3,277,020
edits
m (Text replacement - " :" to ":") |
m (Text replacement - " ’" to "’") |
||
Line 35: | Line 35: | ||
}} | }} | ||
{{elnl | {{elnl | ||
|elnltext=δαίω, aor. alleen conj. med. 3 sing. δάηται; perf. 3 sing. δέδηεν, plqperf. 3 sing. δεδήει met acc. in brand steken, aansteken:; πῦρ δέ... δαῖεν μέγα hij stak een groot vuur aan Il. 9.211; ook med.: Ἥφαιστος... πῦρ δαίετο Hephaestus stak een vuur aan Il. 21.343. intrans. med.-pass., met perf. δέδη- in brand staan, branden:; | |elnltext=δαίω, aor. alleen conj. med. 3 sing. δάηται; perf. 3 sing. δέδηεν, plqperf. 3 sing. δεδήει met acc. in brand steken, aansteken:; πῦρ δέ... δαῖεν μέγα hij stak een groot vuur aan Il. 9.211; ook med.: Ἥφαιστος... πῦρ δαίετο Hephaestus stak een vuur aan Il. 21.343. intrans. med.-pass., met perf. δέδη- in brand staan, branden:; ὁπότ’ ἂν Τροίη... πᾶσα δάηται wanneer heel Troje brandt Il. 20.316; overdr. (vurig) stralen:; δαῖέ οἱ ἐκ κόρυθος... πῦρ vuur straalde van zijn helm Il. 5.4; ὄσσε δαίεται zijn beide ogen schitteren Od. 6.132; perf. overdr. zich (als vuur) verspreiden:. Ὄσσα δεδήει het Gerucht gaat als een lopend vuurtje Il. 2.93; πόλεμος... δέδηε de oorlog is opgelaaid Il. 20.18. | ||
}} | }} | ||
{{etym | {{etym |