3,273,773
edits
(nl) |
(1b) |
||
Line 42: | Line 42: | ||
{{elnl | {{elnl | ||
|elnltext=δαίμων -ονος, ὁ, ἡ [~ 1. δαίομαι] vocat. δαίμων of δαῖμον godheid, god:; ἡ … Οὔλυμπον δὲ βεβήκει … μετὰ δαίμονας ἄλλους zij was naar de Olympus gegaan, naar de andere goden Il. 1.222; als naamloze goddelijke instantie die kan ingrijpen in het menselijk bestaan:. πρὸς δαίμονα tegen (de wil van) de godheid Il. 17.98; ταῦτα … ἐν τῷ δαίμονι deze zaken liggen in handen van de godheid Soph. OC 1443; ἡ δὲ τύχη καὶ ὁ δαίμων het lot en de godheid Lys. 13.63. de goddelijke macht over het leven van individuen, families etc., lot:. πάρος τοι δαίμονα δώσω eerder zal ik je het (doods)lot toebedelen Il. 8.166; ὅταν … ὁ δαίμων εὐροῇ wanneer het lot gunstig is Aeschl. Pers. 601. bovenmenselijk wezen (naast goden en heroën) dat mensen beschermt of ze juist kwaad doet geest, genius, demon:; δαίμονός τινος ἢ τύχης ἰσχύς de kracht van een of andere demon of van het lot Dem. 18.303; vaak als personif. van iemands lot:; ὁ ἑκάστου δαίμων, ὅσπερ ζῶντα εἰλήχει ieders ‘daimon’, die voor de duur van zijn leven de macht over hem had gekregen Plat. Phaed. 107d; ὁ σός … δαίμων κακός jij hebt een kwade genius Plut. Caes. 69.11; ἀγαθὸς δαίμων de goede geest (hier plengde men aan na de maaltijd, voor het echte drinken begon); ook van de geesten van doden; christ. steeds van kwade geesten, demonen. | |elnltext=δαίμων -ονος, ὁ, ἡ [~ 1. δαίομαι] vocat. δαίμων of δαῖμον godheid, god:; ἡ … Οὔλυμπον δὲ βεβήκει … μετὰ δαίμονας ἄλλους zij was naar de Olympus gegaan, naar de andere goden Il. 1.222; als naamloze goddelijke instantie die kan ingrijpen in het menselijk bestaan:. πρὸς δαίμονα tegen (de wil van) de godheid Il. 17.98; ταῦτα … ἐν τῷ δαίμονι deze zaken liggen in handen van de godheid Soph. OC 1443; ἡ δὲ τύχη καὶ ὁ δαίμων het lot en de godheid Lys. 13.63. de goddelijke macht over het leven van individuen, families etc., lot:. πάρος τοι δαίμονα δώσω eerder zal ik je het (doods)lot toebedelen Il. 8.166; ὅταν … ὁ δαίμων εὐροῇ wanneer het lot gunstig is Aeschl. Pers. 601. bovenmenselijk wezen (naast goden en heroën) dat mensen beschermt of ze juist kwaad doet geest, genius, demon:; δαίμονός τινος ἢ τύχης ἰσχύς de kracht van een of andere demon of van het lot Dem. 18.303; vaak als personif. van iemands lot:; ὁ ἑκάστου δαίμων, ὅσπερ ζῶντα εἰλήχει ieders ‘daimon’, die voor de duur van zijn leven de macht over hem had gekregen Plat. Phaed. 107d; ὁ σός … δαίμων κακός jij hebt een kwade genius Plut. Caes. 69.11; ἀγαθὸς δαίμων de goede geest (hier plengde men aan na de maaltijd, voor het echte drinken begon); ook van de geesten van doden; christ. steeds van kwade geesten, demonen. | ||
}} | |||
{{elru | |||
|elrutext='''δαίμων:''' ονος ὁ и ἡ<br /><b class="num">1)</b> бог, богиня (δώματ᾽ ἐς Διὸς [[μετὰ]] δαίμονας ἄλλους Hom.): δαίμονι [[ἶσος]] Hom. богоравный; σὺν δαίμονι Hom. с божьей помощью; πρὸς δαίμονα Hom. против божьей воли;<br /><b class="num">2)</b> божество (преимущ. низшего порядка): дух, гений, демон (δαίμονες [[ἐπιχθόνιοι]], φύλακες θνητῶν ἀνθρώπων Hes.; θεοὶ καὶ οἱ ἑπόμενοι θεοῖς δαίμονες Plat.; ἐκ μὲν ἡρώων εἰς δαίμονας, ἐκ δὲ δαιμόνων εἰς θεοὺς ἀναφέρεσθαι Plut.);<br /><b class="num">3)</b> (тж. δαίμονος [[τύχη]] Pind., [[τύχη]] δαιμόνων Eur., δ. καὶ [[τύχη]] Aeschin., Dem. и [[τύχη]] καὶ δαίμονες Plat.) божеское определение, роковая случайность: κατὰ δαίμονα Her. по воле случая; ἀπ᾽ ὠμοῦ δαίμονος Soph. по воле жестокой судьбы; δαίμονος [[αἶσα]] κακή Hom. злой рок;<br /><b class="num">4)</b> злой рок, несчастье: δαίμονα δοῦναί τινι Hom. погубить кого-л.; πλὴν τοῦ δαίμονος Soph. несмотря на это несчастье;<br /><b class="num">5)</b> душа умершего ([[Δαρεῖος]] Aesch.; [[νῦν]] δ᾽ ἐστὶ [[μάκαιρα]] δ. Eur.). | |||
}} | }} |