δεινός: Difference between revisions

m
Text replacement - " ’" to "’"
m (Text replacement - " :" to ":")
m (Text replacement - " ’" to "’")
Line 38: Line 38:
}}
}}
{{elnl
{{elnl
|elnltext=δεινός -ή -όν [~ δείδω] angstaanjagend, vreselijk:; δεινή... θεός een angstaanjagende godin Il. 18.394; ἡγούμεθα δ ’ ἡμεῖς δεινὰ μὲν εἶναι ἃ καὶ δέος παρέχει wij denken dat datgene vreselijk is wat inderdaad vrees opwekt Plat. Lach. 198b; met inf.:; δ. ἰδέσθαι vreselijk om te zien Od. 22.405; n. adv.:; δεινὸν δερκομένη met angstaanjagende blik Il. 11.37; subst.: τὸ δεινόν het vreeswekkende Aeschl. Eum. 517; ᾔκασεν δέ τις τὸ δεινὸν αὖ Λημνίοισι πήμασιν men vergeleek de verschrikking later met de gruwelen op Lemnos Aeschl. Ch. 634; τὸ δεινόν τὸ πείσομαι het gevaar dat ik zal lopen Hdt. 7.11.4; ὡς δεινὰ πάσχω wat een vreselijk lot onderga ik Eur. Andr. 395; δεινὸν ποιεύμενοι ὑπὸ Μήδων ἄρχεσθαι omdat ze het vreselijk vonden dat zij door de Meden overheerst werden Hdt. 1.127.1; δεινὰ ποιεῖν misbaar maken Hdt. 3.14.6; τὸν δὲ δεινόν τι ἔσχε ἀτιμάζεσθαι πρὸς Πεισιστράτου grote verontwaardiging greep hem aan dat hij van de kant van Peisistratus in zijn eer gekrenkt werd Hdt. 1.61.2. erg, gevaarlijk:; τὸ δ ’ εἰδέναι τί δεινόν; wat voor ergs is kennis? Soph. Tr. 549; οὐ(δὲν) δεινὸν μή er is geen gevaar dat:; οὐ γὰρ ἦν δεινόν... μὴ ἁλῷ want er was geen gevaar dat hij gepakt zou worden Hdt. 1.84.2; ook in pers. constr. δεινός εἰμι met inf. of μή:; οὐδὲν δεινοί τοι ἔσονται μὴ ἀποστέωσι u hoeft niet te vrezen dat zij u in de steek zullen laten Hdt. 1.155.4; δεινόν ἐστι het is erg:. δεινόν γ ’ ἂν εἴη, εἰ het zou erg zijn, als And. 1.30; ὃ δὲ παντῶν δεινότατον en wat het ergst van alles is Isocr. 4.128. indrukwekkend, ontzagwekkend, imponerend:; δεινὸν σάκος een ontzagwekkend schild Il. 7.245; geweldig, buitengewoon:. δεινὸν τὸ κοινὸν σπλάγχνον οὗ πεφύκαμεν de gemeenschappelijke schoot waaruit wij voortkomen is ontzagwekkend Aeschl. Sept. 1031; κοὐδὲν ἀνθρώπου δεινότερον πέλει en niets is geweldiger dan de mens Soph. Ant. 333; δεινότατος ἑαυτοῦ ἦσθα jij stond op het toppunt van je kunnen Xen. Mem. 1.2.46. geducht, bedreven, handig, knap, van pers.:; γλώσσῃ δ. goed van de tongriem gesneden Soph. Ph. 440; met acc.:; δεινός ἐστι τὴν τέχνην hij is bedreven in zijn vak Aristoph. Eccl. 364; met inf.:; δ. εὑρεῖν goed in het vinden Aeschl. PV 59; λέγειν σὺ δεινός jij bent knap in het spreken Soph. OT 545; δεινότατος ὢν τῶν νῦν γράφειν de meest deskundige tekstschrijver van de huidige generatie Plat. Phaedr. 228a; met prep.:; περὶ Ὁμήρου δεινός deskundig inzake Homerus Plat. Ion 531a; δεινὸς εἰς τὰ πάντα deskundig op alle gebieden Aristoph. Ran. 968; overdr.: νόσος... δεινὴ φαγεῖν een vreetgrage ziekte Aristoph. Nub. 243. adv. δεινῶς vreselijk, buitengewoon, zeer:. δεινῶς ἔχει μοι ταῦτα τολμῆσαι het is vreselijk voor mij daartoe de moed te hebben Eur. IA 1257; δεινῶς φέρειν het zich vreselijk aantrekken Hdt. 2.121γ.2; ἄνυδρος δεινῶς vreselijk dor Hdt. 2.149.5.
|elnltext=δεινός -ή -όν [~ δείδω] angstaanjagend, vreselijk:; δεινή... θεός een angstaanjagende godin Il. 18.394; ἡγούμεθα δ’ ἡμεῖς δεινὰ μὲν εἶναι ἃ καὶ δέος παρέχει wij denken dat datgene vreselijk is wat inderdaad vrees opwekt Plat. Lach. 198b; met inf.:; δ. ἰδέσθαι vreselijk om te zien Od. 22.405; n. adv.:; δεινὸν δερκομένη met angstaanjagende blik Il. 11.37; subst.: τὸ δεινόν het vreeswekkende Aeschl. Eum. 517; ᾔκασεν δέ τις τὸ δεινὸν αὖ Λημνίοισι πήμασιν men vergeleek de verschrikking later met de gruwelen op Lemnos Aeschl. Ch. 634; τὸ δεινόν τὸ πείσομαι het gevaar dat ik zal lopen Hdt. 7.11.4; ὡς δεινὰ πάσχω wat een vreselijk lot onderga ik Eur. Andr. 395; δεινὸν ποιεύμενοι ὑπὸ Μήδων ἄρχεσθαι omdat ze het vreselijk vonden dat zij door de Meden overheerst werden Hdt. 1.127.1; δεινὰ ποιεῖν misbaar maken Hdt. 3.14.6; τὸν δὲ δεινόν τι ἔσχε ἀτιμάζεσθαι πρὸς Πεισιστράτου grote verontwaardiging greep hem aan dat hij van de kant van Peisistratus in zijn eer gekrenkt werd Hdt. 1.61.2. erg, gevaarlijk:; τὸ δ’ εἰδέναι τί δεινόν; wat voor ergs is kennis? Soph. Tr. 549; οὐ(δὲν) δεινὸν μή er is geen gevaar dat:; οὐ γὰρ ἦν δεινόν... μὴ ἁλῷ want er was geen gevaar dat hij gepakt zou worden Hdt. 1.84.2; ook in pers. constr. δεινός εἰμι met inf. of μή:; οὐδὲν δεινοί τοι ἔσονται μὴ ἀποστέωσι u hoeft niet te vrezen dat zij u in de steek zullen laten Hdt. 1.155.4; δεινόν ἐστι het is erg:. δεινόν γ’ ἂν εἴη, εἰ het zou erg zijn, als And. 1.30; ὃ δὲ παντῶν δεινότατον en wat het ergst van alles is Isocr. 4.128. indrukwekkend, ontzagwekkend, imponerend:; δεινὸν σάκος een ontzagwekkend schild Il. 7.245; geweldig, buitengewoon:. δεινὸν τὸ κοινὸν σπλάγχνον οὗ πεφύκαμεν de gemeenschappelijke schoot waaruit wij voortkomen is ontzagwekkend Aeschl. Sept. 1031; κοὐδὲν ἀνθρώπου δεινότερον πέλει en niets is geweldiger dan de mens Soph. Ant. 333; δεινότατος ἑαυτοῦ ἦσθα jij stond op het toppunt van je kunnen Xen. Mem. 1.2.46. geducht, bedreven, handig, knap, van pers.:; γλώσσῃ δ. goed van de tongriem gesneden Soph. Ph. 440; met acc.:; δεινός ἐστι τὴν τέχνην hij is bedreven in zijn vak Aristoph. Eccl. 364; met inf.:; δ. εὑρεῖν goed in het vinden Aeschl. PV 59; λέγειν σὺ δεινός jij bent knap in het spreken Soph. OT 545; δεινότατος ὢν τῶν νῦν γράφειν de meest deskundige tekstschrijver van de huidige generatie Plat. Phaedr. 228a; met prep.:; περὶ Ὁμήρου δεινός deskundig inzake Homerus Plat. Ion 531a; δεινὸς εἰς τὰ πάντα deskundig op alle gebieden Aristoph. Ran. 968; overdr.: νόσος... δεινὴ φαγεῖν een vreetgrage ziekte Aristoph. Nub. 243. adv. δεινῶς vreselijk, buitengewoon, zeer:. δεινῶς ἔχει μοι ταῦτα τολμῆσαι het is vreselijk voor mij daartoe de moed te hebben Eur. IA 1257; δεινῶς φέρειν het zich vreselijk aantrekken Hdt. 2.121γ.2; ἄνυδρος δεινῶς vreselijk dor Hdt. 2.149.5.
}}
}}
{{etym
{{etym