προσπίπτω: Difference between revisions

1b
(nl)
(1b)
Line 33: Line 33:
{{elnl
{{elnl
|elnltext=προσ-πίπτω Dor. ποτιπίπτω, aor. προσέπεσον, later ook προσέπεσα, vallen tegen met pers. als subj. tegen... vallen tegen... vallen, op... botsen: met prep..; ἐς Δίκας βάθρον προσέπεσες jij stootte tegen het altaar van het Recht Soph. Ant. 855; tegen het lijf lopen, ontmoeten, met dat.:; π.... Ἀναξαγόρᾳ toen hij Anaxagoras ontmoette Plat. Phaedr. 270a; belanden in; met dat..; δυστυχεστάτῳ π. κλήρῳ in een allerongelukkigst lot terechtkomen Eur. Tr. 291; met acc..; μείζω βροτείας προσπεσὼν ὁμιλίας beland in omstandigheden die grootser zijn dan menselijk gezelschap Eur. Hipp. 19; als pass. v. προσβάλλω geworpen worden tegen; met plaatsbep..; ᾗ προσέπιπτε τὸ χῶμα op de plaats waar de wal tegen (de muur) werd gestort Thuc. 2.75.6; met dat.. ὑπὸ πνευμάτων τῇ Τυρρηνίᾳ προσπεσεῖν φερόμενοι door winden voortgejaagd op de kust van Etrurië geworpen worden Plut. Rom. 1.1. aanvallen, zich storten op; met dat..; π. πόλεσιν ἀτειχίστοις zij vielen niet-ommuurde steden aan Thuc. 1.5.1; προσπίπτουσι πολλοὶ αὐτῷ zij stortten zich in groten getale op hem Xen. An. 7.1.21; overdr..; προσπίπτουσιν ἡδοναῖς καὶ ὕβρεσι zij storten zich op lust en gewelddadigheid Plat. Lg. 637a; abs.. προσπεσόντες ἐμάχοντο zij vielen aan en leverden strijd Xen. Cyr. 7.1.38. in de armen vallen, met dat.: προσπέσῃ τεκνοῖσι σοῖς; zul jij je kinderen omhelzen? Eur. IA 1191. neervallen voor, neervallen bij (als smekeling), met dat.:; βωμοῖσι π. neervallen voor altaren Soph. Tr. 904; δούλας γόνασι προσπέσω; zal ik voor de knieën van een slavin smekend neervallen? Eur. Andr. 860; overdr. smeken, bij iem. aandringen:; προσπεσόντων... αὐτῷ τῶν βελτίστων omdat de aristocraten hem dat dringend vroegen Xen. Hell. 7.1.42; ook abs. en met prep. met zaak als subj. overkomen, ten deel vallen, met dat.:; ἐμοὶ δ ’ ἄελπτον πρᾶγμα π. mij overkwam iets onverwachts Eur. Med. 225; τὰ προσπίπτονθ ’ ἡμῖν δείματα de angsten die ons overvallen Plat. Lg. 791c; zich voordoen, voorvallen, er zijn:. ὑπὸ τῶν ἄλλων ἀναλωμάτων μεγάλων προσπιπτόντων doordat de overige onkosten hoog uitvielen Thuc. 7.28.4.
|elnltext=προσ-πίπτω Dor. ποτιπίπτω, aor. προσέπεσον, later ook προσέπεσα, vallen tegen met pers. als subj. tegen... vallen tegen... vallen, op... botsen: met prep..; ἐς Δίκας βάθρον προσέπεσες jij stootte tegen het altaar van het Recht Soph. Ant. 855; tegen het lijf lopen, ontmoeten, met dat.:; π.... Ἀναξαγόρᾳ toen hij Anaxagoras ontmoette Plat. Phaedr. 270a; belanden in; met dat..; δυστυχεστάτῳ π. κλήρῳ in een allerongelukkigst lot terechtkomen Eur. Tr. 291; met acc..; μείζω βροτείας προσπεσὼν ὁμιλίας beland in omstandigheden die grootser zijn dan menselijk gezelschap Eur. Hipp. 19; als pass. v. προσβάλλω geworpen worden tegen; met plaatsbep..; ᾗ προσέπιπτε τὸ χῶμα op de plaats waar de wal tegen (de muur) werd gestort Thuc. 2.75.6; met dat.. ὑπὸ πνευμάτων τῇ Τυρρηνίᾳ προσπεσεῖν φερόμενοι door winden voortgejaagd op de kust van Etrurië geworpen worden Plut. Rom. 1.1. aanvallen, zich storten op; met dat..; π. πόλεσιν ἀτειχίστοις zij vielen niet-ommuurde steden aan Thuc. 1.5.1; προσπίπτουσι πολλοὶ αὐτῷ zij stortten zich in groten getale op hem Xen. An. 7.1.21; overdr..; προσπίπτουσιν ἡδοναῖς καὶ ὕβρεσι zij storten zich op lust en gewelddadigheid Plat. Lg. 637a; abs.. προσπεσόντες ἐμάχοντο zij vielen aan en leverden strijd Xen. Cyr. 7.1.38. in de armen vallen, met dat.: προσπέσῃ τεκνοῖσι σοῖς; zul jij je kinderen omhelzen? Eur. IA 1191. neervallen voor, neervallen bij (als smekeling), met dat.:; βωμοῖσι π. neervallen voor altaren Soph. Tr. 904; δούλας γόνασι προσπέσω; zal ik voor de knieën van een slavin smekend neervallen? Eur. Andr. 860; overdr. smeken, bij iem. aandringen:; προσπεσόντων... αὐτῷ τῶν βελτίστων omdat de aristocraten hem dat dringend vroegen Xen. Hell. 7.1.42; ook abs. en met prep. met zaak als subj. overkomen, ten deel vallen, met dat.:; ἐμοὶ δ ’ ἄελπτον πρᾶγμα π. mij overkwam iets onverwachts Eur. Med. 225; τὰ προσπίπτονθ ’ ἡμῖν δείματα de angsten die ons overvallen Plat. Lg. 791c; zich voordoen, voorvallen, er zijn:. ὑπὸ τῶν ἄλλων ἀναλωμάτων μεγάλων προσπιπτόντων doordat de overige onkosten hoog uitvielen Thuc. 7.28.4.
}}
{{mdlsj
|mdlsjtxt=fut. -[[πεσοῦμαι]] [for ποτιπεπτηυῖαι v. [[προσπτήσσω]] [see also the poetic [[form]] [[προσπίτνω]].]<br /><b class="num">I.</b> to [[fall]] [[upon]], [[strike]] [[against]], ἔς τι Soph.; τινί Xen.:— to [[fall]] [[against]], as a [[mound]] [[against]] a [[wall]], Thuc.<br /><b class="num">2.</b> to [[fall]] [[upon]], [[attack]], [[assault]], τινί Thuc., Xen., etc.; absol., Thuc., Xen.<br /><b class="num">3.</b> [[simply]] to run to, Hdt., Xen.<br /><b class="num">4.</b> to [[fall]] [[upon]], [[embrace]], τινί Eur.; [[hence]], πρ. τινί to [[join]] the [[party]] of [[another]], Xen.<br /><b class="num">5.</b> to [[fall]] in with, [[light]] [[upon]], [[meet]] with, [[encounter]], μὴ λάθῃ με προσπεσών Soph.; c. dat. rei, to [[fall]] in with, Eur., Xen.;—c. acc., μείζω βροτείας πρ. ὁμιλίας Eur.<br /><b class="num">II.</b> of things,<br /><b class="num">1.</b> of accidents, to [[come]] [[suddenly]] [[upon]], befal one, τινί Hdt., Eur., etc.:— absol. to [[occur]], Hdt., Thuc.; πρὸς τὰ προσπίπτοντα according to circumstances, Arist.<br /><b class="num">2.</b> of expenses, to [[fall]] [[upon]], Thuc.<br /><b class="num">3.</b> to [[come]] to one's ears, be told as [[news]], Aeschin.<br /><b class="num">III.</b> to [[fall]] [[down]] at [[another]]'s feet, [[prostrate]] [[oneself]], Hdt., Soph.: c. dat., πρ. βωμοῖσι Soph.; γόνασί τινος Eur.; [[θεῶν]] πρὸς [[βρέτας]] Ar.<br /><b class="num">2.</b> c. acc. to [[fall]] [[down]] to, [[supplicate]], Eur.
}}
}}