συζεύγνυμι: Difference between revisions

4
(nl)
(4)
Line 36: Line 36:
{{elnl
{{elnl
|elnltext=συζεύγνυμι, Att. ook ξυζεύγνυμι [σύν, ζεύγνυμι] samen onder het juk brengen, samen inspannen, van paarden; uitbr. van de kar, alleen med. inspannen. Xen. Cyr. 6.1.51. overdr. verbinden, koppelen, m. n. van personen in een huwelijk, met acc. en dat. of πρός + acc. iem. met iem.; vaak pass. met dat.: ἁ ψυχὰ τῷ σώματι συνέζευκται de ziel is gekoppeld aan het lichaam Philol. B 14; τίνι πότμῳ συνεζύγην; met welk lot ben ik verbonden? Eur. Hel. 255.
|elnltext=συζεύγνυμι, Att. ook ξυζεύγνυμι [σύν, ζεύγνυμι] samen onder het juk brengen, samen inspannen, van paarden; uitbr. van de kar, alleen med. inspannen. Xen. Cyr. 6.1.51. overdr. verbinden, koppelen, m. n. van personen in een huwelijk, met acc. en dat. of πρός + acc. iem. met iem.; vaak pass. met dat.: ἁ ψυχὰ τῷ σώματι συνέζευκται de ziel is gekoppeld aan het lichaam Philol. B 14; τίνι πότμῳ συνεζύγην; met welk lot ben ik verbonden? Eur. Hel. 255.
}}
{{elru
|elrutext='''συζεύγνῡμι:''' (fut. συζεύξω; pass.: aor. 2 συνεζύγην с ῠ, pf. συνέζευγμαι)<br /><b class="num">1)</b> вместе запрягать Xen.: τέσσερας ἵππους σ. Her. запрягать четверкой лошадей;<br /><b class="num">2)</b> сопрягать, соединять, сочетать, связывать (ὃ ὁ θεὸς συνέζευξεν, [[ἄνθρωπος]] μὴ χωριζέτω NT; αἱ πεντήρεις συνεζευγμέναι πρὸς ἀλλήλας Polyb.): ξυμφορᾷ συζευχθῆναι Eur. быть обреченным на несчастье;<br /><b class="num">3)</b> сочетать браком (ἄλοχόν τινι Eur.; νέους καὶ [[νέας]] Arst.): συζεῦξαί τινα πρός τινα Arst. женить кого-л. на ком-л.
}}
}}