3,274,216
edits
m (Text replacement - "μετὰ" to "μετὰ") |
m (Text replacement - "\n" to "") |
||
Line 41: | Line 41: | ||
}} | }} | ||
{{elnl | {{elnl | ||
|elnltext=πάρ-ειμι, ep. indic. praes. 3 plur. παρέᾱσι, Ion. conj. παρέω, ptc. παρών, | |elnltext=πάρ-ειμι, ep. indic. praes. 3 plur. παρέᾱσι, Ion. conj. παρέω, ptc. παρών, ep. en Ion. παρεών, acc. f. sing. παρεῦσαν, inf. παρεῖναι, ep. παρέμμεναι, imperf. παρῆν en παρῆ, ep. 2 sing. παρῆας en παρῆσθα, 3 sing. παρῆεν en παρέην, 3 plur. πάρεσαν; later med. παρήμην; fut. παρέσομαι, ep. παρέσσομαι; ook πάρα = πάρεστι of πάρεισι van pers. aanwezig zijn, erbij zijn, bij... zijn:; ὑμεῖς γὰρ θεαί ἐστε πάρεστέ τε want u bent godinnen en u bent aanwezig Il. 2.485; met dat.:; μάχῃ δέ τε καὶ σὺ παρῆσθα jij was ook bij de strijd aanwezig Od. 4.497; overdr.:; ἥτις... παρέσται τοῖς πράγμασι (een gezantschap) dat erbovenop zal zitten Dem. 1.2; met prep.:; ἐν δαίτῃσι... παρέσται bij de feestmaaltijden zal hij aanwezig zijn Il. 10.217; ἐπὶ πᾶσι... παρεῖναι bij alles aanwezig zijn Xen. Cyr. 4.5.44; πάρεστι μὲν Τεῦκρος παρ ’ ἡμῖν Teucer is bij ons Soph. Ph. 1056; abs. ptc. παρών spec. trag. in aanwezigheid:; εἰ τοὺς θανόντας οὐκ ἐᾷς θάπτειν παρών als je in eigen persoon verbiedt de doden te begraven Soph. Ai. 1131; subst. οἱ παρόντες de aanwezigen; overdr. bijstaan:. λίην τοι ἐγώ γε παρέσσομαι wis en waarachtig zal ik je bijstaan Od. 13.393. gekomen zijn, er zijn; met acc.:; πόθεν πάρεισι... Αἰτναῖον πάγον vanwaar ze gekomen zijn naar de rots van de Etna Eur. Cycl. 95; ptc. subst. met prep.:; τοὐκ θεοῦ παρόν wat van de godheid is gekomen Soph. OC 1540; met prep.:; πάρισθί μοι ἐπὶ δεῖπνον kom bij mij het avondmaal gebruiken Hdt. 1.118.2; παρέσται... ἐς κοῖτον zij zal komen om te slapen Hdt. 1.9.2; πάρεστε πρὸς τὴν κρίσιν kom hier voor het oordeel Xen. An. 6.6.26; met adv.: ὅσοι Θείβαθεν αὐλειταὶ πάρα alle fluitspelers die uit Thebe gekomen zijn Aristoph. Ach. 862. van zaken ter beschikking staan:; καὶ τέρπεο τοῖσδε, οἷα πάρεστι geniet van deze dingen (het eten) die ter beschikking staan Od. 14.444; χαριζομένη παρεόντων gul gevend uit de voorraad Od. 4.56; met dat.: εἴ μοι δύναμίς γε παρείη mocht ik de kracht hebben Il. 22.20. bestaan, aanwezig zijn, spec. ptc. παρών aanwezig, huidig:; ὁ παρὼν νῦν χρόνος de huidige tijd Soph. El. 1293; ἡ νῦν παροῦσα ἡμέρα de dag van vandaag Plat. Lg. 683c; subst. τὸ παρόν de situatie:; πειρῶ τὸ παρὸν θεραπεύειν ik probeer de situatie het hoofd te bieden Soph. Ph. 149; τὸ παρόν het onderhavige geval Plat. Lg. 693b; ἐν τῷ τότε παρόντι in de toenmalige situatie Thuc. 1.95.7; τὰ παρόντα het heden:; ἀναλογιζομένη ἐν ἑαυτῇ τὰ γεγονότα καὶ τὰ παρόντα πρὸς τὰ μέλλοντα in zichzelf het verleden en het heden in relatie tot de toekomst overwegend (van de ziel) Plat. Tht. 186a; ἐκ τῶν παρόντων voor zover de omstandigheden het toelaten Thuc. 5.40.3; adv.: τὰ παρόντα op het ogenblik Soph. El. 215. onpers. πάρεστι het is mogelijk:; παρῆν... κλύειν het was mogelijk te horen Aeschl. Pers. 401; ptc. acc. abs. παρόν met inf.:; οἴνου δὲ μηδ ’ ὀσφραίνεσθαι παρόν als men de wijn niet eens meer kan ruiken Xen. An. 5.8.3; het ligt in de macht van, met dat. en inf.: τοιαῦθ ’ ἑλέσθαι σοι πάρεστιν ἐξ ἐμοῦ het is aan u al die dingen van mij aan te nemen Aeschl. Eum. 867; παρῆν τοῖσι Ἕλλησι φονεύειν de Grieken hadden de kans te doden Hdt. 9.70.5.<br />πάρ-ειμι, imperf. παρῄειν (ook bij παρέρχομαι ); in Att. indic. praes. ook met fut. betekenis; aor. en perf. zie παρέρχομαι voorbij... gaan, langs... gaan; met acc.:; παριὼν τὴν οἰκίαν τὴν ἡμετέραν ons huis passerend And. 1.146; abs.:; ὁ πέζος... παρῄει het leger trok langs (de kust) Thuc. 8.16.1; ptc. subst. οἱ παριόντες de voorbijgangers; uitbr. (de rij) langsgaan:; τὸ σύνθημα παρῄει het wachtwoord ging van man tot man Xen. An. 6.5.25; overdr. overtreffen:. παρῄει hij overtrof (zijn leeftijdsgenoten) Xen. Cyr. 1.4.5. gaan naar, binnengaan; met εἰς + acc.:; βίᾳ εἰς οἰκίαν παριέναι met geweld een huis binnendringen Xen. Cyr. 1.2.2; overdr. overgaan naar:. ἐς πρώτους νεωστὶ παριών recentelijk tot de elite toegetreden Hdt. 7.143.1; πάρειμ ’ ἐντεῦθεν εἰς τὰς τῆς φύσεως ἀνάγκας vanhier zal ik overgaan op de noodzaken van de natuur Aristoph. Nub. 1075. abs. naar voren komen:; παριέναι ἀπὸ τῶν λόχων naar voren komen uit hun afdelingen Xen. An. 7.3.46; spec. van sprekers:; παρῄει οὐδείς niemand trad naar voren Dem. 18.170; ptc. subst. οἱ παριόντες de sprekers. | ||
}} | }} | ||
{{mdlsj | {{mdlsj |