Xen.; τὼ χεῖρε Arph.): τότ᾽ ἄλλος, ἄλλοθ᾽ ἅτερος κάρα προβάλλων Soph. (о мчащихся конях) попеременно опережая друг друга на голову;
5 опережать, превосходить (προβαλέσθαι τινὰ νοήματι Hom.);
6 выставлять в качестве кандидата, предлагать к избранию (med. στρατηγούς Plat.): προβληθεὶς πυλάγορος Dem. предложенный к избранию пилагором; προβαλλόντων αὐτῶν NT по их предложению;
7 выставлять (в качестве довода или предлога), приводить, упоминать (μάρτυρας Isae.): ὁ ὑφ᾽ ἁπάντων προβαλλόμενος λόγος Thuc. слова, которые у всех на устах; τὸν Ὃμηρον προβάλλεσθαι Plat. цитировать в свою защиту Гомера; ἔθνος (τι) προβαλέσθαι σοφίης πέρι Her. привести какой-л. народ в качестве образца мудрости; ἀπειρίαν προβάλλεσθαι Thuc. ссылаться на свою неопытность; προβάλλεσθαι τὸ ἄσπονδον Thuc. мотивировать свой нейтралитет;
8 (о задаче, вопросе и т. п.) ставить, выставлять, предлагать (αἵρεσιν χαλεπήν Plut.; τὴν ἀπορίαν Arst.): προβάλλεσθαι ἔργον Hes. приступать к работе; π. τι δεξιόν τινι Arph. предложить кому-л. замысловатый вопрос;
9 med. выставлять в виде защиты (τοὺς θωρακοφόρους Xen.): τῆς στρατοπεδείας τεῖχος π. Polyb. обнести расположение войск стеной; π. τὴν συμμαχίαν Dem. оградить себя военным союзом; πρὸ ἀμφοῖν προβεβλημένος Xen. прикрыв (своим щитом) обоих; προαίρεσις πολιτείας προβεβλημένη Dem. осмотрительная политика;
10 использовать в качестве прикрытия (τὸν παρὰ τῇ πόλει ῥέοντα ποταμόν Polyb.);
11 испускать, издавать (τὴν φωνὴν ὀξεῖαν Diod.);
12 выпускать почки (ὅταν προβάλωσιν, sc. τὰ δένδρα NT);
13 закладывать, класть впереди (θεμέλια ἀμφί τι προβαλέσθαι Hom.);
14 (см. προβολή 9) med. юр. обвинять (τινά τι и ἀδικεῖν τινα Dem.): ὁ προβαλλόμενος Dem. обвинитель; προὐβλήθησαν καὶ ἐδέθησαν Xen. они были обвинены и подвергнуты заключению.

Greek (Liddell-Scott)

προβάλλω: μέλλ. -βᾰλῶ˙ πρκμ. -βέβληκα˙ Ἰωνικ. ἀόρ. β’ προβάλεσκον˙ ― ὁ Ὅμ. ἔχει μόνον τὸν ἐνεργ. καὶ μέσ. ἀόρ. ἄνευ αὐξήσ., ὠθῶ πρὸς τὰ ἐμπρὸς, «σπρώχνω», Νότος Βορέῃ προβάλεσκε (σχεδίην) φέρεσθαι, ὁ Νότος ὠθεῖ πρὸς τὸν Βορρᾶν (τὴν σχεδίαν) ἵνα φέρηται ὑπὸ τῆς πνοῆς αὐτοῦ, Ὀδ. Ε. 331: ῥίπτω τι εἴς τινα, τοὺς μαζοὺς κυσὶ προέβαλε, τοὺς μαστοὺς ἔρριψεν εἰς τοὺς κύνας, Ἡρόδ. 9. 112, πρβλ. Πλουτ. Περικλ. 28˙ τρωγάλια τοῖς θεωμένοις Ἀριστοφ. Πλ. 798˙ πρ. πυροὺς ὀλίγους ὁ αὐτ. ἐν Ὄρν. 625˙ πρ. τινὰ ταῖς Νύμφαις Πλάτ. Φαῖδρ. 241Ε˙ πρβλ. παραβάλλω Ι. 1. ΙΙ. προβάλλω, προτείνω πρὸς ἄμυναν, πρ. πρόβλημα (σημασ. ΙΙ), Πλάτ. Σοφιστ. 261Α˙ ἀντίθετον τῷ συστέλλω, Ἀριστ. περὶ Ζ. Μορ. 2. 17, 2˙ ἄμφω τὰ δεξιὰ προβεβληκώς, ἐπὶ ἵππου, ὁ αὐτ. ἐν Ποιητ. 4, 6˙ οὕτω, τὰ ἀριστερὰ προβάλλονται ὁ αὐτ. π. Ζ. Πορείας 4, 9˙ πρβλ. προβολή. 2) ἐγείρω, ἔριδα προβαλόντες Ἰλ. Λ. 529. 3) θέτω ἐμπρός, προτείνω ὡς ἐπιχείρημα πρὸς ὑπεράσπισιν ἢ ὡς δικαιολογίαν, πρ. Θέμιν, Σοφ. Τρ. 810˙ Κύπριν Εὐρ. Ἑκ. 825˙ τοὔνομα τὸ τῆς εἰρήνης Δημ. 112. 26˙ ἀπορίαν Ἀριστ. Πολιτικ. 3. 13, 11˙ ― Παθητ., τὸν ὑφ’ ἁπάντων προβαλλόμενον λόγον Θουκ. 6. 92˙ ἴδε ἐν λέξ. ἐνθυμία. 4) προτείνω, προβλ. λειτουργεῖν γυμνασίαρχον Ἀνδοκ. 17. 19˙ πρόβαλλ’ αὐτὸν ἐς τὸ μέσον Λουκ. Κατάπλ. 25. 5) προτείνω ἐρώτησιν, ἔργον, πρόβλημα, αἴνιγμα (πρβλ. πρόβλημα IV), Ἀριστοφ. Νεφ. 757, Πλάτ. Πολ. 536D, Χαρμ. 162Β˙ πρ. αἵρεσιν χαλεπὴν ὁ αὐτ. ἐν Σοφιστ. 245Β, πρβλ. Φίληβ. 62D, κ. ἀλλ. 6) προβάλλω, προεκτείνω πέραν τινός, κάρα προβάλλων ἱππικῶν ὀχημάτων Σοφ. Ἠλ. 740˙ τῶν ὀδόντων τὴν γλῶτταν Ἀρετ. π. Αἰτ. Ὀξ. Παθ. 1. 7. ΙΙΙ. πίπτω εἰς ἀπόγνωσιν, εἰς ἀπελπισμόν, ἢ κατὰ τὸν Schweighäuser πίπτω ἐπὶ τοῦ ἐδάφους πρηνής, Ἡρόδ. 7. 141˙ ἔοικ’ ἐμαυτὸν εἰς ἀρὰς δεινὰς προβάλλων, ἐκθέτων, Σοφ. Ο. Τ. 745˙ ὡσαύτως, εἰς κίνδυνον ἐμβάλλω, ῥιψοκινδυνεύω, ψυχὴν πρ. ἐν κύβοισι δαίμονος Εὐρ. Ρῆσ. 183. IV. ἐκπέμπω, προβάλλει δὲ κατὰ τὸ φθινόπωρον τὰ φύλλα τράγου ὀσμὴν Διοσκ. 4. 50˙ τὴν φωνὴν ὀξεῖαν πρ. Διόδ. 3. 8˙ ἦχον τραχὺν ὁ αὐτ. 5. 30, κτλ.˙ παράγω, καρπὸν Ἰωσήπ. Ἰουδ. Ἀρχ. 4. 8, 19. V. ἀμεταβ., πίπτω πρὸς τὰ ἐμπρὸς, Σχόλ. εἰς Ἀριστοφ. Ὄρν. 487. Β. Μέσ. μετὰ παθητ. πρκμ. (ὅστις εἶναι ἐν χρήσει καὶ ἐπὶ παθ. σημασίας, ἴδε κατωτ.)˙ ― ῥίπτω ἐνώπιόν τινος ἢ προχέω, αὐτὰρ ἐπεὶ ῥ’ εὔξαντο καὶ οὐλοχύτας προβάλοντο Ἰλ. Α. 458. Β. 421, Ὀδ. Γ. 447˙ ― ἐντεῦθεν ἀκολούθως, ῥίπτω ἔξω εἰς μέρος τι, ἐκθέτω, νοεῖς ἄγειν ἀπ’ ἀκτῆς τῆσδε ἐν ᾗ με προὐβάλου ἄφιλον ἔρημον ἄπολιν ἐν ζῶσιν νεκρὸν Σοφ. Φιλ. 1007. 2) βάλλω πρότερον, θεμείλιά τε προβάλοντο Ἰλ. Ψ. 255. 3) προβάλλω εἰς ἐμαυτόν, ποιοῦμαι ἀρχὴν ἔργου τινός, ἔργον Ἡσ. Ἔργ. κ. Ἡμ. 777. 4) προτείνω εἰς ἐκλογήν, Λατ. designare, Ἡρόδ. 1. 98, Πλάτ. Νόμ. 755C κἑξ., Ἱσαῖ. 54. 12, Ξεν., κλπ.˙ προβαλλόμενος ἑαυτὸν Δημ. 519. 16. ― Παθ., προτείνομαι εἰς ἐκλογήν, Ἡρόδ. ἔνθ’ ἀνωτ., Πλάτ. Νόμ., ἔνθ’ ἀνωτ., κλπ.˙ προβληθεὶς Πυλάγορος οὗτος Δημ. 277. 2˙ ἴδε ἀνωτ. Α. ΙΙ. 4. ΙΙ. ῥίπτω πέραν ἄλλου τινός, νικῶ ἐν τῷ βάλλειν, ὅθεν ὑπερτερῶ, ὑπερβαίνω, ὑπερβάλλω, μετὰ γεν. προσώπ. καὶ δοτ. πράγματ., ἐγὼ δέ κε σεῖο νοήματί γε προβαλοίμην Ἰλ. Τ. 218. ΙΙΙ. πρατείνω ἢ κρατῶ τι ἐμπρός μου πρὸς ἄμυναν, ἴτυν Τυρταῖ. 12. 3˙ Πηλείδᾳ κατ’ ὄμμα πέλταν Εὐρ. Ρῆσ. 371˙ τὼ χεῖρε Ἀριστοφ. Βάτρ. 201˙ πρ. τὰ ὅπλα, προτείνω τὰ ὅπλα εἴτε πρὸς ἐπίθεσιν εἴτε πρὸς ἄμυναν ἐν ἀντιθέσει πρὸς τὸ μεταβάλλεσθαι (πρβλ. προβολὴ Ι)˙ τὴν φάλαγγα ἐκέλευσε προβαλέσθαι τὰ ὅπλα καὶ ἐπιχωρῆσαι Ξεν. Ἀν. 1. 2, 17, πρβλ. 6. 5, 16, Ἀπομν. 3. 8, 4˙ ― οὕτως ἐν τῷ παθ. πρκμ. σάρισ[σ]αν προβεβλημένος, ἔχων προτεταμένον τὸ μακρόν του δόρυ, Διόδ. 17. 101˙ εἰκοσάπηχύν τινα κοντόν προβεβλ. Λουκ. Νεκρ. Διάλ. 27. 4˙ ὡσαύτως, προβεβλημένοι τοὺς θωρακοφόρους, ἔχοντες αὐτοὺς πρὸ ἑαυτῶν, Ξεν. Κύρ. 6. 3, 24˙ ὡσαύτως, πρ. τὴν τάφρον, τὸ ῥεῖθρον, τὸν ποταμόν, ἐπὶ στρατηγῶν, Πολύβ. 1. 18, 3, κτλ˙ πρ. τῆς... στρατοπεδείας τεῖχος ὁ αὐτ. 1. 48, 10, κτλ.˙ ― ἀκολούθως ἀπολ., ἵσταμαι ἐμπρός τινος πρὸς ὑπεράσπισιν, πρὸ ἀμφοῖν προβεβλημένος, ἱστάμενος οὕτως ὥστε ἀμφοτέρους νὰ προασπίζῃ, Ξεν. Ἀναβ. 4 2, 21˙ καὶ μετὰ γεν., τούτου προβέβληται Δημ. 560. 2˙ προβάλλεσθαι ἢ ἐναντίον βλέπειν οὔτ’ οἶδεν οὔτ’ ἐθέλει ὁ αὐτ. 51. 27˙ προαίρεσις προβεβλημένη, σύστημα ἀμύνης, ὁ αὐτ. 349. 15. 2) μεταφορ., προβάλλω, προτάσσω, προτείνω, τὴν ἀγαθὴν προβαλλόμενος ἐλπίδα Δημ. 258. 23˙ ταύτην τὴν συμμαχίαν ὁ αὐτ. 293. 20˙ τὴν Εὔβοιαν προβαλέσθαι πρὸ τῆς Ἀττικῆς ὁ αὐτ. 326. 9, πρβλ. 325. 27, Ἰσοκρ. 107Β˙ τι πρὸ τῆς αἰσχύνης Αἰσχίν. 55. 24. β) φέρω, προβάλλω τινὰ πρὸς ὑπεράσπισίν μου, τὸν Ὅμηρον δοκεῖ μοι χρῆναι προβάλλεσθαι Πλάτ. Λάχ. 201Β˙ πρ. μάρτυρας Ἰσαῖ. 63. 13, κτλ.˙ καὶ οὕτως ὁ προβαλόμενος, ὁ προσαγαγὼν μαρτυρίαν, Νόμ. παρὰ Δημ. 1132. 5˙ προβάλλωμνημονεύω ὡς παράδειγμα, ἔθνος οὐδὲν ἔχομεν προβαλέσθαι σοφίης πέρι Ἡρόδ. 4. 46˙ ― μεταχειρίζομαι ὡς δικαιολογίαν ἢ πρόφασιν, Θουκ. 2. 87, κτλ.˙ προβέβληνται (ἐν μέσῃ σημασίᾳ), ἔχουσι προτείνῃ, ὁ αὐτ. 1. 37. 3) ἁπλῶς, βάλλω τι ἐνώπιόν τινος, τί τινος Πολυβ. 3. 72, 9., 113. 6. IV. ὡς Ἀττ. νομικὸς ὅρος, κατηγορῶ τινα ἐνώπιον τῆς ἐκκλησίας διὰ τῆς ἀγωγῆς ἥτις ἐκαλεῖτο προβολὴ (ἴδε προβολὴ V), κυρίως παρουσιάζω τινὰ ὡς ἔνοχον τοῦ ἐγκλήματος, προὐβαλόμην ἀδικεῖν τοῦτον περὶ τὴν ἑορτὴν Δημ. 514. 6 (πρβλ. Ἁρποκρ. ἐν λέξ. παραβαλλομένους)˙ πρ. τινά τι 523. 21˙ τινα μόνον, 571. 16˙ ὁ προβαλλόμενος, ὁ κατήγορος ἐν προβολῇ, 572. 15. ― Παθ., κατηγοροῦμαι, προὐβλήθησαν Ξεν. Ἑλλ. 1. 7, 35˙ καθόλου, προσβάλλω, ἐπιπλήττω, ἐπιτιμῶ, Διον. Ἁλ. 4. 24, κτλ., ἴδε Wyttenb. εἰς Πλούτ. 2. 257Ε.

English (Autenrieth)

aor. 2 iter. προβάλεσκε, part. προβαλόντες, mid. aor. 2 προβάλοντο, opt. προβαλοίμην: act., throw forth, ‘tossed it over,’ of the winds playing ball with Odysseus's raft, Od. 5.331; met., ἔριδα, ‘beginstrife, Il. 11.529; mid., cast down before, subjectively, Il. 1.458; met., excel, τινός, Il. 19.218.

English (Strong)

from πρό and βάλλω; to throw forward, i.e. push to the front, germinate: put forward, shoot forth.

English (Thayer)

2nd aorist προεβαλον; from Homer down; to throw forward (cf. πρό, d. α.); of trees, to shoot forth, put out, namely, leaves; to germinate (cf. Buttmann, § 130,4; Winer's Grammar, 593 (552)) (with καρπόν, added, Josephus, Antiquities 4,8, 19; Epict. 1,15, 7): to push forward, thrust forward, put forward: τινα, Acts 19:33.

Greek Monolingual

ΝΜΑ βάλλω
1. βάζω, απλώνω κάτι εμπρός, εκτείνω ή ρίχνω προς τα εμπρός (α. «πρόβαλε το κεφάλι της από το παράθυρο και μέ φώναξε» β. «τοὺς μαζοὺς κυσὶ προέβαλε», Ηρόδ.)
2. (το ενεργ. και, στην αρχαία, και το μέσ.) προτείνω ως επιχείρημα για υπεράσπιση, δικαιολογία ή πρόφαση (α. «προέβαλε ισχυρό άλλοθι» β. «τοὔνομα μὲν τὸ τῆς εἰρήνης ὑμῖν προβάλλει», Δημοσθ.)
νεοελλ.
1. (αμτβ.) εμφανίζομαι, παρουσιάζομαι («πρόβαλες της ψυχής φεγγάρι εσύ», Παλαμ.)
2. δείχνω με προβολή ταινίες ή εικόνες (α. «οι κινηματογράφοι θα προβάλουν ένα αξιόλογο έργο αυτή την εβδομάδα»)
β. «θα προβληθούν διαφάνειες από την εκδρομή»)
3. μτφ. α) παρουσιάζω κάτι σε αντιπαράθεση με άλλα, αντιπαραθέτω («μόνον όταν προέβαλε τα επιχειρήματά του κατόρθωσε να μέ πείσει»)
θ) θέτω («αν δεν γίνουν δεκτές οι προτάσεις της, η Ελλάδα θα προβάλει βέτο»
γ) παρουσιάζω, επιδεικνύω κάποιον ή κάτι για να το(ν) προσέξουν (α. «η Ελλάδα προβάλλει κυρίως τα γεωργικά της προϊόντα» β. «το μόνο που ξέρει είναι να προβάλλει τον εαυτό της»)
μσν.-αρχ.
(το ενεργ. και μέσ.)
1. δημιουργώ («ὁ θεός... μέλλων τὴν λογικὴν πᾶσαν προβάλλεσθαι κτίσιν», Ευσ.)
2. κρατώ κάτι μπροστά μου για άμυνα ή προστασία («σὲ ὅπλον ἀρραγὲς κατ' ἐχθρῶν προβαλλόμεθα», Μηναί.)
3. μτφ. προτείνω, υποδεικνύω κάποιον για ένα αξίωμα («λητουργεῖν προβάλλεσθαι γυμνασίαρχον», Ανδ.)
αρχ.
1. ωθώ, σπρώχνω μπροστά («Νότος Βορέη προβάλεσκε (σχεδίην) φέρεσθαι», Ομ. Οδ.)
2. εμφανίζω, παρουσιάζω
3. βγάζω, εκτείνω κάτι έξω από κάτι άλλο («τῶν ὀδόντων τὴν γλῶτταν προβάλλειν», Αρετ.)
4. εκπέμπω, αναδίδω
5. εκβάλλω («ἦχον τραχύν προβάλλειν», Διόδ.)
6. αποβάλλω
7. παράγω («προβάλλειν καρπόν», Ιώσ.)
8. βάζω σε κίνδυνο, ριψοκινδυνεύω («ψυχὴν προβάλλειν ἐν κύβοισι δαίμονος», Ευρ.)
9. εγείρω, διεγείρω («ἔριδα προβαλόντες», Ομ. Ιλ.)
10. (ως αμτβ.) α) πέφτω προς τα εμπρός
β) πέφτω με το πρόσωπο στο έδαφος, μπρούμυτα
γ) μτφ. περιέρχομαι σε απόγνωση, απελπισία
11. (το ενεργ. και το μέσ.) θέτω ερώτηση, πρόβλημα, αίνιγμα ή μνημονεύω κάτι ως παράδειγμα («πρόβαλε σαυτῷ τί ἂν ἐποίησεν ἐν τούτῳ Σωκράτης», Επίκτ.)
12. (μέσ. και παθ.) προβάλλομαι
α) χρησιμοποιώ κάποιον προς υπεράσπισή μου («τὸν Ὅμηρον δοκεῖ μοι χρῆναι προβάλλεσθαι», Πλάτ.)
β) θέτω κάτι ενώπιον κάποιου
γ) εκπηγαζω, εκπορεύομαι («αἱ τῶν θεῶν δυνάμεις προβεβλημέναι τῶν πρώτων», Πρόκλ.)
δ) ρίχνω κάτι ενώπιον κάποιου
ε) ρίχνω έξω, εκθέτω («νοεῖς ἄγειν ἀπ' ἀκτῆς τῆσδε ἐν ᾗ με προυβάλον ἄφιλον, ἔρημον», Σοφ.)
στ) βάζω κάτι από πριν («θεμείλιά τε προβάλοντο», Ομ. Ιλ.)
ζ) αρχίζω να κάνω κάτι
η) ξεπερνώ, νικώ κάποιον στις ρίψεις
θ) υπερτερώ, υπερβαίνω («ἐγὼ δέ κε σεῖο νοήματί γε προβαλοίμην», Ομ. Ιλ.)
ι) (ως όρος του αττ. δικαίου) κατηγορώ κάποιον ενώπιον της εκκλησίας του δήμου με αγωγή η οποία ονομαζόταν προβολή και, κυρίως, παρουσιάζω κάποιον ως ένοχο εγκλήματος
ια) προσβάλλω, επιπλήττω, επιτιμώ
ιβ) προτείνω κάποιον να εκλεγεί
13. (η μτχ. αρσ. μέσ. ενεστ. ως ουσ.) ὁ προβαλλόμενος
α) αυτός που προσκόμισε μαρτυρία, αποδεκτικά στοιχεία
β) (αττ. δίκ.) ο κατήγορος κατά τη διαδικασία της προβολής
14. φρ. α) «προβάλλομαι τὰ ὅπλα» — προτείνω τα όπλα είτε για επίθεση είτε για άμυνα
β) «προαίρεσις τῆς πολιτείας προβεβλημένη» — σύστημα άμυνας.

Greek Monotonic

προβάλλω: μέλ. -βᾰλῶ, παρακ. -βέβληκα, αόρ. βʹ προέβᾰλον, Αττ. προὔβαλον, Ιων. προβάλεσκον·
Α. I. ωθώ ή σπρώχνω μπροστά μου, Λατ. projicere, Νότος Βορέῃ προβάλεσκε σχεδίην, σε Ομήρ. Οδ.· τοὺς μαζοὺς κυσί, προέβαλε, σε Ηρόδ.
II. 1. τοποθετώ μπροστά, δηλ. αρχίζω, ξεκινώ, ἔριδα προβαλόντες, σε Ομήρ. Ιλ.
2. τοποθετώ μπροστά ως υπεράσπιση ή δικαιολογία (λέγεται για επιχείρημα), σε Σοφ., Ευρ. — Παθ., σε Θουκ.
3. προτείνω κάποιο έργο, σε Ανδοκ.
4. προτείνω, προβάλλω, παρουσιάζω ένα πρόβλημα, αίνιγμα (πρβλ. πρόβλημα IV), σε Αριστοφ. κ.λπ.
5. προεκτείνω κάτι πέρα από κάτι άλλο, σε Σοφ.
III. προβάλλω ἑαυτόν, πέφτω σε απόγνωση, Λατ. spem abjicere, σε Ηρόδ.· ομοίως, προβάλλω ἐμαυτὸν εἰς δεινὰς ἀράς, σε Σοφ. Β. Μέσ. με Παθ. παρακ. (που χρησιμ. επίσης με Παθ. σημασία):
I. 1. ρίχνω ή χύνω μπροστά από κάποιον, οὐλοχύτας προβάλοντο, σε Όμηρ.· πετώ μακριά, ρίχνω έξω, εκθέτω, σε Σοφ.
2. βάλλω πιο πριν ή πρώτος, θεμείλιά τεπροβάλοντο, σε Ομήρ. Ιλ.
3. προβάλλω στον εαυτό μου, κάνω την αρχή, ἔργον, σε Ησίοδ.
4. προτείνω σε εκλογή, Λατ. designare, σε Ηρόδ., Αττ. — Παθ., προτείνομαι σε εκλογή, σε Ηρόδ.
II. ρίχνω πιο πέρα από κάποιον άλλο, νικώ στο ρίξιμο· και ομοίως, υπερβαίνω, υπερτερώ, με γεν. προσ. και δοτ. πράγμ., ἐγὼ δέ κε σεῖο νοήματί γε προβαλοίμην, σε Ομήρ. Ιλ.
III. 1. κρατώ κάτι εμπρός μου, τὼχεῖρε, σε Αριστοφ.· προβαίνω τὰ ὅπλα, δηλ. προτείνω, εμφανίζω τα όπλα, είτε για επιθετικούς, είτε για αμυντικούς λόγους, σε Ξεν.· ομοίως, σε Παθ. παρακ., κόντον προβεβλημένον, έχω το κοντάρι προβεβλημένο, παρατεταγμένο οριζοντίως, σε Λουκ.· επίσης, προβεβλημένοι τοὺς θωρακοφόρους, είχαν αυτούς εμπρός τους για να τους προστατεύσουν, σε Ξεν.· απόλ., στέκομαι μπροστά, στέκομαι εμπρός για υπεράσπιση, στον ίδ.· προαίρεσις προβεβλημένη, σύστημα αμύνης, σε Δημ.· με γεν., προβεβλῆσθαί τινος, στέκομαι μπροστά για να τον προασπίσω, στον ίδ.
2. μεταφ., προτάσσω, τοποθετώ μπροστά, στον ίδ.· προβάλλω ή μνημονεύω ως μαρτυρία, σε Πλάτ.· μνημονεύω ως παράδειγμα, σε Ηρόδ.· μεταχειρίζομαι ως δικαιολογία ή πρόφαση, σε Θουκ.· προβέβληνται (με Μέσ. σημασία), στον ίδ.
IV.ως Αττ. νομικός όρος, προσάγω ή κατηγορώ κάποιον ενώπιον της Εκκλησίας του Δήμου με αγωγή που καλείται προβολή (βλ. προβολή IV)· ὁ προβαλλόμενος, ο κατήγορος μιας προβολῆς, σε Δημ. — Παθ., κατηγορούμαι, σε Ξεν.

Middle Liddell

fut. -βᾰλῶ perf. -βέβληκα aor2 προέβᾰλον Attic προὔβαλον ionic προβάλεσκον
I. to throw before, throw or toss to, Lat. projicere, Νότος Βορέῃ προβάλεσκε σχεδίην Od.; τοὺς μαζοὺς κυσὶ προέβαλε Hdt.
II. to put forward, i. e. to begin, ἔριδα προβαλόντες Il.
2. to put forward as a defence or plea, Soph., Eur.:—Pass., Thuc.
3. to propose for an office, Andoc.
4. to propose a problem, riddle (cf. πρόβλημα IV), Ar., etc.
5. to put forth beyond, τί τινος Soph.
III. πρ. ἑαυτόν to give oneself up for lost, Lat. spem abjicere, Hdt.; so, πρ. ἐμαυτὸν εἰς δεινὰς ἀράς Soph.
B. Mid. with perf. pass. (which is used also in pass. sense):— to throw or toss before one, οὐλοχύτας προβάλοντο Hom.: to throw away, expose, Soph.
2. to lay before or first, θεμείλιά τε προβάλοντο Il.
3. to set before oneself, propose to oneself, ἔργον Hes.
4. to propose for election, Lat. designare, Hdt., Attic:— Pass. to be so proposed, Hdt.
II. to throw beyond, beat in throwing; and so, to surpass, excel, c. gen. pers. et dat. rei, ἐγὼ δέ κε σεῖο νοήματί γε προβαλοίμην Il.
III. to hold before oneself, τὼ χεῖρε Ar.; πρ. τὰ ὅπλα, i. e. to present arms, whether for offensive or defensive purposes, Xen.;—so, in perf. pass., κοντὸν προβεβλημένος having a pole advanced, with levelled pole, Luc.; also, προβεβλημένοι τοὺς θωρακοφόρους having them to cover one in front, Xen.:—absol. to stand in front, stand on the defensive, Xen.; προαίρεσις προβεβλημένη a defensive system, Dem.:— c. gen., προβεβλῆσθαί τινος to stand before, shield him, Dem.
2. metaph. to put forward, Dem.:— to bring forward or cite in defence, Plat.: to cite as an example, Hdt.:— to use as an excuse or pretext, Thuc.:— προβέβληνται (in mid. sense), Thuc.
IV. as Attic law-term, to present or accuse a person before the Ecclesia by the process called προβολή (v. προβολή IV); ὁ προβαλλόμενος the prosecutor in a προβολή, Dem.:—Pass. to be accused, Xen.

Chinese

原文音譯:prob£llw 普羅-巴羅
詞類次數:動詞(2)
原文字根:以前-投
字義溯源:向前拋,提出,發芽,推向前;由(πρό)*=前)與(βάλλω / ἀμφιβάλλω)*=投,擲)組成
出現次數:總共(2);路(1);徒(1)
譯字彙編
1) 它們⋯發芽(1) 路21:30;
2) 推向前(1) 徒19:33