παρίημι: Difference between revisions

m
Text replacement - "( " to "("
m (Text replacement - "D.S." to "D.S.")
m (Text replacement - "( " to "(")
Line 17: Line 17:
}}
}}
{{elnl
{{elnl
|elnltext=παρ-ίημι, praes. παρίεμαι (~ ῑ̔εμαι, ‘verlangen’) al vroeg geheel samengevallen met med. vormen van παρίημι, zie onder 6; laten gaan met acc. laten gaan, loslaten:; πὰρ δ’ ἵεισι τὰ πτέρα hij laat de zeilen zakken Sapph. 42.2; πάρες ἀπ’ ὀμμάτων πέπλον doe het kleed weg voor je ogen Eur. HF 1203; met gen..; τοῦ ποδὸς παρίει laat de schoot wat vieren Aristoph. Eq. 436; pass..; ἡ δὲ παρείθη μήρινθος ποτὶ γαῖαν het touw schoot los naar de grond Il. 23.868; overdr. laten varen, opgeven:; πάρες γόον staak je geklaag Eur. Suppl. 111; παρεῖσα πόθον mijn verlangen opgevend Eur. Tr. 650; τὴν νίκην τούτῳ παρείς de overwinning aan hem gunnend Hdt. 6.103.6; μελέτας... μὴ παρῶμεν laten wij de gewoonten niet opgeven Thuc. 1.85.1; ὕστερον δὲ τὰ μὲν αὐτῶν παριέντων τῶν βασιλέων maar later, toen de koningen een deel (van hun macht) zelf afstonden Aristot. Pol. 1285b15; laten verslappen, perf. pass. slap geworden zijn:. παρεῖται σῶμα mijn lichaam is krachteloos Eur. Suppl. 1070; παρειμένος νόσῳ uitgeput door ziekte Eur. Or. 881. voorbij laten gaan:; παρεὶς κλύδων’ ἔφιππον de vloedgolf van paarden en wagens ontwijkend Soph. El. 732; abs..; πάρες laat me erlangs Men. Dysc. 81; van tijd; ἕνδεκα ἡμέρας π. elf dagen laten verlopen Hdt. 7.183.2; καιρόν π. de kans voorbij laten gaan Thuc. 4.27.4; overdr. terzijde laten, nalaten, overslaan:; μὴ παρίει καλά verwaarloos het fraaie niet Pind. P. 1.86; πᾶν ἔθνος καταστρεφόμενος καὶ οὐδὲν παριείς elk volk onderwerpend en geen enkel overslaand Hdt. 1.177; μὴ παρῇς τὸ μὴ οὐ φράσαι laat niet na dat te vertellen Soph. OT 283; μή... παρῶμεν αὐτὸ ἄρρητον laten we dit (probleem) niet onbesproken laten Plat. Lg. 754a; ook med.. νόμον παρέμενος de wet veronachtzamend Eur. HF 778. laten passeren, door de vingers zien:. τὴν μίαν ταύτην παρεῖναι συμφοράν dat ene ongeluk door de vingers te zien Aristoph. Ran. 699; μηδαμῇ παρεθῆναι geenszins straffeloos gelaten worden Dem. 21.105. binnen laten, toelaten:; ὅκως μὴ παρήσουσι ἐς τὴν Ἐλλάδα τοὺς βαρβάρους om de barbaren niet tot Griekenland toe te laten Hdt. 8.15.2; overdr..; μὴ παρίωμεν εἰς τὴν ψυχήν ὡς laten we niet tot onze geest toelaten (de gedachte) dat Plat. Phaed. 90e; overdr. toestaan, veroorloven; met dat. en inf..; ἀλλά μοι πάρες κἂν σμικρὸν εἰπεῖν sta mij toe nog iets te zeggen, al is het maar kort Soph. El. 1482; πάρες μοι Ἀγάθωνα σμίκρ’ ἄττα ἐρέσθαι sta mij toe Agathon een paar dingetjes te vragen Plat. Smp. 199b; abs..; ἐγὼ οὐ παρήσω ik zal het niet toestaan Aristoph. Eq. 340; met ὥστε + inf.. παρῆκεν ὥστε βραχέ’ ἐμοὶ δεῖσθαι φράσαι (uw speech) heeft toegelaten dat ik slechts weinig hoef te zeggen Soph. OC 570. overlaten, met acc. v. h. pron. refl. en dat.: μὴ παρῇς σαυτὸν βροτοῖς ὄνειδος lever uzelf niet uit aan de mensen als object van verwijten Soph. Ph. 967; παρεῖσαν αὑτοὺς κυμάτων δραμήμασιν zij geven zich over aan de stromingen van de golven Eur. Tr. 693. alleen med., met acc. of gen. van pers. verlangen van, permissie vragen aan, instemming vragen van:; οὐκ ἂν παρείμην ( ''[[sc.]]'' τούτους of τούτων ) οἷσι μὴ δοκῶ φρονεῖν ik ga echt niet om instemming vragen van wie mij toch onverstandig vinden Soph. OC 1666; τοῦτο ὑμῶν δέομαι καὶ παρίεμαι dat vraag en verzoek ik u Plat. Ap. 17c; οὐδέν σου παρίεμαι ik hoef geen concessies van je (d.w.z. ik vraag je niet om je in te houden) Plat. Resp. 341b; παρέμενος τοὺς ἄρχοντας ἀποδημείτω met verlof van de archonten mag hij naar het buitenland gaan Plat. Lg. 742b; abs. een beroep doen op toegeeflijkheid. παριέμεσθα καί φαμεν κακῶς φρονεῖν τότε ik doe een beroep op uw toegeeflijkheid en geef toe dat ik indertijd verkeerd dacht Eur. Med. 892.
|elnltext=παρ-ίημι, praes. παρίεμαι (~ ῑ̔εμαι, ‘verlangen’) al vroeg geheel samengevallen met med. vormen van παρίημι, zie onder 6; laten gaan met acc. laten gaan, loslaten:; πὰρ δ’ ἵεισι τὰ πτέρα hij laat de zeilen zakken Sapph. 42.2; πάρες ἀπ’ ὀμμάτων πέπλον doe het kleed weg voor je ogen Eur. HF 1203; met gen..; τοῦ ποδὸς παρίει laat de schoot wat vieren Aristoph. Eq. 436; pass..; ἡ δὲ παρείθη μήρινθος ποτὶ γαῖαν het touw schoot los naar de grond Il. 23.868; overdr. laten varen, opgeven:; πάρες γόον staak je geklaag Eur. Suppl. 111; παρεῖσα πόθον mijn verlangen opgevend Eur. Tr. 650; τὴν νίκην τούτῳ παρείς de overwinning aan hem gunnend Hdt. 6.103.6; μελέτας... μὴ παρῶμεν laten wij de gewoonten niet opgeven Thuc. 1.85.1; ὕστερον δὲ τὰ μὲν αὐτῶν παριέντων τῶν βασιλέων maar later, toen de koningen een deel (van hun macht) zelf afstonden Aristot. Pol. 1285b15; laten verslappen, perf. pass. slap geworden zijn:. παρεῖται σῶμα mijn lichaam is krachteloos Eur. Suppl. 1070; παρειμένος νόσῳ uitgeput door ziekte Eur. Or. 881. voorbij laten gaan:; παρεὶς κλύδων’ ἔφιππον de vloedgolf van paarden en wagens ontwijkend Soph. El. 732; abs..; πάρες laat me erlangs Men. Dysc. 81; van tijd; ἕνδεκα ἡμέρας π. elf dagen laten verlopen Hdt. 7.183.2; καιρόν π. de kans voorbij laten gaan Thuc. 4.27.4; overdr. terzijde laten, nalaten, overslaan:; μὴ παρίει καλά verwaarloos het fraaie niet Pind. P. 1.86; πᾶν ἔθνος καταστρεφόμενος καὶ οὐδὲν παριείς elk volk onderwerpend en geen enkel overslaand Hdt. 1.177; μὴ παρῇς τὸ μὴ οὐ φράσαι laat niet na dat te vertellen Soph. OT 283; μή... παρῶμεν αὐτὸ ἄρρητον laten we dit (probleem) niet onbesproken laten Plat. Lg. 754a; ook med.. νόμον παρέμενος de wet veronachtzamend Eur. HF 778. laten passeren, door de vingers zien:. τὴν μίαν ταύτην παρεῖναι συμφοράν dat ene ongeluk door de vingers te zien Aristoph. Ran. 699; μηδαμῇ παρεθῆναι geenszins straffeloos gelaten worden Dem. 21.105. binnen laten, toelaten:; ὅκως μὴ παρήσουσι ἐς τὴν Ἐλλάδα τοὺς βαρβάρους om de barbaren niet tot Griekenland toe te laten Hdt. 8.15.2; overdr..; μὴ παρίωμεν εἰς τὴν ψυχήν ὡς laten we niet tot onze geest toelaten (de gedachte) dat Plat. Phaed. 90e; overdr. toestaan, veroorloven; met dat. en inf..; ἀλλά μοι πάρες κἂν σμικρὸν εἰπεῖν sta mij toe nog iets te zeggen, al is het maar kort Soph. El. 1482; πάρες μοι Ἀγάθωνα σμίκρ’ ἄττα ἐρέσθαι sta mij toe Agathon een paar dingetjes te vragen Plat. Smp. 199b; abs..; ἐγὼ οὐ παρήσω ik zal het niet toestaan Aristoph. Eq. 340; met ὥστε + inf.. παρῆκεν ὥστε βραχέ’ ἐμοὶ δεῖσθαι φράσαι (uw speech) heeft toegelaten dat ik slechts weinig hoef te zeggen Soph. OC 570. overlaten, met acc. v. h. pron. refl. en dat.: μὴ παρῇς σαυτὸν βροτοῖς ὄνειδος lever uzelf niet uit aan de mensen als object van verwijten Soph. Ph. 967; παρεῖσαν αὑτοὺς κυμάτων δραμήμασιν zij geven zich over aan de stromingen van de golven Eur. Tr. 693. alleen med., met acc. of gen. van pers. verlangen van, permissie vragen aan, instemming vragen van:; οὐκ ἂν παρείμην (''[[sc.]]'' τούτους of τούτων ) οἷσι μὴ δοκῶ φρονεῖν ik ga echt niet om instemming vragen van wie mij toch onverstandig vinden Soph. OC 1666; τοῦτο ὑμῶν δέομαι καὶ παρίεμαι dat vraag en verzoek ik u Plat. Ap. 17c; οὐδέν σου παρίεμαι ik hoef geen concessies van je (d.w.z. ik vraag je niet om je in te houden) Plat. Resp. 341b; παρέμενος τοὺς ἄρχοντας ἀποδημείτω met verlof van de archonten mag hij naar het buitenland gaan Plat. Lg. 742b; abs. een beroep doen op toegeeflijkheid. παριέμεσθα καί φαμεν κακῶς φρονεῖν τότε ik doe een beroep op uw toegeeflijkheid en geef toe dat ik indertijd verkeerd dacht Eur. Med. 892.
}}
}}
{{elru
{{elru