3,277,114
edits
(nl) |
(1b) |
||
Line 30: | Line 30: | ||
{{elnl | {{elnl | ||
|elnltext=προσ-ιζάνω naast... (gaan) zitten, tegen... aan gaan zitten; met πρός + acc. of met dat.; overdr..; πρὸς ἄλλοτ ’ ἄλλον πημονὴ προσιζάνει rampspoed hecht zich aan telkens weer andere mensen Aeschl. PV 278; ἐχθρά μοι... ἀρὰ... προσιζάνει de hatelijke vervloeking zit aan mij vast Aeschl. Sept. 696; abs. van kleding strak zitten. Luc. 59.10. | |elnltext=προσ-ιζάνω naast... (gaan) zitten, tegen... aan gaan zitten; met πρός + acc. of met dat.; overdr..; πρὸς ἄλλοτ ’ ἄλλον πημονὴ προσιζάνει rampspoed hecht zich aan telkens weer andere mensen Aeschl. PV 278; ἐχθρά μοι... ἀρὰ... προσιζάνει de hatelijke vervloeking zit aan mij vast Aeschl. Sept. 696; abs. van kleding strak zitten. Luc. 59.10. | ||
}} | |||
{{mdlsj | |||
|mdlsjtxt=<br />to sit by or near, c. acc., πρὸς ἄλλοτ' ἄλλον πημονὴ πρ. Aesch.:—metaph., c. dat., to [[cleave]] to, cling to, ἀρά μοι πρ. Aesch. | |||
}} | }} |