LSJ

πρός: Difference between revisions

Page Discussion

πρός (view source)

Revision as of 12:38, 30 November 2022

No change in size ,  30 November 2022
m
Text replacement - "(?s)({{elru\n\|elrutext.*}}\n)({{.*}}\n)({{pape.*}})" to "$3 $1$2"
m (Text replacement - "(sc. " to "(''sc.'' ")
m (Text replacement - "(?s)({{elru\n\|elrutext.*}}\n)({{.*}}\n)({{pape.*}})" to "$3 $1$2")
Line 15: Line 15:
{{elnl
{{elnl
|elnltext=πρός, Dor. en ep. ποτί [~ πρό?, πρόσω?] adv. er bij, ook nog, bovendien:. τάδε λέγω, δράσω τε πρός ik zeg het volgende en ik zal er ook nog naar handelen Eur. Or. 622; καὶ κατακτενῶ γε πρός ja, en ik zal u ook nog doden Eur. Phoen. 610; πρὸς δέ bovendien Il. 5.307; πρὸς δὲ καί en bovendien ook Hdt. 1.164.3; καὶ πρός en bovendien Aeschl. Ch. 301. in composita naar, tegen, bijv. προσάγω, προσβάλλω, προσέρχομαι, προσπίπτω. bij, aan de kant van, op de hand van, bijv. προσγίγνομαι, πρόσειμι. bovendien, ook nog, erbij, bijv. προσδίδωμι, προστίθημι. prep. met gen., dat. of acc. met gen. van de kant van, aan de kant van van plaats waarvandaan van de kant van, komend van:; ἵκετ’ ἐμὸν δῶ ἠὲ πρὸς ἠοίων ἦ ἑσπερίων ἀνθρώπων hij bereikte mijn huis komend van de mensen in het oosten of westen Od. 8.29; overdr. van herkomst, oorsprong, oorzaak van de kant van, van:; οἵ τε θέμιστας πρὸς Διὸς εἰρύαται (rechters) die de wetten afkomstig van Zeus beschermen Il. 1.239; τιμὴν πρὸς Ζηνὸς ἔχοντες een erepositie hebben die van Zeus is ontvangen Od. 11.302; εἰ γὰρ τύχοιεν ὧν φρονοῦσι πρὸς θεῶν mogen zij van de goden verkrijgen waar zij op zinnen! Aeschl. Sept. 550; ταῦτα πρὸς Κυαξάρεω παθόντες die narigheid door toedoen van Kuaxares ondervonden hebbend Hdt. 1.73.5; τέθνηκεν... πρὸς τίνος ποτ’ αἰτίας; als gevolg van welke oorzaak is zij dan wel gestorven? Soph. OT 1236; spec. met agens bij pass. verba door:; πρὸς τοῦ διδαχθείς; door wie onderwezen? Soph. OT 357; ἀτιμάζεσθαι πρὸς Πεισιστράτου respectloos behandeld worden door Pisistratus Hdt. 1.61.2; bij adj. met pass. bet.. τιμήεσσα πρὸς πόσιος geëerd door haar echtgenoot Od. 18.162; ἔρημος πρὸς φίλων verlaten door mijn dierbaren Soph. Ant. 919; γένος δὲ ἐξ Ἁλικαρνησσοῦ τὰ πρὸς πατρός wat haar familie betreft stamde zij van vaderskant uit Halicarnassus Hdt. 7.99.2; τοὺς πρὸς αἵματος bloedverwanten Soph. Ai. 1305; πρὸς ἀνδρῶν in mannelijke lijn Plat. Tht. 173d. van plaats waar aan de kant van:; πρὸς ἁλός aan de kant van de zee Il. 10.428; αὐτὸς δὲ ποτὶ πτόλιος πέτετ’ αἰεί zelf rende hij steeds aan de kant van de stad Il. 22.198; νήσοισι πρὸς Ἤλιδος de eilanden aan de kant van Elis Od. 21.347; ook als eindpunt van beweging; ἀποστάντες ἀπ’ ἐκείνου καὶ γενόμενοι πρὸς σέο van hem afgevallen en aan uw kant gekomen Hdt. 1.124.3; overdr..; πιστεύσαντες τῷ θεῷ πρὸς ἡμῶν ἔσεσθαι in het vertrouwen dat god aan onze kant zal staan Thuc. 4.92.7; in het voordeel van:. ἐλπίσας πρὸς ἑωυτοῦ τὸν χρησμὸν εἶναι in de verwachting dat de orakeluitspraak in zijn eigen voordeel was Hdt. 1.75.2; πρὸς σοῦ γάρ, οὐδ’ ἐμοῦ, φράσω ik zal namelijk in uw voordeel, niet in het mijne, spreken Soph. OT 1434; πρὸς τῶν ἐχόντων... τὸν νόμον τίθης u stelt de wet in ten gunste van de bezittende klasse Eur. Alc. 57. behorend bij, kenmerkend voor:; ἦ κάρτα πρὸς γυναικὸς αἴρεσθαι κέαρ het is zeer typerend voor een vrouw om zich op te winden Aeschl. Ag. 592; οὐ πρὸς τῆς ὑμετέρας δόξης niet overeenkomstig uw reputatie Thuc. 3.59.1; οὐκ ἦν πρὸς τοῦ Κύρου τρόπου het was niet kenmerkend voor Cyrus' manier van doen Xen. An. 1.2.11; πρὸς τρόπου op passende wijze Plat. Resp. 470c; uitbr.. πρὸς γὰρ Διός εἰσιν ἅπαντες ξεῖνοί τε πτωχοί τε alle vreemdelingen en bedelaars staan onder bescherming van Zeus Od. 6.207. ten overstaan van, bij smeekbeden of eden:; οὐδ’ ἐπιορκήσω πρὸς δαίμονος en ik zal geen meineed plegen ten overstaan van de godheid Il. 19.188; δρῷμεν δ’ ἂν ἄδικον οὐδὲν... πρὸς θεῶν τῶν ὁρκίων wij zullen geen onrecht doen in de ogen van de goden die de eden beschermen Thuc. 1.71.5; uitbr. in naam van, bij:. σε γουνάζομαι... πρός τ’ ἀλόχου καὶ πατρός ik smeek u bij uw echtgenote en uw vader Od. 11.67; πρὸς θεῶν πατρῴων in naam van de goden van onze vaderen Soph. Ant. 839; ὦ πρὸς Διός in naam van Zeus! Plat. Ap. 26e. met dat. bij van plaats waar bij, in de nabijheid van, tegen... aan; als eindpunt van een beweging; ποτὶ δὲ σκῆπτρον βάλε γαίῃ hij smeet zijn scepter tegen de grond Il. 1.245; τὴν δὲ προτὶ οἷ εἷλε hij trok haar tegen zich aan Il. 21.507; τὸ μὲν εὖ κατέθηκε ποτὶ γαίῃ hij legde hem (de boog) zorgvuldig op de grond neer Il. 4.112; zonder beweging; οὐδέ τί μιν παῖδες ποτὶ γούνασι παππάζουσιν en evenmin zeggen zijn kinderen bij zijn knieën (staand) pappa tegen hem Il. 5.408; ἕδραν ἔχουσα πρὸς δόμοις Ἐρεχθέως een zetel hebbend bij de woning van Erechtheus Aeschl. Eum. 855; τὸ πρὸς ποσὶν σκοπεῖν wat bij je voeten ligt in het oog houden (d.w.z. het onmiddellijke belang) Soph. OT 130; van pers. in aanwezigheid van, ten overstaan van:. πρὸς τοῖς κριταῖς ἐν τῷ θεάτρῳ ten overstaan van de jury in het theater Dem. 21.18. overdr. nauw betrokken bij:. πρὸς τῷ εἰρημένῳ λόγῳ ἦν hij was nog helemaal (met zijn hoofd) bij het voorafgaande betoog Plat. Phaed. 84c; ὅλος πρὸς τῷ λήμματι helemaal gericht op winstbejag Dem. 19.127; πρὸς τοῖς ἰδίοις σχολάζειν zich met privé-zaken bezighouden Aristot. Pol. 1308b36. overdr. bij, bovenop, behalve, naast:; ἄασάν μ’ ἕταροί τε κακοὶ πρὸς τοῖσί τε ὕπνος mijn slechte makkers hebben mij misleid en naast hen ook de slaap Od. 10.68; πρός τ’ αἴσχεσιν ἄλγεα πάσχει naast vernedering ondergaat hij ook nog pijnen Hes. Op. 211; spec. met pron. demonstr. n. daarnaast, bovendien:. πρὸς τούτοισι daarnaast Aeschl. Pers. 237 = πρὸς τούτῳ Hdt. 1.31.2; πρὸς τοῖς ἄλλοις naast de overige dingen Thuc. 2.61.3. met acc. naar, tegen, tot van plaats waarheen naar, op... toe:; εἶμ’ αὐτὴ πρὸς Ὄλυμπον ἀγάννιφον zelf ga ik naar de dikbesneeuwde Olympus Il. 1.420; τέτραπτο πρὸς ἰθύ οἱ hij stond recht naar hem toe gekeerd Il. 14.403; tegen, tot:; κλαίεσκε πρὸς οὐρανόν hij jammerde tot de hemel Il. 8.364; τοιαῦτα πρὸς ἀλλήλους ἀγόρευον dergelijke woorden spraken zij tegen elkaar Il. 5.274; κεῖται πρὸς ζόφον het is naar het Westen toe gelegen Od. 9.26; πρὸς πρᾶγμ’ ὁρᾶν de situatie onder ogen zien Aeschl. Suppl. 725; overdr. met pron. pers..; ᾄδω πρὸς ἐμαυτήν ik zing bij mij zelf Aristoph. Eccl. 931; πρὸς ἐμαυτὸν ἐλογιζόμην ik overwoog bij mij zelf Plat. Ap. 21d; tegen... aan:. δόρυ δὲ πρὸς τεῖχος ἐρείσας na mijn speer tegen de muur gezet te hebben Il. 22.112; Ἀμφινόμου πρὸς γοῦνα καθέζετο hij zette zich neer bij de knieën van Amphinomus Od. 18.395. van tijd tegen:; πρὸς ἑσπέραν tegen de avond Xen. Hell. 4.3.22; πρὸς ἡμέραν tegen het aanbreken van de dag Xen. An. 4.5.21; πρὸς τὸ παρόν voor het moment Luc. 11.28; van pers.. πρὸς εὐάνθεμον φυάν toen hij de bloei van zijn fysieke kracht naderde Pind. O. 1.67. overdr. van relaties tussen personen of zaken in relatie tot van personen tegenover, jegens, in relatie tot:; πρὸς ἀλλήλους ἔχθραι τε καὶ στέργηθρα gevoelens van vijandigheid en genegenheid jegens elkaar Aeschl. PV 491; κατὰ τὴν ὁμολογίην τὴν πρὸς Μεγακλέα γενομένην volgens de overeenkomst met Megacles Hdt. 1.61.1; ἐμοὶ οὐδὲν πρὸς τοὺς τοιούτους ἐστί met dergelijke lieden heb ik niets te maken Isocr. 4.12; vijandig tegen:. πρὸς Τρῶας μάχεαι u vecht tegen de Trojanen Il. 17.471; ἄφρων δ᾿ ὅς κ᾿ ἐθέλῃ πρὸς κρείσσονας ἀντιφερίζειν dwaas is hij die zich met sterkeren probeert te meten Hes. Op. 210; ταῦτά τε οὖν πάντα πρὸς τὸν Πιττακὸν εἴρηται al die opmerkingen zijn gericht tegen Pittakos Plat. Prot. 345c; τὴν πρὸς ὑμᾶς ἀπέχθειαν de vijandschap jegens u Dem. 6.3. van zaken met betrekking tot, ten aanzien van: vaak met pron. demonstr. n. bij ww. van zeggen; εἶπαν πρὸς ταῦτα οἱ μάγοι (in reactie) daarop zeiden de magi Hdt. 1.120.5; τὰ πρὸς τὸν πόλεμον de oorlogsvoering Thuc. 2.17.4; τοῦτο ἰσχυρὸν οἴεταί τι πρὸς τὸ πρᾶγμ᾿ ἔχειν hij denkt dat dat een krachtig argument is in de kwestie Men. Epitr. 347; naar aanleiding van, gelet op, wegens:; πρὸς... τοῦτο τὸ κήρυγμα naar aanleiding van die proclamatie Hdt. 3.52.2; πρὸς τὰ παρόντα χαλεπαίνοντας verbitterd vanwege de situatie Thuc. 2.59.3; πρὸς τὰς τοῦ Πεδαρίτου ἐπιστολὰς ὑπώπτευον αὐτόν wegens de brieven van Pedaritos wantrouwden zij hem Thuc. 8.39.2; van doel voor, tot:; ὡς πρὸς τί χρείας; met welke bedoeling? Soph. OT 1174; ἦ καὶ... πρὸς καιρὸν πονῶ; heeft het zin dat ik me inspan? Soph. Ai. 38; τὰ πρὸς τὴν ὑγιείην προσδέχεσθαι accepteren wat voor de gezondheid dient Hp. Ars 7; met adj.. πρὸς ὃ ἂν ἕκαστον χρήσιμον ᾖ waarvoor elk ding geschikt is Plat. Grg. 474d, πρὸς μὲν τροφὴν ἱκανὴ βοηθός een toereikend hulpmiddel voor de voeding Plat. Prot. 322b. van personen en zaken in vergelijking met:; κοῖός τις δοκέοι ἀνὴρ εἶναι πρὸς τὸν πατέρα wat voor een man hij (Cambyses) volgens hen was in vergelijking met zijn vader Hdt. 3.34.4; πρὸς πάντας τοὺς ἄλλους παρεχόμενοι νέας ὀγδώκοντα καὶ ἑκατὸν μοῦνοι alle anderen overtreffend leverden zij in hun eentje 180 schepen Hdt. 8.44.1; ἓν πρὸς ἓν συμβάλλειν één op één vergelijken Hdt. 4.50.1; πρὸς τὸ ἐκείνου μέγεθος in vergelijking met diens omvang Plat. Phaed. 102c; ἡδονὰς πρὸς ἡδονὰς καταλλάττεσθαι genoegens inruilen tegen genoegens Plat. Phaed. 69a; bij waarde en hoeveelheid in verhouding tot:; πρὸς ἀριθμόν getalsmatig Plat. Tim. 36b; τρία γὰρ πρὸς δύ᾿ ἐστίν de verhouding is namelijk drie staat tot twee Aristot. Rh. 1409a4; in overeenstemming met:. πρὸς τὰς τύχας overeenkomstig het lot Eur. Hipp. 701; πρὸς Λίβυν λακεῖν κάλαμον zingen bij de Libische fluit Eur. Alc. 346. in vaste uitdr., vaak adv.: πρὸς βίαν met geweld Aeschl. PV 208; πρὸς βίαν ἐμοῦ tegen mijn wil Soph. OC 657; πρὸς ἡδονήν naar genoegen Thuc. 2.65.8; πίνειν πρὸς ἡδονήν naar hartelust drinken Plat. Smp. 176e; πρὸς τὰ μέγιστα in de hoogste mate Hdt. 8.20.2; πρὸς ὀργήν driftig Soph. El. 369; πρὸς χάριν tot je genoegen Soph. OT 1152; πρὸς χάριν βορᾶς om lekker van te vreten Soph. Ant. 30; μὴ πρὸς ἰσχύος χάριν niet voor het genoegen van geweld Eur. Med. 538.
|elnltext=πρός, Dor. en ep. ποτί [~ πρό?, πρόσω?] adv. er bij, ook nog, bovendien:. τάδε λέγω, δράσω τε πρός ik zeg het volgende en ik zal er ook nog naar handelen Eur. Or. 622; καὶ κατακτενῶ γε πρός ja, en ik zal u ook nog doden Eur. Phoen. 610; πρὸς δέ bovendien Il. 5.307; πρὸς δὲ καί en bovendien ook Hdt. 1.164.3; καὶ πρός en bovendien Aeschl. Ch. 301. in composita naar, tegen, bijv. προσάγω, προσβάλλω, προσέρχομαι, προσπίπτω. bij, aan de kant van, op de hand van, bijv. προσγίγνομαι, πρόσειμι. bovendien, ook nog, erbij, bijv. προσδίδωμι, προστίθημι. prep. met gen., dat. of acc. met gen. van de kant van, aan de kant van van plaats waarvandaan van de kant van, komend van:; ἵκετ’ ἐμὸν δῶ ἠὲ πρὸς ἠοίων ἦ ἑσπερίων ἀνθρώπων hij bereikte mijn huis komend van de mensen in het oosten of westen Od. 8.29; overdr. van herkomst, oorsprong, oorzaak van de kant van, van:; οἵ τε θέμιστας πρὸς Διὸς εἰρύαται (rechters) die de wetten afkomstig van Zeus beschermen Il. 1.239; τιμὴν πρὸς Ζηνὸς ἔχοντες een erepositie hebben die van Zeus is ontvangen Od. 11.302; εἰ γὰρ τύχοιεν ὧν φρονοῦσι πρὸς θεῶν mogen zij van de goden verkrijgen waar zij op zinnen! Aeschl. Sept. 550; ταῦτα πρὸς Κυαξάρεω παθόντες die narigheid door toedoen van Kuaxares ondervonden hebbend Hdt. 1.73.5; τέθνηκεν... πρὸς τίνος ποτ’ αἰτίας; als gevolg van welke oorzaak is zij dan wel gestorven? Soph. OT 1236; spec. met agens bij pass. verba door:; πρὸς τοῦ διδαχθείς; door wie onderwezen? Soph. OT 357; ἀτιμάζεσθαι πρὸς Πεισιστράτου respectloos behandeld worden door Pisistratus Hdt. 1.61.2; bij adj. met pass. bet.. τιμήεσσα πρὸς πόσιος geëerd door haar echtgenoot Od. 18.162; ἔρημος πρὸς φίλων verlaten door mijn dierbaren Soph. Ant. 919; γένος δὲ ἐξ Ἁλικαρνησσοῦ τὰ πρὸς πατρός wat haar familie betreft stamde zij van vaderskant uit Halicarnassus Hdt. 7.99.2; τοὺς πρὸς αἵματος bloedverwanten Soph. Ai. 1305; πρὸς ἀνδρῶν in mannelijke lijn Plat. Tht. 173d. van plaats waar aan de kant van:; πρὸς ἁλός aan de kant van de zee Il. 10.428; αὐτὸς δὲ ποτὶ πτόλιος πέτετ’ αἰεί zelf rende hij steeds aan de kant van de stad Il. 22.198; νήσοισι πρὸς Ἤλιδος de eilanden aan de kant van Elis Od. 21.347; ook als eindpunt van beweging; ἀποστάντες ἀπ’ ἐκείνου καὶ γενόμενοι πρὸς σέο van hem afgevallen en aan uw kant gekomen Hdt. 1.124.3; overdr..; πιστεύσαντες τῷ θεῷ πρὸς ἡμῶν ἔσεσθαι in het vertrouwen dat god aan onze kant zal staan Thuc. 4.92.7; in het voordeel van:. ἐλπίσας πρὸς ἑωυτοῦ τὸν χρησμὸν εἶναι in de verwachting dat de orakeluitspraak in zijn eigen voordeel was Hdt. 1.75.2; πρὸς σοῦ γάρ, οὐδ’ ἐμοῦ, φράσω ik zal namelijk in uw voordeel, niet in het mijne, spreken Soph. OT 1434; πρὸς τῶν ἐχόντων... τὸν νόμον τίθης u stelt de wet in ten gunste van de bezittende klasse Eur. Alc. 57. behorend bij, kenmerkend voor:; ἦ κάρτα πρὸς γυναικὸς αἴρεσθαι κέαρ het is zeer typerend voor een vrouw om zich op te winden Aeschl. Ag. 592; οὐ πρὸς τῆς ὑμετέρας δόξης niet overeenkomstig uw reputatie Thuc. 3.59.1; οὐκ ἦν πρὸς τοῦ Κύρου τρόπου het was niet kenmerkend voor Cyrus' manier van doen Xen. An. 1.2.11; πρὸς τρόπου op passende wijze Plat. Resp. 470c; uitbr.. πρὸς γὰρ Διός εἰσιν ἅπαντες ξεῖνοί τε πτωχοί τε alle vreemdelingen en bedelaars staan onder bescherming van Zeus Od. 6.207. ten overstaan van, bij smeekbeden of eden:; οὐδ’ ἐπιορκήσω πρὸς δαίμονος en ik zal geen meineed plegen ten overstaan van de godheid Il. 19.188; δρῷμεν δ’ ἂν ἄδικον οὐδὲν... πρὸς θεῶν τῶν ὁρκίων wij zullen geen onrecht doen in de ogen van de goden die de eden beschermen Thuc. 1.71.5; uitbr. in naam van, bij:. σε γουνάζομαι... πρός τ’ ἀλόχου καὶ πατρός ik smeek u bij uw echtgenote en uw vader Od. 11.67; πρὸς θεῶν πατρῴων in naam van de goden van onze vaderen Soph. Ant. 839; ὦ πρὸς Διός in naam van Zeus! Plat. Ap. 26e. met dat. bij van plaats waar bij, in de nabijheid van, tegen... aan; als eindpunt van een beweging; ποτὶ δὲ σκῆπτρον βάλε γαίῃ hij smeet zijn scepter tegen de grond Il. 1.245; τὴν δὲ προτὶ οἷ εἷλε hij trok haar tegen zich aan Il. 21.507; τὸ μὲν εὖ κατέθηκε ποτὶ γαίῃ hij legde hem (de boog) zorgvuldig op de grond neer Il. 4.112; zonder beweging; οὐδέ τί μιν παῖδες ποτὶ γούνασι παππάζουσιν en evenmin zeggen zijn kinderen bij zijn knieën (staand) pappa tegen hem Il. 5.408; ἕδραν ἔχουσα πρὸς δόμοις Ἐρεχθέως een zetel hebbend bij de woning van Erechtheus Aeschl. Eum. 855; τὸ πρὸς ποσὶν σκοπεῖν wat bij je voeten ligt in het oog houden (d.w.z. het onmiddellijke belang) Soph. OT 130; van pers. in aanwezigheid van, ten overstaan van:. πρὸς τοῖς κριταῖς ἐν τῷ θεάτρῳ ten overstaan van de jury in het theater Dem. 21.18. overdr. nauw betrokken bij:. πρὸς τῷ εἰρημένῳ λόγῳ ἦν hij was nog helemaal (met zijn hoofd) bij het voorafgaande betoog Plat. Phaed. 84c; ὅλος πρὸς τῷ λήμματι helemaal gericht op winstbejag Dem. 19.127; πρὸς τοῖς ἰδίοις σχολάζειν zich met privé-zaken bezighouden Aristot. Pol. 1308b36. overdr. bij, bovenop, behalve, naast:; ἄασάν μ’ ἕταροί τε κακοὶ πρὸς τοῖσί τε ὕπνος mijn slechte makkers hebben mij misleid en naast hen ook de slaap Od. 10.68; πρός τ’ αἴσχεσιν ἄλγεα πάσχει naast vernedering ondergaat hij ook nog pijnen Hes. Op. 211; spec. met pron. demonstr. n. daarnaast, bovendien:. πρὸς τούτοισι daarnaast Aeschl. Pers. 237 = πρὸς τούτῳ Hdt. 1.31.2; πρὸς τοῖς ἄλλοις naast de overige dingen Thuc. 2.61.3. met acc. naar, tegen, tot van plaats waarheen naar, op... toe:; εἶμ’ αὐτὴ πρὸς Ὄλυμπον ἀγάννιφον zelf ga ik naar de dikbesneeuwde Olympus Il. 1.420; τέτραπτο πρὸς ἰθύ οἱ hij stond recht naar hem toe gekeerd Il. 14.403; tegen, tot:; κλαίεσκε πρὸς οὐρανόν hij jammerde tot de hemel Il. 8.364; τοιαῦτα πρὸς ἀλλήλους ἀγόρευον dergelijke woorden spraken zij tegen elkaar Il. 5.274; κεῖται πρὸς ζόφον het is naar het Westen toe gelegen Od. 9.26; πρὸς πρᾶγμ’ ὁρᾶν de situatie onder ogen zien Aeschl. Suppl. 725; overdr. met pron. pers..; ᾄδω πρὸς ἐμαυτήν ik zing bij mij zelf Aristoph. Eccl. 931; πρὸς ἐμαυτὸν ἐλογιζόμην ik overwoog bij mij zelf Plat. Ap. 21d; tegen... aan:. δόρυ δὲ πρὸς τεῖχος ἐρείσας na mijn speer tegen de muur gezet te hebben Il. 22.112; Ἀμφινόμου πρὸς γοῦνα καθέζετο hij zette zich neer bij de knieën van Amphinomus Od. 18.395. van tijd tegen:; πρὸς ἑσπέραν tegen de avond Xen. Hell. 4.3.22; πρὸς ἡμέραν tegen het aanbreken van de dag Xen. An. 4.5.21; πρὸς τὸ παρόν voor het moment Luc. 11.28; van pers.. πρὸς εὐάνθεμον φυάν toen hij de bloei van zijn fysieke kracht naderde Pind. O. 1.67. overdr. van relaties tussen personen of zaken in relatie tot van personen tegenover, jegens, in relatie tot:; πρὸς ἀλλήλους ἔχθραι τε καὶ στέργηθρα gevoelens van vijandigheid en genegenheid jegens elkaar Aeschl. PV 491; κατὰ τὴν ὁμολογίην τὴν πρὸς Μεγακλέα γενομένην volgens de overeenkomst met Megacles Hdt. 1.61.1; ἐμοὶ οὐδὲν πρὸς τοὺς τοιούτους ἐστί met dergelijke lieden heb ik niets te maken Isocr. 4.12; vijandig tegen:. πρὸς Τρῶας μάχεαι u vecht tegen de Trojanen Il. 17.471; ἄφρων δ᾿ ὅς κ᾿ ἐθέλῃ πρὸς κρείσσονας ἀντιφερίζειν dwaas is hij die zich met sterkeren probeert te meten Hes. Op. 210; ταῦτά τε οὖν πάντα πρὸς τὸν Πιττακὸν εἴρηται al die opmerkingen zijn gericht tegen Pittakos Plat. Prot. 345c; τὴν πρὸς ὑμᾶς ἀπέχθειαν de vijandschap jegens u Dem. 6.3. van zaken met betrekking tot, ten aanzien van: vaak met pron. demonstr. n. bij ww. van zeggen; εἶπαν πρὸς ταῦτα οἱ μάγοι (in reactie) daarop zeiden de magi Hdt. 1.120.5; τὰ πρὸς τὸν πόλεμον de oorlogsvoering Thuc. 2.17.4; τοῦτο ἰσχυρὸν οἴεταί τι πρὸς τὸ πρᾶγμ᾿ ἔχειν hij denkt dat dat een krachtig argument is in de kwestie Men. Epitr. 347; naar aanleiding van, gelet op, wegens:; πρὸς... τοῦτο τὸ κήρυγμα naar aanleiding van die proclamatie Hdt. 3.52.2; πρὸς τὰ παρόντα χαλεπαίνοντας verbitterd vanwege de situatie Thuc. 2.59.3; πρὸς τὰς τοῦ Πεδαρίτου ἐπιστολὰς ὑπώπτευον αὐτόν wegens de brieven van Pedaritos wantrouwden zij hem Thuc. 8.39.2; van doel voor, tot:; ὡς πρὸς τί χρείας; met welke bedoeling? Soph. OT 1174; ἦ καὶ... πρὸς καιρὸν πονῶ; heeft het zin dat ik me inspan? Soph. Ai. 38; τὰ πρὸς τὴν ὑγιείην προσδέχεσθαι accepteren wat voor de gezondheid dient Hp. Ars 7; met adj.. πρὸς ὃ ἂν ἕκαστον χρήσιμον ᾖ waarvoor elk ding geschikt is Plat. Grg. 474d, πρὸς μὲν τροφὴν ἱκανὴ βοηθός een toereikend hulpmiddel voor de voeding Plat. Prot. 322b. van personen en zaken in vergelijking met:; κοῖός τις δοκέοι ἀνὴρ εἶναι πρὸς τὸν πατέρα wat voor een man hij (Cambyses) volgens hen was in vergelijking met zijn vader Hdt. 3.34.4; πρὸς πάντας τοὺς ἄλλους παρεχόμενοι νέας ὀγδώκοντα καὶ ἑκατὸν μοῦνοι alle anderen overtreffend leverden zij in hun eentje 180 schepen Hdt. 8.44.1; ἓν πρὸς ἓν συμβάλλειν één op één vergelijken Hdt. 4.50.1; πρὸς τὸ ἐκείνου μέγεθος in vergelijking met diens omvang Plat. Phaed. 102c; ἡδονὰς πρὸς ἡδονὰς καταλλάττεσθαι genoegens inruilen tegen genoegens Plat. Phaed. 69a; bij waarde en hoeveelheid in verhouding tot:; πρὸς ἀριθμόν getalsmatig Plat. Tim. 36b; τρία γὰρ πρὸς δύ᾿ ἐστίν de verhouding is namelijk drie staat tot twee Aristot. Rh. 1409a4; in overeenstemming met:. πρὸς τὰς τύχας overeenkomstig het lot Eur. Hipp. 701; πρὸς Λίβυν λακεῖν κάλαμον zingen bij de Libische fluit Eur. Alc. 346. in vaste uitdr., vaak adv.: πρὸς βίαν met geweld Aeschl. PV 208; πρὸς βίαν ἐμοῦ tegen mijn wil Soph. OC 657; πρὸς ἡδονήν naar genoegen Thuc. 2.65.8; πίνειν πρὸς ἡδονήν naar hartelust drinken Plat. Smp. 176e; πρὸς τὰ μέγιστα in de hoogste mate Hdt. 8.20.2; πρὸς ὀργήν driftig Soph. El. 369; πρὸς χάριν tot je genoegen Soph. OT 1152; πρὸς χάριν βορᾶς om lekker van te vreten Soph. Ant. 30; μὴ πρὸς ἰσχύος χάριν niet voor het genoegen van geweld Eur. Med. 538.
}}
{{pape
|ptext=dor. und poet. [[ποτί]] und [[προτί]] (nur in wenigen [[Zusammensetzungen]] wird ι [[elidiert]], s. ποτί), kretische Form durch Buchstabenumstellung war [[πορτί]], Greg.Cor. p. 238; – <i>[[zu]]</i>,<br><b class="num">adverb.</b>, ohne [[Casus]], <i>noch dazu, [[oben]] [[drein]], [[außerdem]]</i>; am häufigsten πρὸς δέ, Hom. oft, wie [[θλάσσε]] δέ οἱ κοτύλην, πρὸς δ' [[ἄμφω]] ῥῆξε τένοντε, <i>Il</i>. 5.307; [[ἅπερ]] τελεῖται, πρὸς δ' ἃ [[βούλομαι]] [[λέγω]], Aesch. <i>Prom</i>. 931; Her. 1.71, 2.119, 3.135, 5.20 und [[sonst]] (auch in attischer [[Prosa]] nicht [[selten]]); πρὸς γάρ, 3.91; καὶ πρὸς πιέζει χρημάτων [[ἀχηνία]], Aesch. <i>Ch</i>. 299; [[ὄλωλα]] καὶ πρός γ' ἐξελαύνομαι χθονός, Eur. <i>Med</i>. 704, vgl. <i>Or</i>. 621, <i>Hel</i>. 962; καὶ πρὸς οὐκ αἰτοῦμαι [[οὐδέν]], Ar. <i>Eq</i>. 576; [[κἄγωγε]] πρός, <i>Ran</i>. 416, vgl. <i>Plut</i>. 1001; καὶ πρός, Her. 6.125 und oft bei den Attikern; πρὸς δὲ καί, Thuc. 3.58, Xen. <i>Hell</i>. 6.7.3, <i>Cyr</i>. 6.4.8, πρὸς δ' [[ἔτι]], Her. 3.74; Xen. <i>An</i>. 3.2.2; πρὸς δὲ καί, Plat. <i>Prot</i>. 321d; καὶ πρός γε, <i>Rep</i>. I.328a. <i>Soph</i>. 234a; καὶ ἐλεεινόν γε πρός, <i>Gorg</i>. 469b; vgl, noch Porson Eur. <i>Phoen</i>. 629, [[Reisig]] <i>comm. crit. Soph. O.C</i>. 809 p. 308. Vgl. auch [[προσέτι]].<br>Als [[Präposition]] mit dem gen., dat. und accus.<br><b class="num">I. Mit dem gen.</b>, <i>von her</i>, den [[Gegenstand]] [[bezeichnend]], von [[dessen]] [[Seite]] her [[Etwas]] kommt, oder von dem [[Etwas]] ausgeht;<br><b class="num">1</b> [[örtlich]], die [[Richtung]] oder [[Bewegung]] von einem Orte her [[bezeichnend]], ἀλώμενος ἵκετ' ἐμὸν δῶ, ἠὲ πρὸς ἠοίων ἢ ἑσπερίων ἀνθρώπων, <i>Od</i>. 8.29; auch bei Verbis der Ruhe, so daß aber bei der [[Ortsbestimmung]] [[immer]] an ein [[Ausgehen]] von derselben zu [[denken]] ist, wie Thuc. 3.21 sagt τὸ [[τεῖχος]] εἶχε [[δύο]] τοὺς περιβόλους πρός τε Πλαταιέων καὶ εἴ τις [[ἔξωθεν]] ἀπ' Ἀθηνῶν ἐπίοι, von Platää her; 4.31 verbindet er ἔκ τε τοῦ πελάγους καὶ πρὸς τοῦ λιμένος. So [[schon]] Hom., πρὸς μὲν ἁλὸς Κᾶρες, πρὸς Θύμβρης δ' [[ἔλαχον]] Λύκιοι, <i>Il</i>. 10.428; νῆσοι πρὸς Ἤλιδος, <i>in der Nähe von Elis, wenn man von Elis kommt, Od</i>. 21.347; am häufigsten bei [[Bestimmungen]] der Himmelsgegenden, <i>von [[Norden]], von [[Westen]] her</i>, wo uns [[geläufiger]] ist »gegen [[Norden]]« zu [[sagen]], αἱ μὲν (θύραι) πρὸς Βορέαο καταιβαταὶ ἀνθρώποισιν, αἱ δ' αὖ πρὸς Νότου εἰσὶ θεώτεραι, <i>Od</i>. 13.110, 111, πρὸς δύνοντος ἡλίου, Aesch. <i>Suppl</i>. 252; πρὸς νότου ἀνέμου, Her. 3.101, 102; πρὸς μεσαμβρίης Ἀραβίη ἐστί, <i>ib</i>. 107; [[sogar]] [[χωρίον]] πρὸς τοῦ Τμώλου τετραμμένον, 1.84; τὰ πρὸς νότου, Plat. <i>Critia</i>. 112c; τὸ ὑποζύγια ἔχοντες πρὸς τοῦ ποταμοῦ, <i>auf der [[Seite]] des [[Flusses]]</i>, Xen. <i>An</i>. 2.2.4, vgl. 4.3.26. So sagt auch Soph. ἐμπολᾶτε τὸν πρὸς Σάρδεων [[ἤλεκτρον]], <i>Ant</i>. 1024, <i>der von [[Sardes]] herkommt</i>. Da aber auch die [[Griechen]] so πρός c. accus. brauchten, die [[Richtung]] [[wohin]] [[bezeichnend]], so verbindet Her. τὸν μὲν πρὸς βορέω ἑστεῶτα, τὸν δὲ πρὸς νότον, 2.121, vgl. 4.17, 122. In [[Stellen]], wie <i>Il</i>. 15.669, [[φόως]] γένετ' [[ἀμφοτέρωθεν]], ἠμὲν πρὸς [[νηῶν]], und 22.198, αὐτὸς δὲ [[ποτὶ]] πτόλιος πέτετ' [[αἰετός]], [[übersetzt]] man [[hinwärts]], aber in der [[ersten]] [[Stelle]] wird [[schon]] durch [[ἀμφοτέρωθεν]] die [[Auffassung]] »von den Schiffen her« [[angedeutet]]. Einfach durch an kann es [[öfters]] [[übersetzt]] [[werden]], εἰσὶ [[οὗτοι]] οἱ χῶροι πρὸς θαλάσσης, Her. 2.154, vgl. 5.15, 8.120; Πελλήνη πρὸς Σικυῶνος, 1.145; auch φυλακαὶ κατέστασαν πρὸς Αἰθιόπων Ἀραβίων, 2.30, sie standen von der [[Seite]]. der [[Araber]] her, d.h. vor, [[gegenüber]], also eigtl. von [[feindlicher]] [[Seite]] her. – Daher<br><b class="num">2</b> von [[Personen]],<br><b class="num">a</b> <i>auf Jemandes [[Seite]] [[stehen]]</i>, d.h. <i>von [[seiner]] [[Partei]] sein, für Einen sein</i>, πρὸς τῶν κρατούντων δ' ἐσμέν, οἱ δ' ἡσσωμένων, Aesch. <i>Spt</i>. 498; [[ἐπειδὴ]] [[Ζεύς|Ζεὺς]] πρὸς ἡμῶν ἐστιν, für uns ist, Eur. <i>Rhes</i>. 320. auch πρὸς τῶν [[ἐχόντων]], Φοῖβε, τὸν νόμον τίθης, d.i. zu Gunsten der [[Reichen]], <i>Alc</i>. 58; πρός τινος λέγειν, Ar. <i>Vesp</i>. 647; [[Κροῖσος]] ἐλπίσας πρὸς ἑωυτοῦ τὸν χρησμὸν [[εἶναι]], daß das [[Orakel]] für ihn sei, Her. 1.75; τὸ ἐν στενῷ ναυμαχέειν πρὸς [[ἡμέων]] ἐστί, 8.60.2, ist zu unserm [[Vorteil]]; dah. [[γενέσθαι]] πρός τινος, Einem [[beitreten]], 7.22, ἀποστάντες ἀπ' ἐκείνου καὶ γενόμενοι πρὸς [[σέο]], 1.124; ὅ ἐστι πρὸς τῶν ἠδικηκότων [[μᾶλλον]], Thuc. 3.38; Καλλίας [[μοι]] δοκεῖ [[μάλα]] πρὸς Πρωταγόρου [[εἶναι]], Plat. <i>Prot</i>. 336d; [[daher]] πρὸς λόγου [[εἶναι]], zum [[Zwecke]] [[dienlich]] sein, <i>Gorg</i>. 459c; πρὸς [[ἐμοῦ]] [[δικαίως]] τὴν ψῆφον ἔθεσθε, zu [[meinen]] Gunsten, Dem. 39.40; κἂν μέν τι ᾖ πρὸς τῶν ἐχθρῶν κατὰ τῆς πόλεως ἐν τοῖς ὅρκοις, 17.18, Folgde, vgl. οὐ κατ' [[αὐτοῦ]], πρὸς [[αὐτοῦ]] δὲ νομίσας [[εἶναι]] τὰ συμβαίνοντα, Pol. 3.104.2; – τὰ πρὸς [[σφῷν]], so viel wie das Eurige, Soph. <i>O.R</i>. 668.<br><b class="num">b</b> <i>von Einem [[ausgehend]], [[zunächst]] von Einem [[erlangen]], [[erhalten]], [[vernehmen]]</i>; ἔχειν τιμὴν πρὸς [[Διός]], <i>Od</i>. 11.302, Ehre von [[Seiten]] des Zeus [[erlangen]], haben, die Zeus [[gewährt]]; ὡς ἄν [[μοι]] τιμὴν μεγάλην καὶ [[κῦδος]] [[ἄρηαι]] πρὸς πάντων Δαναῶν, <i>Il</i>. 16.84, vgl. 22.514; wie ἄρνυσθαί τι πρός τινος, 1.160; εἰ γὰρ τύχοιεν ὧν φρονοῦσι πρὸς [[θεῶν]], wenn sie von den Göttern [[erlangen]], die [[Götter]] [[ihnen]] [[gewähren]], Aesch. <i>Spt</i>. 532; [[ähnlich]] [[ὅπη]] μέλλει τις οἴσεσθαι [[δάκρυ]] πρὸς τῶν, κλυόντων, <i>Prom</i>. 642; τὰς ἡδονὰς πρὸς [[σοῦ]] λαβοῦσα ἐκτησάμην, Soph. <i>El</i>. 1295, vgl. <i>Tr</i>. 330; ἵνα [[κακόν]] τι πρὸς [[θεῶν]] ἢ πρὸς ἀνθρώπων λάβοι, Her. 2.139, vgl. 152; ἀκούειν τι πρός τινος, von Einem, aus seinem Munde [[hören]], <i>Il</i>. 6.525, Her. 7.153; μανθάνειν πρός τινος, Soph. <i>Phil</i>. 959, <i>O.C</i>. 13, ὅπως πρὸς [[σοῦ]] τι κερδάναιμι, <i>Tr</i>. 190.<br><b class="num">c</b> dann bei solchen Verbis, die einen leidenden [[Zustand]], eine [[Einwirkung]] eines Andern [[andeuten]], bes. bei [[πάσχω]], [[οἷα]] πρὸς [[θεῶν]] [[πάσχω]] [[θεός]], Aesch. <i>Prom</i>. 92; <i>Ch</i>. 413, <i>Eum</i>. 100, Soph. <i>Phil</i>. 1343; Her. 1.73, 3.65, 74; [[κακῶς]] κλύουσα πρὸς [[σέθεν]], Soph. <i>El</i>. 514, durch [[deine]] [[Veranlassung]] in schlimmem Rufe [[stehen]]; oft [[θανεῖν]] πρός τινος, Aesch. <i>Eum</i>. 597, Soph. <i>O.R</i>. 592 und [[öfter]], Eur. <i>Or</i>. 1632; πρὸς ἀλλήλοιν [[θανεῖν]], [[Einer]] durch den Andern [[umkommen]], Valcken <i>Phoen</i>. 1275. Auffallend braucht Soph. [[sogar]] zwei [[Präpositionen]], πρὸς τῶν θανόντων μηδενὸς [[θανεῖν]] ὕπο, <i>[[Trach]]</i>. 1150. so auch [[ὤλετο]] πρὸς χειρὸς [[ἕθεν]], Aesch. <i>Suppl</i>. 64, Soph. <i>Ant</i>. 51; [[ποίας]] ὄλλυμαι πρὸς αἰτίας, <i>aus welchem Grunde, durch [[welche]] [[Schuld]]</i>, Eur. <i>Andr</i>. 1126; vgl. Soph. <i>O.R</i>. 1236, – πρὸς ὧν ἐκπίπτει κράτους, Aesch. <i>Prom</i>. 950, 998; Soph. <i>Ant</i>. 675 und A. – Dader auch [[geradezu]] bei Passivis statt ὑπό, bei Tragg., πρὸς τοῦ τύραννα σκῆπτρα συληθήσεται; αὐτὸς πρὸς αὑτοῦ κενοφρόνων βουλευμάτων, Aesch. <i>Prom</i>. 762, <i>von wem wird der Raub [[ausgehen]] ?</i> πρὸς ἄτης θηραθεῖσαι, 1074; πρὸς ἀνδρὸς δ' ἀνὴρ ὑπὸ δορὶ καίνεται, <i>Spt</i>. 329; πρὸς φίλου ἔφθισο, 954, und oft; τῶν ἐμῶν τητώμενος πρὸς τοῦ κακίστου, Soph. <i>Phil</i>. 384; γελώμενος πρὸς [[σοῦ]], 1012; πρὸς [[ὑμῶν]] λειφθήσομαι, 1060, πρὸς τοῦ διδαχθείς, <i>O.R</i>. 359: so διδάσκεσθαι πρός τινος <i>Il</i>. 11.831, <i>von Einem [[belehrt]] [[werden]]</i>, wie [[μανθάνω]], und [[sonst]]; [[woran]] sich auch reiht αὐτὴ πρὸς αὑτῆς τέθνηκε, <i>Tr</i>. 1122; αὐτὸς πρὸς αὑτοῦ, ''[[sc.]]'' αἱμάσσεται, <i>Ant</i>. 1162. Aber πρὸς ἀνδρὸς ἢ τέκνων φοβουμένη, Soph. <i>Tr</i>. 149, ist = <i>in Ansehung</i>; – πρὸς ἀνδρὸς ἠδικημένη, Eur. <i>Med</i>. 26; nicht [[selten]] λέγεσθαι πρός τινος, <i>von Einem [[erwähnt]] [[werden]]</i>, Her. 3.115; οὐ λέγεται πρὸς οὐδαμῶν, 4.47; τετιμῆσθαι, ἀτιμάζεσθαι, περιϋβρίζεσθαι πρός τινος, <i>[[geehrt]] oder [[beschimpft]] [[werden]] von Einem</i>, 2.75, 5.20, 1.61, 2.152; auch λόγου οὐδενὸς γιγνόμεθα πρὸς Περσέων, 1.221; τὸ ποιεύμενον πρὸς Λακεδαιμονίων, <i>das von den Lakedämoniern [[Getane]]</i>, 7.209; und [[daher]] auch ἐλείπετο ἀθάνατον μνήμην πρὸς Ἑλλησποντίων, 4.144, wo wir [[übersetzen]] »ein [[Andenken]] bei den Hellespontiern [[hinterlassen]]«, [[eigentlich]] das von den Hell. ausgehende [[Andenken]]. – Auch bei subst. und adj. findet sich diese Vrbdg, [[ἔρημος]] πρὸς [[φίλων]], [[verlassen]] von [[Seiten]] der [[Freunde]], Soph. <i>Ant</i>. 910; βαρείαις πρὸς [[θεῶν]] δυσπραξίαις, 746, <i>die von [[Seiten]] der [[Götter]] [[verhängt]] sind</i>; [[δόλος]] πρὸς κασιγνήτου, Eur. <i>Phoen</i>. 365; [[ἔπαινος]] πρὸς ἀνθρώπων τε καὶ [[θεῶν]], <i>Lob von [[Seiten]] der [[Menschen]] und [[Götter]]</i>, Plat. <i>Legg</i>. II.663a; [[γνώμη]] [[ἐπίφθονος]] πρὸς τῶν πλεύνων, <i>die von der [[Mehrzahl]] [[ungünstig]] [[betrachtet]], [[gehaßt]] wird</i>, Her. 7.139. Vgl. noch τίς πρὸς ἀνδρὸς μὴ βλέποντος [[ἄρκεσις]], Soph. <i>O.C</i>. 73; οὐδ' [[οἶδα]] τέρψιν οὐδ' ἐπίψογον φάτιν [[ἄλλου]] πρὸς [[ἀνδρός]], Aesch. <i>Ag</i>. 598.<br><b class="num">d</b> dah. <i>auf Jemandes [[Veranlassung]], [[Geheiß]], [[Befehl]], nach Jemandes [[Auftrag]]</i>, πρὸς [[Διός]], προς [[θεῶν]], <i>von Zeus' [[wegen]], nach der [[Götter]] [[Willen]]; Il</i>. 1.239 οἵ τε θέμιστας πρὸς Διὸς [[εἰρύαται]], und πρὸς Τρώων, auf der [[Troer]] [[Geheiß]]. 6.57, πρὸς ἄλλης ἱστὸν ὑφαίνοις, auf einer [[Fremden]] [[Geheiß]], 6.456; [[οὔκουν]] τάδ' [[ἔσται]] πρὸς [[θεῶν]], Aesch. <i>Spt</i>. 199; <i>Suppl</i>. 992; – πρὸς [[Διός]] εἰσι ξεῖνοί τε πτωχοί τε, die [[Fremden]] [[stehen]] [[unter]] Zeus' [[Schutz]], <i>Od</i>. 6.207, 14.57. – Hiermit kann man [[zusammenstellen]] ὅτι δικαιότατον καὶ πρὸς [[θεῶν]] καὶ πρὸς ἀνθρώπων, <i>was das Gerechteste bei [[ihnen]] ist, von [[Seiten]] der [[Götter]] als das Gerechteste [[angesehen]] wird</i>, Xen. <i>An</i>. 1.6.6; ὃς πρὸς [[θεῶν]] [[ἀσεβής]], 2.5.20; vgl. δρᾶν οὐδὲν ἄδικον [[οὔτε]] πρὸς [[θεῶν]] [[οὔτε]] πρὸς ἀνθρώπων, <i>nach dem [[Urteile]] der [[Götter]] und [[Menschen]]</i>, Thuc. 1.71.<br><b class="num">e</b> im eigentlichen [[Sinne]], <i>von Einem [[herstammend]]</i>, πρὸς πατρός, πρὸς μητρός, <i>von des Vaters, der [[Mutter]] [[Seite]]</i>, [[πάππος]] ὁ πρὸς πατρὸς ἢ μητρός, Plat. <i>Legg</i>. IX.856d; Ἀθηναῖον [[ὄντα]] καὶ τὰ πρὸς πατρὸς καὶ τὰ πρὸς μητρός, Dem. 57.17, und [[öfter]] bei den Rednern; dah. οἱ πρὸς αἵματος, die Blutsverwandten, Soph. <i>El</i>. 1297. – Vgl. noch, wo es mehr [[umschreibend]] ist, [[δύο]] μὲν τὰ πρὸς ἡμῶν ἀνθρώπεια, [[δύο]] δ' αὖ τὰ πρὸς [[θεῶν]] [[θεῖα]], Plat. <i>Soph</i>. 266 a.<br><b class="num">3</b> Bei [[Beschwörungen]], <i>bei</i>, μάρτυροι πρὸς [[θεῶν]], πρὸς ἀνθρώπων, <i>[[Zeugen]] bei den Göttern, den [[Menschen]], Il</i>. 1.339; ἐπιορκεῖν πρὸς δαίμονος, <i>bei einer [[Gottheit]] [[falsch]] [[schwören]]</i>, 19.188; bes. wird es bei beteuernden [[Bitten]] und [[Beschwörungen]] zu dem Gegenstande [[gesetzt]], bei welchem man Einen beschwört, bei, um willen, [[wobei]] die [[Götter]], od. was [[sonst]] [[beschworen]] wird, als die, von [[deren]] [[Seite]] der Eid [[bewacht]] wird, [[anzusehen]] sind, πρός τ' ἀλόχου καὶ πατρός, <i>Od</i>. 11.67, 13.324; μὴ πρὸς ἀραίου Διὸς ἔλθῃς, μὴ πρὸς ξενίας ἀνοίξῃς, Soph. <i>Phil</i>. 1167, <i>O.C</i>. 517; und [[häufig]] πρὸς [[θεῶν]], Ar. und [[sonst]]; πρὸς τῆς δεξιᾶς, τῶν [[κρεῶν]], <i>Thesm</i>. 936, <i>Pax</i> 374; der gen. ist zu [[ergänzen]] bei Soph. <i>Phil</i>. 469, πρός τ' εἴ τί [[σοι]] κατ' οἶκόν ἐστι προσφιλές, vgl. <i>O.C</i>. 250, und wird [[häufig]] von der [[Präposition]] durch σέ und [[andere]] [[Wörter]] [[getrennt]], πρὸς [[νύν]] σε πατρός τε μητρὸς [[ἱκέτης]] ἱκνοῦμαι, <i>Phil</i>. 466; πρὸς νῦν σε κρηνῶν, <i>O.C</i>. 1335; und mit [[Auslassung]] des Verbums, μὴ πρός σε [[γούνων]], μὴ πρός σε [[θεῶν]], um der [[Götter]] willen nicht, vgl. Valcken Eur. <i>Phoen</i>. 1659, Porson Eur. <i>Med</i>. 325, Jacobs <i>AP</i> p. 359.<br><b class="num">4</b> Übtr. wird es auch zur [[Bezeichnung]] des Angemessenen, Gebührenden, Geziemenden [[gebraucht]], τὸ γὰρ δολῶσαι πρὸς γυναικὸς ἦν [[σαφῶς]], Aesch. <i>Ag</i>. 1619, es war etwas von der [[Frau]] Ausgehendes, was von dem [[Charakter]] der [[Frau]] herrührt, ihr [[angemessen]] ist, von Frauenart, vgl. πρὸς δυσσεβείας ἦν ἐμοὶ τόδ' ἐν φρεσίν, <i>Ch</i>. 693; οὐ πρὸς σοφοῦ ἰατροῦ θρηνεῖν, Soph. <i>Aj</i>. 579, vgl. 312, es ist nicht des [[weisen]] Arztes Art, der [[weise]] Arzt muß nicht; σοφοῦ πρὸς [[ἀνδρός]], Ar. <i>Thesm</i>. 177, <i>Ran</i>. 541; πρὸς ἀνδρὸς οὐδὲν ὑγιές ἐστιν εἰργασμένου, <i>Plut</i>. 355; und in [[Prosa]], οὐ πρὸς τοῦ ἅπαντος [[ἀνδρός]], ἀλλὰ πρὸς ψυχῆς τε ἀγαθῆς καὶ ῥώμης ἀνδρηΐης, nicht nach der Art, nicht [[Sache]] eines jeden Mannes, [[sondern]] eines wackern Gemütes und [[männlicher]] [[Kraft]], Her. 7.153; [[οὔτε]] Περσικὰ ἦν τὰ ποιεύμενα, [[οὔτε]] πρὸς τῶν ἐξ Ἀσίης οὐδαμῶν, noch in der Art irgendwelcher [[Asiaten]], 5.12; πρὸς [[σοῦ]] ἐστι, es kommt dir zu, gebührt dir, ziemt dir, vgl. Valcken <i>Schol. Eur. Phoen</i>. 1686; πρὸς δίκης, dem [[Rechte]] [[gemäß]], = [[δικαίως]], Soph. <i>O.R</i>. 1014, <i>El</i>. 1203; οὐκ ἦν πρὸς τοῦ Κύρου τρόπου, es lag nicht in seinem [[Charakter]], Xen. <i>An</i>. 1.2.11; ἄτοπα λέγεις καὶ [[οὐδαμῶς]] πρὸς [[σοῦ]], <i>Mem</i>. 2.3.15; – πρὸς ὀνείδους, ἀτιμίας, αἰσχύνης und dgl. ποιεῖσθαι, [[λαβεῖν]] τι, [[Etwas]] als [[Schimpf]] [[annehmen]], [[ansehen]], Plut. <i>Cic</i>. 13, <i>[[Flamin]]</i>. 7 und [[sonst]], s. Lobeck <i>Phryn</i>. 10; S.Emp. <i>adv. math</i>. 7.12 vrbdt διὰ τὸ ἀνωφελὲς καὶ πρὸς κακοῦ τοῖς φιλοσοφοῦσιν ὑπάρχειν.<br><b class="num">II. Mit dem dat.</b> bezeichnet es den [[Gegenstand]], an [[dessen]] [[Seite]], bei dem [[Etwas]] ist, oder zu dem [[Etwas]] hinzukommt;<br><b class="num">1</b> [[örtlich]], <i>bei, an, [[neben]]</i>; mit Verbis der Ruhe, oder mit dem Nebenbegriff der [[Bewegung]] nach einem Orte hin, aber [[immer]] mit dem [[Gedanken]] einer [[darauf]] folgenden Ruhe an dem Orte [[verbunden]]; βάλλειν [[ποτὶ]] γαίῃ, [[ποτὶ]] πέτρῃ, gegen die [[Erde]], an den [[Felsen]] [[werfen]], so daß es [[daran]] [[liegen]] od. [[hangen]] bleibt, <i>Il</i>. 1.245, 22.64, <i>Od</i>. 5.415, 7.279, 11.423; χεῖρας [[ποτὶ]] γούνασι μητρὸς βάλλειν, die Arme gegen die Knie der [[Mutter]] [[flehend]] [[ausstrecken]], 6.310, vgl. 3.298, 5.401; [[λαβεῖν]] [[προτὶ]] οἷ, an sich [[raffen]], an sich [[nehmen]], <i>Il</i>. 20.418; [[ἑλεῖν]] [[προτὶ]] οἷ, an sich [[ziehen]], 21.507, <i>Od</i>. 24.347; πρὸς ἀλλήλῃσιν ἔχεσθαι, sich fest an [[einander]] [[halten]], an [[einander]] [[hangen]], 5.329, 433; πασσάλευε πρὸς πέτραις, Aesch. <i>Prom</i>. 56, vgl. 4, 15; πρὸς ἡλίου ναίουσι πηγαῖς, 810; πρὸς βωμῷ [[σφαγείς]], <i>Eum</i>. 295; πρὸς πύλαις πεπτωκέναι, <i>Spt</i>. 444; auch [[φόβος]] γὰρ [[ἤδη]] πρὸς πύλαις κομπάζεται, 482; νεὼς καμούσης ποντίῳ πρὸς κύματι, gegen die [[Wogen]], 192; πρὸς πέδῳ κεῖται, Soph. <i>O.R</i>. 181; ὡς ὁ [[Λάϊος]] κατασφαγείη πρὸς τριπλαῖς ἁμαξιτοῖς, <i>O.R</i>. 730, πρὸς σοὶ κατασταθέντες, <i>O.C</i>. 1270; πρὸς οὔρεσι, Her. 3.111; τὸ πρὸς [[ποσί]], Soph. <i>O.R</i>. 130; [[γήρως]] ἐσχάτοις πρὸς τέρμασιν, Eur. <i>Andr</i>. 1082; πρὸς [[αὐτῷ]] γ' [[εἰμὶ]] τῷ δεινῷ λέγειν, Soph. <i>O.R</i>. 1169; – πρὸς τοῖς ὤμοις [[εἶναι]], an den [[Schultern]] sein, [[daran]] [[passen]], Xen. <i>Cyr</i>. 1.6.31. – Daher auch vor, πρὸς τοῖς θεσμοθέταις ἔλεγε, Dem. 20.98; πρὸς διαιτητῇ φεύγειν, 22.18, vor dem [[Schiedsrichter]] [[verklagt]] sein; ὅσα ἐν τῷ δήμῳ γέγονεν ἢ πρὸς τοῖς κριταῖς ἐν τῷ θεάτρῳ, 21.18. – Dah.<br><b class="num">2</b> von [[Beschäftigungen]], bei [[denen]] man [[verweilt]], πρός τινι γίγνεσθαι, <i>sich [[angelegentlich]] mit [[Etwas]] [[beschäftigen]], [[eifrig]] [[dabei]] sein</i>, πρὸς τῷ θείῳ γιγνόμενοι, Plat. <i>Phaedr</i>. 249d; τῷ πρὸς τοῖς οὖσι τὴν διάνοιαν ἔχοντι, <i>Rep</i>. VI.500b; vgl. πρὸς τούτοις προσέχῃς, Ar. <i>Nub</i>. 1008; γίγνεσθαι πρὸς τοῖς πράγμασι, Dem. 8.11; πρὸς τῷ σκοπεῖν, 18.176; Folgde, wie Pol. πρὸς τῷ ναυμαχεῖν ὄντες, 1.50.1, 5.79.1; S.Emp. <i>adv.log</i>. 2.192 sagt vom [[Feuer]] πρὸς μὲν κηρῷ τήκει, πρὸς δὲ πηλῷ πήσσει, πρὸς δὲ ξύλῳ καίει.<br><b class="num">3</b> Selten von der Zeit, πρὸς ἑσπέρᾳ, <i>am [[Abend]]</i>, Ar. <i>Vesp</i>. 1123.<br><b class="num">4</b> wie πρὸς τοῖς πεζοῖς [[γενέσθαι]], Xen. <i>Cyr</i>. 1.4.23, »zu den Fußsoldaten [[gekommen]] sein« [[bedeutet]], so wird oft durch πρός ein [[Hinzukommen]] zu etwas Vorhandenem [[ausgedrückt]], <i>[[außer]]</i>, πρὸς τοῖσδε μέντοι [[πῦρ]] ἐγώ [[σφιν]] [[ὤπασα]], Aesch. <i>Prom</i>. 252, <i>[[außerdem]] noch gab ich [[ihnen]] das [[Feuer]]</i>; ἄασάν μ' ἕταροί τε κακοὶ πρὸς τοῖσί τε [[ὕπνος]], <i>und [[außer]] [[ihnen]] noch, Od</i>. 10.68; vgl. Aesch. πρὸς τοῖς παροῦσι δ' ἄλλα προσλαβεῖν θέλεις, <i>Prom</i>. 321; τί πρὸς τούτοισιν [[ἄλλο]]; <i>Pers</i>. 233; μῶν πάρεστε πρὸς κακοῖσι πέμποντες [[κακόν]], Soph. <i>Phil</i>. 1250; πρὸς ἐκείνοισιν τί φής, <i>O.R</i>. 1233; oft πρὸς τούτοις, <i>[[außerdem]], [[überdies]]</i>, Her. 1.32, 3.65, 9.110; auch πρὸς [[τούτῳ]], 1.41; ἡγοῦνται τὸν τοιοῦτον πρὸς τοῖς ἄλλοις καὶ πανοῦργον [[εἶναι]], Plat. <i>Prot</i>. 317b; ψυχὴ ἂν εἴη πρὸς τῷ [[ἀθάνατος]] [[εἶναι]] καὶ [[ἀνώλεθρος]], <i>Phaed</i>. 106c; πρὸς τοῖς αὑτοῦ καὶ τὰ τῶν ἄλλων προσαναλίσκειν, Dem. 40.58. – So auch bei [[Zahlen]], [[τρίτος]] γε γένναν πρὸς δέκ' ἄλλαισιν γοναῖς, Aesch. <i>Prom</i>. 776; ἡ πρώτη πρὸς τοῖς [[εἴκοσιν]], die [[einundzwanzigste]], Ath. VI.261a; ἔτη [[τρία]] πρὸς τοῖς [[τριάκοντα]], [[dreiunddreißig]], DS. 1.58.<br><b class="num">III. Mit dem accus.</b> bezeichnet es den [[Gegenstand]], nach [[dessen]] [[Seite]] hin, auf den zu [[Etwas]] [[gerichtet]] ist, <i>nach, auf – zu, hin, gen</i>;<br><b class="num">1</b> [[örtlich]]; Hom. und Folgde; auch von den Himmelsgegenden, πρὸς Ἡῶ τ' Ἠέλιόν τε, πρὸς ζόφον, <i>Il</i>. 12.239, <i>Od</i>. 9.26, 13.240; und so in [[Prosa]] gew. πρὸς ἠῶ, μεσημβρίαν, ἑσπέραν, ἄρκτον, <i>gegen [[Morgen]], [[Mittag]], [[Abend]], [[Mitternacht]]</i>; doch auch πρὸς ἠῶ τε καὶ ἡλίου [[ἀνατολάς]], πρὸς ἠῶ τε καὶ ἥλιον ἀνίσχοντα, Her. 1.201, 4.40; vgl. Aesch. ἡλίου πρὸς ἀνατολὰς στρέψασα σαυτήν, <i>Prom</i>. 709; <i>Ag</i>. 1153; πρὸς βορῆν τε καὶ νότον, Her. 2.140 (vgl. auch I.1); κλαίειν πρὸς οὐρανόν, <i>die [[Stimme]] gen [[Himmel]] [[erheben]], zum [[Himmel]] [[schreien]], Il</i>. 8.364; [[ἀκτὴ]] τῆς Σικελίης πρὸς Τυρσηνίην τετραμμένη, <i>dahin [[gerichtet]], d.i. [[gegenüber]]</i>, Her. 6.22. – Bes. bei Verbis der [[Bewegung]], [[sowohl]] die bloße [[Richtung]], als das zu erreichende Ziel [[ausdrückend]]; [[ποῖ]] ποτ' ἤγαγές με; πρὸς ποίαν στέγην; Aesch. <i>Ag</i>. 1057; [[πλεῖς]] ὡς πρὸς οἶκον, nach Hause hin, Soph. <i>Phil</i>. 58, und so τοῦ πρὸς [[Ἴλιον]] στόλου, 247; und [[ähnlich]] ἀφικόμενος πρὸς τὴν Τεγεᾶτιν, Thuc. 5.65, bis an das [[Gebiet]] von Tegea hin; διασωθῆναι βουλόμεθα πρὸς τὴν Ἑλλάδα, Xen. <i>An</i>. 5.4.5, nach Hellas hin, [[worin]] [[freilich]] [[schon]] die [[Erreichung]] des Ziels mit [[ausgedrückt]] ist; vgl. πρὸς ἤπειρον σεσῶσθαι τήνδε, Aesch. <i>Pers</i>. 723; πρὶν ἂν πρὸς Καύκασον μόλῃς, ehe du dahin [[gekommen]] sein wirst, <i>Prom</i>. 721; ἔστ' ἂν ἐξίκῃ πρὸς Γοργόνεια πεδία, 795; πρὸς οἶκον οὐκέθ' ἵκετο, Soph. <i>O.R</i>. 115, wie [[ἐλπίς]] τις αὐτὸν πρὸς δόμους ἥξειν [[πάλιν]], Aesch. <i>Ag</i>. 665; auch übertragen, πρὸς [[τέλος]] [[γόων]] ἀφίκοντο, Soph. <i>O.C</i>. 1617; πεσεῖν πρὸς [[οὖδας]], Eur. <i>Hec</i>. 405. In [[Prosa]] [[überall]], auch διεκρίθησαν πρός τε Ἀθηναίους καὶ Λακεδαιμονίους οἱ Ἕλληνες, Thuc. 1.18, sie traten [[ihnen]] bei. – Bes. im feindlichen [[Sinne]], <i>[[wider]], gegen</i>, πρὸς Τρῶας μάχεσθαι, <i>gegen die [[Troer]] [[kämpfen]], Il</i>. 17.471; πρὸς κρείσσονας ἀντιφερίζειν, Hes. <i>O</i>. 212; πρὸς κόλπον, πρὸς [[στῆθος]] βάλλειν, <i>gegen die [[Brust]] [[werfen]], [[treffen]]</i>, Hom. oft, ἐλαύνειν πρός τι, <i>Il</i>. 4.108, 6.467, 15.250; auch φέρεσθαι πρός τι, <i>[[darauf]] [[losfahren]], [[dagegen]] [[anstürmen]]</i>, πρὸς κέντρα [[κῶλον]] ἐκτενεῖς, μὴ λάκτιζε, Aesch. <i>Prom</i>. 323, <i>Ag</i>. 1607; ξὺν δὲ γενοῦ πρὸς ἐχθρούς, <i>Ch</i>. 453; auch τὰ παθήματα κεῖνα πρὸς αὐτὸν ἐπέβη, <i>das [[Leiden]] [[brach]] auf ihn ein</i>, Soph. <i>Phil</i>. 193, wie ἦ σε λανθάνει πρὸς τοὺς φίλους στείχοντα τῶν ἐχθρῶν κακά, <i>Ant</i>. 10; πρὸς δαίμονα, <i>gegen die [[Gottheit]], gegen den [[Willen]] des Gottes, dem [[Gotte]] zum [[Trotz]], Il</i>. 17.98, 104; [[μάχη]] Μήδων πρὸς Ἀθηναίους, Thuc. 1.18, und [[sonst]] in [[Prosa]], wie [[ἰέναι]] πρὸς τοὺς πολεμίους, Xen. <i>An</i>. 2.6.10, διαφέρεσθαι, στασιάζειν πρός τινα, 5.9.29, 7.6.15; ἡ πρὸς αὐτὸν [[ἐπιβουλή]], 1.1.8; διαγωνίζεσθαι πρὸς τοὺς πολεμίους, <i>Cyr</i>. 1.6.26; [[ταῦτα]] πάντα πρὸς τὸν Πίττακον εἴρηται, <i>ist gegen den Pittakus [[gesprochen]]</i>, Plat. <i>Prot</i>. 345c; κινδύνους ὅσους ἐκινδύνευσα πρός τε χειμῶνας καὶ πρὸς πολεμίους, Dem. 50.21. – Daher in den [[Aufschriften]] gerichtlicher Anklagereden, in Privatklagen, wie das lat. <i>adversus</i>, Wolf Dem. <i>Lept</i>. p. CLII; [[anders]] κατά. – Selten auch bei Verbis der Ruhe, wo [[immer]] an die vorhergegangene [[Bewegung]] zu [[denken]] ist, σκόλοπες γὰρ ἐν αὐτῇ ὀξέες ἑστᾶσιν, [[ποτὶ]] δ' αὐτοὺς [[τεῖχος]] Ἀχαιῶν, <i>Il</i>. 12.64, gegen sie ist die [[Mauer]] [[errichtet]], [[ἔοικα]] θρηνεῖν ζῶσα πρὸς τύμβον [[μάτην]], Äzeh. <i>Ch</i>. 913, vgl. 891; vgl. τὰ πολλὰ πατρὸς πρὸς τάφον [[κτερίσματα]], <i>die auf das Grab [[gebracht]] [[werden]]</i>, Soph. <i>El</i>. 919; πρὸς δεξιὰν [[αὐτοῦ]] [[στάς]], <i>[[nachdem]] er auf die [[rechte]] [[Seite]] [[getreten]]</i>, Eur. <i>Or</i>. 474; vgl. πρὸς ἑσπέρους τόπους ἕστηκε, Aesch. <i>Prom</i>. 348; ἑστῶσα πρὸς τὸν ἥλιον, Ar. <i>Eccl</i>. 64; <i>Vesp</i>. 804, so auch in [[Prosa]], πρὸς τὸ ἱερὰ παρεῖναι, Xen. <i>Cyr</i>. 3.3.84 und [[öfter]].<br><b class="num">2</b> Eine [[Richtung]] liegt auch in λέγειν πρός τινα, <i>zu Einem [[sprechen]]</i>, nicht in feindlichem [[Sinne]], gegen; so bei [[εἰπεῖν]], ἐννέπειν, [[φάσθαι]], μυθήσασθαι; sehr [[geläufig]] bei Hom.; ἀγορεύειν πρὸς ἀλλήλους, <i>zu [[einander]] [[sprechen]]</i>; auch [[ὀμόσαι]] πρός τινα, <i>Einem [[schwören]], einem Anwesenden einen [[Schwur]] [[leisten]], Od</i>. 14.331, 19.288. So Tragg. und in [[Prosa]] : πρὸς εἰδότας [[λέγω]], Aesch. <i>Ag</i>. 1375; πρὸς φρονοῦντας ἐννέπεις, <i>Suppl</i>. 201; τί λέγεις πρὸς ἄνδρ' ὑπόπταν; Soph. <i>Phil</i>. 136; τί [[δῆτα]] λέξομεν πρὸς τόνδ' [[ἔπος]]; <i>O.R</i>. 1419; auch bei ἀπαγγέλλειν, Aesch. <i>Ch</i>. 265, wie ἀγγέλλειν πρός τινα, Xen. <i>An</i>. 1.7.13 und [[sonst]]; ἐπιδείκνυσθαι πρὸς ἅπαντας, Plat. <i>Phaedr</i>. 232a. – Auch von andern freundlichen [[Beziehungen]]; σπονδὰς ποιεῖσθαι πρός τινα, Thuc. 4.15; φιλοτιμεῖσθαι, Plat. <i>Phaedr</i>. 234a; πρὸς [[ὑμᾶς]] εὐσεβὴς [[πέλω]], <i>gegen euch</i>, Aesch. <i>Suppl</i>. 335; σοὶ δ' [[ὁμιλία]] πρὸς τόνδε πιστή, Soph. <i>Phil</i>. 71; πρός τινα ἔχειν τὴν γνώμην, Xen. <i>An</i>. 2.5.29, φρονεῖν τὰ πρὸς σέ, 7.7.30; τὰ Κύρου [[οὕτως]] [[ἔχει]] πρὸς [[ἡμᾶς]], [[ὥσπερ]] τὰ ἡμέτερα πρὸς ἐκεῖνον, 1.3.9, das [[Verhältnis]] des Kyros zu uns ist [[dasselbe]] wie; dah. οὐδὲν ἐμοὶ πρὸς ἐκείνους, <i>ich stehe in keinem [[Verhältnis]] zu [[ihnen]], ich habe mit [[ihnen]] Nichts zu [[schaffen]]</i>, Isocr. 4.12. – Dieselbe [[Verbindung]] liegt auch dem γράφεσθαι πρὸς τοὺς θεσμοθέτας, Dem. 21.47, zu Grunde, »vor oder bei den Thesmotheten [[anklagen]], [[belangen]]«; πρὸς διαιτητὴν [[ἐξῆν]] [[αὐτῷ]] [[λαχεῖν]], 22.28; τὰς δίκας [[εἶναι]] περὶ τούτων πρὸς τοὺς ἄρχοντας, 43.71, im [[Gesetz]], es war der Offizielle [[Ausdruck]] für diesen Fall; [[ähnlich]] ist auch μαρτυρῆσαι πρὸς τοὺς δικαστάς, Plut. <i>Arist</i>. 25. – Daher πρὸς [[ἡμᾶς]] αὐτοὺς διαλογισώμεθα, wir [[wollen]] bei uns [[selbst]] [[überlegen]], Plat. <i>Soph</i>. 231c, wie Aesch. τά τ' ἄλλα πρὸς πόλιν τε καὶ θεοὺς βουλευσόμεσθα, <i>Ag</i>. 818, wo es [[freilich]] auch [[allgemeiner]] [[genommen]] [[werden]] kann: was sich auf die [[Stadt]] bezieht.<br><b class="num">3 von der Zeit</b>, <i>gegen</i>, [[ποτὶ]] ἕσπερα, <i>gegen [[Abend]], Od</i>. 17.191; πρὸς ὄρθρον, Ar. <i>Lys</i>. 1089; πρὸς ἕω, <i>Eccl</i>. 312; πρὸς ἑσπέραν, Plat. <i>Polit</i>. 328a; πρὸς ἡμέραν, <i>gegen [[Tagesanbruch]]</i>, Xen. <i>An</i>. 4.5.21; Plat. <i>Symp</i>. 223c. – Auch bei [[Zahlen]], <i>gegen, [[ungefähr]]</i>, πρὸς [[ἑβδομήκοντα]], Pol. 16.7.5; bes. Sp., vgl. Lobeck <i>Phryn</i>. p. 410.<br><b class="num">4</b> übertragen von der [[Richtung]] oder [[Beziehung]], die ein [[Gegenstand]] auf den andern hat, <i>in [[Beziehung]], in [[Hinsicht]], in [[Rücksicht]] auf [[Etwas]]</i>;<br><b class="num">a</b> <i>[[sehen]] auf [[Etwas]]</i>, πρὸς πρᾶγμ' ὁρώσας, Aesch. <i>Suppl</i>. 706; πρὸς [[ἔπος]] κλύειν, auf das Wort [[hören]], <i>Ch</i>. 408; φιλεῖ γὰρ πρὸς τὰ χρηστὰ [[πᾶς]] ὁρᾶν, Soph. <i>El</i>. 960; πρός σ' ἀποσκοποῦσα, <i>O.R</i>. 746, vgl. <i>O.C</i>. 280; μὴ [[θαυμάζω]] πρὸς τὸ λιπαρές, <i>in [[Rücksicht]] auf, d.i. über [[Etwas]] sich wundern</i>, 1121; auch εἰ φοβεῖ πρὸς τοῦτο, <i>Tr</i>. 1201; ἀθυμεῖν πρός τι, Xen. <i>An</i>. 7.1.9; eben so ὁ πρὸς Λακεδαιμονίους [[φόβος]], <i>die auf die Lakedämonier bezügliche [[Furcht]]</i>, Dem. 16.10; οὐδὲν γὰρ ἡγοῦμαι τούτων [[εἶναι]] πρὸς [[ἐμέ]], 18.60; οὐδὲν [[αὐτῷ]] πρὸς τὴν πόλιν ἐστίν, 21.44, wie πρὸς τὸν δῆμον τούτων [[οὐδέν]] ἐστι, <i>Nichts von dem hat auf das Volk [[Bezug]], geht das Volk an</i>, Pol. 6.13.7; οὐ [[νομίζω]] τοῦτο [[εἶναι]] πρὸς [[ἐμέ]], 24.10.11; vgl. Isocr. 4.12; und so in dem sprichwörtlichen οὐδὲν πρὸς Διόνυσον. – Daher<br><b class="num">b</b> sehr [[gewöhnlich]] πρὸς [[ταῦτα]], <i>in [[Beziehung]] [[darauf]], was das anbetrifft</i>, πρὸς [[ταῦτα]] νῦν θαρσῶν καθήσθω, Aesch. <i>Prom</i>. 917; πρὸς [[ταῦτα]] μίμνε, <i>Suppl</i>. 515; oft Soph. und in [[Prosa]], wie Her. 5.9; πρὸς τὰ [[πυνθάνομαι]] κατεργάσασθαι Τηλίνην [[ἔργον]] τοσοῦτον, <i>was das anbetrifft, daß ich höre, daß Telines so etwas [[Großes]] [[getan]] hat</i>, 7.153, was auch [[übersetzt]] [[werden]] kann »dem zu [[Folge]], was ich vernehme«; πρὸς [[ταῦτα]] βουλεύεσθαι, ἀποκρίνασθαι, <i>[[hierauf]], [[hierüber]] [[beratschlagen]], [[antworten]]</i>, Xen. <i>An</i>. 1.3.19, 5.7.8, und so bes. [[häufig]] in [[Umschreibungen]], εὐσεβεῖν τὰ πρὸς θεούς, <i>in [[Beziehung]] auf die [[Götter]], in [[Rücksicht]] auf das [[Verhältnis]] gegen die [[Götter]], in seinen [[Pflichten]] gegen die [[Götter]] [[fromm]] sein</i>, Soph. <i>Phil</i>. 1427; κακοὺς ὄντας πρὸς αἰχμήν, <i>O.C</i>. 1291; τὰ πρὸς τοὺς θεοὺς [[εὐσεβῶς]], Dem. 3.26; τὰ πρὸς πόλιν [[πῶς]] ἔχεις, Eur. <i>Or</i>. 427; τὰ πρὸς τὸν πόλεμον, <i>Alles, was sich auf den [[Krieg]] bezieht</i>, Xen. <i>An</i>. 4.3.10; und so [[geradezu]] für Adverbia, z.B. πρὸς βίαν = [[βιαίως]], <i>mit [[Gewalt]], [[wider]] [[Willen]]</i>, Aesch. <i>Eum</i>. 5 und oft bei Folgdn, πρὸς βίαν τινός, <i>invito aliquo</i>, πρὸς ἀνάγκην, <i>mit [[Zwang]], [[notgedrungen]]</i>, Aesch. <i>Pers</i>. 561 und A.; πρὸς ἀλκήν, Aesch. <i>Suppl</i>. 812; πρὸς καιρόν, <i>zur [[rechten]] Zeit</i>, Soph. <i>Phil</i>. 1263, <i>Aj</i>. 38; πρὸς ἡδονήν, <i>mit [[Vergnügen]], gern</i>; πρὸς ἰσχύος [[κράτος]], <i>Phil</i>. 594; πρὸς ὀργήν, <i>El</i>. 361; πρὸς φύσιν, <i>Tr</i>. 307; πρὸς χάριν, <i>Ant</i>. 30 (vgl. auch 6); πρὸς [[ἰθύ]], <i>[[gerade]] [[darauf]] los, Il</i>. 14.403; πρὸς τὸ καρτερόν = [[καρτερῶς]], πρὸς τὸ βίαιον = [[βιαίως]], Jacobs Ach.Tat. p. 695; πρὸς τὰ μέγιστα, <i>aufs [[Äußerste]], im höchsten [[Grade]]</i>, Her. 8.20, πρὸς πάντα, <i>in Allem</i>, Xen. <i>Cyr</i>. 3.3.20; πρὸς ἐμὴν χεῖρα, <i>mir zur Hand, d.i. in [[Bereitschaft]], um [[sogleich]] [[Gebrauch]] [[davon]] zu [[machen]]</i>, Hermann Soph. <i>Phil</i>. 148.<br><b class="num">5</b> Diese [[Beziehung]] oder dies [[Verhältnis]] wird [[besonders]] in Vergleichungen [[hervorgehoben]], wo πρός [[bedeutet]] <i>im [[Vergleich]] mit, gegen etwas Anderes [[gehalten]]</i>, λῆρός ἐστι [[τἄλλα]] πρὸς Κινησίαν, ist <i>[[Posse]], dummes Zeug, im [[Vergleich]] mit [[Kinesias]]</i>, Ar. <i>Lys</i>. 860, wie Xen. <i>An</i>. 7.7.41; κοῖός τις δοκέοι ἀνὴρ [[εἶναι]] πρὸς τὸν πατέρα, Her. 3.34, <i>gegen den [[Vater]] [[gehalten]], mit ihm [[verglichen]]</i>; ἄπιστον τὸ [[πλῆθος]] λέγεται ἀπολέσθαι ὡς πρὸς τὸ [[μέγεθος]] τῆς πόλεως, <i>im [[Vergleich]] mit der [[Größe]] der [[Stadt]]</i>, Thuc. 3.113; ὁ [[ἔλεγχος]] οὐδενὸς ἄξιός ἐστι πρὸς τὴν ἀλήθειαν, Plat. <i>Gorg</i>. 471e; [[οὕτως]] ὀλιγωροῦσι τοῦ δοκεῖν ἐπιεικεῖς [[εἶναι]] καὶ [[παντελῶς]] [[τἄλλα]] πάρεργα πρὸς τὸ λαμβάνειν νομίζουσι, <i>sie [[halten]] Alles im [[Vergleich]] mit dem [[Gewinn]] für [[Nebendinge]]</i>, Dem. 51.17; vgl. μηδενὸς [[ἄλλου]] φροντίζοντες πρὸς τὸ μὴ [[δοῦναι]], 54.42, Folgde, ἐν χρόνοις παμμήκεσι πρὸς τὴν ἡμετέραν ζωήν, Arist. <i>[[Meteor]]</i>. 1.14; συμβάλλειν πρός τι, [[womit]] [[vergleichen]]; οὐδὲν ὡς πρὸς Τίμωνα, Luc. <i>Tim</i>. 42. Vgl. noch ἔργα λόγου [[μέζω]] πρὸς πᾶσαν χώρην, <i>im [[Vergleich]] mit jedem [[Lande]], gegen [[jedes]] Land [[gehalten]]</i>, Her. 2.35; und so auch Ἀθηναῖοι πρὸς τοὺς ἄλλους συμμάχους παρεχόμενοι [[νῆας]] [[ὀγδώκοντα]] καὶ [[ἑκατόν]], 8.44, wie 3.94, <i>mit allen andern [[Bundesgenossen]] [[verglichen]]</i>, [[worin]] [[zugleich]] liegt »vor allen andern«; vgl. noch Dem. <i>Lept</i>. 31; auch [[sonst]] bei Komparat., οἱ φαυλότεροι τῶν ἀνθρώπων πρὸς τοὺς ξυνετωτέρους [[ἄμεινον]] οἰκοῦσι τὰς πόλεις, Thuc. 3.37; πρὸς γὰρ ἀνθρώπους [[ἡμᾶς]] πένητας καὶ ἀδυνάτους ἔχων ἀναλίσκειν τῶν ἀλλοτρίων πολὺ περίεστιν, Dem. 44.28; und so bei [[κρίνω]], πρὸς τὰ παρ' [[ἡμῖν]] κάλλη κρίνεσθαι οὐδ' [[ὁπωστιοῦν]] ἄξια, <i>mit den [[Schönheiten]] bei euch zu [[vergleichen]], [[darnach]] zu [[beurteilen]]</i>, Plat. <i>Phaed</i>. 110a; πρὸς τὸ τελευταῖον ἐκβὰν ἕκαστον τῶν προυπαρξάντων ὡς τὰ πολλὰ κρίνεται, Dem. 1.1. – Woran sich die [[Bedeutung]] [[gemäß]], nach reiht, τόλμησόν ποτε πρὸς τὰς παρούσας πημονὰς [[ὀρθῶς]] φρονεῖν, Aesch. <i>Prom</i>. 1002, d.i. wie es das gegenwärtige [[Leiden]] [[erfordert]], πρὸς ὧντὴν ὄψιν τὸν γάμον τοῦτον ἔσπευσα, <i>dem [[Gesicht]] [[zufolge]]</i>, Her. 1.38, wie πρὸς ταύτην τὴν φήμην, 3.153, πρὸς τοῦτο τὸ [[κήρυγμα]], <i>[[zufolge]] dieses Heroldrufes</i>, 3.52; πρὸς τὴν παροῦσαν ἀρρωστίαν, <i>der gegenwärtigen [[Schwäche]] [[entsprechend]], wie diese es mit sich brachte</i>, Thuc. 7.47. ἐβουλεύοντο πρὸς τὴν παροῦσαν συμφοράν, und πρὸς τὸ [[παρόν]], <i>den gegenwärtigen Umständen [[entsprechend]], nach den gegenwärtigen Umständen</i>; vgl. noch πρὸς τὰς τύχας γὰρ τὰς φρένας κεκτήμεθα, Eur. <i>Hipp</i>. 708; πρὸς τὴν ἀξίαν, <i>nach [[Gebühr]]</i>, Xen. <i>Cyr</i>. 8.4.29; ὁρῶ γὰρ ἅπαντας πρὸς τὴν παροῦσαν δύναμιν καὶ τῶν [[δικαίων]] ἀξιούμενοι, Dem. 15.28; εἴ τι [[δεῖ]] τεκμαίρεσθαι πρὸς τὸν ἄλλον [[αὐτοῦ]] τρόπον καὶ τὴν ἀναίδειαν, 27.22; πρὸς τὰ ἔργα τάττειν τὰς τιμάς, <i>nach den [[Taten]], nach dem [[Verdienst]] die [[Ehren]] [[erteilen]]</i>; πρὸς τὰ πάτρια ἔθη [[ζῆν]], S.Emp. <i>pyrrh</i>. 1.17. – Auch ἔπαινον θαυμάσιον ἔχοντες πρὸς ὠφέλειαν, <i>in [[Folge]] des Nutzens</i>, d.i. <i>[[wegen]] des Nutzens</i>, Plat. <i>Symp</i>. 177b; πρὸς [[ταῦτα]], <i>[[darum]], Apol</i>. 30b (vgl. 7).<br><b class="num">6</b> <i>in [[Begleitung]] von, zu</i>, πρὸς αὐλόν, <i>zur [[Flöte]], [[unter]] [[Flötenbegleitung]]</i>, Eur. <i>Alc</i>. 347, Archil. frg. 26; πρὸς αὐλὸν ὀρχεῖσθαι, Xen. <i>An</i>. 5.9.5; und Sp.; auch πρὸς τὴν σελήνην, <i>beim [[Mondlicht]]</i>.<br><b class="num">7</b> Wie Hes. vrbdt [[αἰδώς]] τοι πρὸς ἀνολβίην, [[θάρσος]] δὲ πρὸς ὄλβον., <i>O</i>. 317. so wird oft durch πρός τι der [[Zweck]] [[angedeutet]], um [[dessen]] willen man [[Etwas]] tut, die [[Anwendung]], die man von [[Etwas]] macht, <i>zu</i>, ὅπως γένοισθε πρὸς [[χρέος]] [[τόδε]], Aesch. <i>Spt</i>. 20; πρὸς τί μενοῦμεν πράσσειν; Soph. <i>Phil</i>. 825; ὡς πρὸς τί χρείας; <i>O.R</i>. 1174; und oft πρὸς τί; <i>[[weswegen]] ? wozu ?</i> z.B. πρὸς τί τοῦτο [[τοὔπος]] ἱστορεῖς; 1144; πρὸς [[οὐδέν]], <i>zu Nichts, Aj</i>. 1018; und wo die [[ursprüngliche]] [[Bedeutung]] der [[Richtung]] noch mehr hervortritt, πρὸς [[ἄριστον]] καταλύειν, Xen. <i>An</i>. 1.10.19, πόροι πρὸς τὸ πολεμεῖν, 2.5.20, πρὸς [[ταῦτα]], <i>[[deswegen]], dazu, [[daher]]</i>, Her. 5.9, 88, 7.163 und [[sonst]], wie in attischer [[Prosa]]. Eben so auch πρὸς ἡδονήν, <i>zum [[Vergnügen]], zur Lust</i>, Aesch. <i>Prom</i>. 492, <i>Ag</i>. 278; οὐ πρὸς ἡδονὴν [[λέγω]] τάδε, Soph. <i>El</i>. 909; und oft in [[Prosa]], wie ἅπαντα πρὸς ἡδονὴν ζητεῖν, Dem. 1.15; λέγειν πρὸς τὸ βέλτιστον, <i>zum [[Besten]] [[reden]]</i>, Plat. <i>Alc.I</i>, 105d; πρὸς χάριν δημηγορεῖν, Dem. 3.3, wie πρὸς χάριν ὁμιλεῖν τινι, Isocr. 2.4. Mehr [[umschreibend]] οὐ τὰ πρὸς διαλύσεις πράττειν, ἀλλὰ πρὸς τὸν πόλεμον, Pol. 5.29.4, und ä. [[öfter]].<br><b class="num">8</b> τεύχεα ἀμείβειν πρός τινα, <i>Il</i>. 6.235, ist eigtl. = <i>die [[Rüstung]] an Einen [[vertauschen]], so daß sie von Einem auf den Andern übergeh</i>t; aber es wird auch [[verbunden]] ἡδονὰς πρὸς ἡδονάς, λύπας πρὸς λύπας καταλλάττεσθαι καὶ μείζω πρὸς ἐλάττω [[ὥσπερ]] νομίσματα, Plat. <i>Phaed</i>. 69a, für das gewöhnliche τί τινος, <i>Lust gegen Lust [[eintauschen]]</i>; πρὸς [[ἅλας]] ἠγορασμένος, Men. b. Zenob. 2.12.<br>Zuweilen folgt auf πρός ein enklitisches [[Pronomen]], πρός με, vgl. Ar. <i>Plut</i>. 1055 und Buttmann <i>Ausf. gr. Gramm</i>. II p. 413.<br>Seinem [[Casus]] [[nachgestellt]] scheint πρός nie zu sein.<br><b class="num">In der [[Zusammensetzung]]</b> [[bedeutet]] es:<br><b class="num">1</b> [[Bewegung]] oder [[Richtung]] auf [[Etwas]] zu, <i>an, zu, gegen, [[hinwärts]]</i>, [[προσέρχομαι]], [[προσάγω]] und ä.<br><b class="num">2</b> ein [[Hinzukommen]], [[Häufung]], [[Vermehrung]], <i>dazu, [[obendrein]], überdie</i>s, [[προσαδικέω]], [[προσαιτέω]].<br><b class="num">3</b> ein Daran-, [[Daneben]]-, Dabeisein, <i>an, bei, [[neben]], sich [[damit]] [[beschäftigen]]</i>, [[πρόσειμι]] und ä.<br><b class="num">4</b> <i>[[angemessen]]</i>, [[προσθύμιος]].
}}
}}
{{elru
{{elru
Line 54: Line 57:
{{WoodhouseReversedUncategorized
{{WoodhouseReversedUncategorized
|woodrun=[[against]], [[at]], [[besides]], [[near]], [[off]], [[to]], [[at the hands of]], [[by the side of]], [[furthermore]], [[have recourse to]], [[in addition to]], [[in addition]], [[in answer to]], [[in comparison with]], [[in consideration of]], [[in face of]], [[in favor of]], [[in favour of]], [[in reference to]], [[in regard to]], [[in respect to]], [[in the light of]], [[lapse into]], [[look at]], [[of the agent]], [[on the side of]], [[over and above]], [[relatively to]], [[tend towards]], [[to the advantage of]], [[turn to]], [[with personal objects]]
|woodrun=[[against]], [[at]], [[besides]], [[near]], [[off]], [[to]], [[at the hands of]], [[by the side of]], [[furthermore]], [[have recourse to]], [[in addition to]], [[in addition]], [[in answer to]], [[in comparison with]], [[in consideration of]], [[in face of]], [[in favor of]], [[in favour of]], [[in reference to]], [[in regard to]], [[in respect to]], [[in the light of]], [[lapse into]], [[look at]], [[of the agent]], [[on the side of]], [[over and above]], [[relatively to]], [[tend towards]], [[to the advantage of]], [[turn to]], [[with personal objects]]
}}
{{pape
|ptext=dor. und poet. [[ποτί]] und [[προτί]] (nur in wenigen [[Zusammensetzungen]] wird ι [[elidiert]], s. ποτί), kretische Form durch Buchstabenumstellung war [[πορτί]], Greg.Cor. p. 238; – <i>[[zu]]</i>,<br><b class="num">adverb.</b>, ohne [[Casus]], <i>noch dazu, [[oben]] [[drein]], [[außerdem]]</i>; am häufigsten πρὸς δέ, Hom. oft, wie [[θλάσσε]] δέ οἱ κοτύλην, πρὸς δ' [[ἄμφω]] ῥῆξε τένοντε, <i>Il</i>. 5.307; [[ἅπερ]] τελεῖται, πρὸς δ' ἃ [[βούλομαι]] [[λέγω]], Aesch. <i>Prom</i>. 931; Her. 1.71, 2.119, 3.135, 5.20 und [[sonst]] (auch in attischer [[Prosa]] nicht [[selten]]); πρὸς γάρ, 3.91; καὶ πρὸς πιέζει χρημάτων [[ἀχηνία]], Aesch. <i>Ch</i>. 299; [[ὄλωλα]] καὶ πρός γ' ἐξελαύνομαι χθονός, Eur. <i>Med</i>. 704, vgl. <i>Or</i>. 621, <i>Hel</i>. 962; καὶ πρὸς οὐκ αἰτοῦμαι [[οὐδέν]], Ar. <i>Eq</i>. 576; [[κἄγωγε]] πρός, <i>Ran</i>. 416, vgl. <i>Plut</i>. 1001; καὶ πρός, Her. 6.125 und oft bei den Attikern; πρὸς δὲ καί, Thuc. 3.58, Xen. <i>Hell</i>. 6.7.3, <i>Cyr</i>. 6.4.8, πρὸς δ' [[ἔτι]], Her. 3.74; Xen. <i>An</i>. 3.2.2; πρὸς δὲ καί, Plat. <i>Prot</i>. 321d; καὶ πρός γε, <i>Rep</i>. I.328a. <i>Soph</i>. 234a; καὶ ἐλεεινόν γε πρός, <i>Gorg</i>. 469b; vgl, noch Porson Eur. <i>Phoen</i>. 629, [[Reisig]] <i>comm. crit. Soph. O.C</i>. 809 p. 308. Vgl. auch [[προσέτι]].<br>Als [[Präposition]] mit dem gen., dat. und accus.<br><b class="num">I. Mit dem gen.</b>, <i>von her</i>, den [[Gegenstand]] [[bezeichnend]], von [[dessen]] [[Seite]] her [[Etwas]] kommt, oder von dem [[Etwas]] ausgeht;<br><b class="num">1</b> [[örtlich]], die [[Richtung]] oder [[Bewegung]] von einem Orte her [[bezeichnend]], ἀλώμενος ἵκετ' ἐμὸν δῶ, ἠὲ πρὸς ἠοίων ἢ ἑσπερίων ἀνθρώπων, <i>Od</i>. 8.29; auch bei Verbis der Ruhe, so daß aber bei der [[Ortsbestimmung]] [[immer]] an ein [[Ausgehen]] von derselben zu [[denken]] ist, wie Thuc. 3.21 sagt τὸ [[τεῖχος]] εἶχε [[δύο]] τοὺς περιβόλους πρός τε Πλαταιέων καὶ εἴ τις [[ἔξωθεν]] ἀπ' Ἀθηνῶν ἐπίοι, von Platää her; 4.31 verbindet er ἔκ τε τοῦ πελάγους καὶ πρὸς τοῦ λιμένος. So [[schon]] Hom., πρὸς μὲν ἁλὸς Κᾶρες, πρὸς Θύμβρης δ' [[ἔλαχον]] Λύκιοι, <i>Il</i>. 10.428; νῆσοι πρὸς Ἤλιδος, <i>in der Nähe von Elis, wenn man von Elis kommt, Od</i>. 21.347; am häufigsten bei [[Bestimmungen]] der Himmelsgegenden, <i>von [[Norden]], von [[Westen]] her</i>, wo uns [[geläufiger]] ist »gegen [[Norden]]« zu [[sagen]], αἱ μὲν (θύραι) πρὸς Βορέαο καταιβαταὶ ἀνθρώποισιν, αἱ δ' αὖ πρὸς Νότου εἰσὶ θεώτεραι, <i>Od</i>. 13.110, 111, πρὸς δύνοντος ἡλίου, Aesch. <i>Suppl</i>. 252; πρὸς νότου ἀνέμου, Her. 3.101, 102; πρὸς μεσαμβρίης Ἀραβίη ἐστί, <i>ib</i>. 107; [[sogar]] [[χωρίον]] πρὸς τοῦ Τμώλου τετραμμένον, 1.84; τὰ πρὸς νότου, Plat. <i>Critia</i>. 112c; τὸ ὑποζύγια ἔχοντες πρὸς τοῦ ποταμοῦ, <i>auf der [[Seite]] des [[Flusses]]</i>, Xen. <i>An</i>. 2.2.4, vgl. 4.3.26. So sagt auch Soph. ἐμπολᾶτε τὸν πρὸς Σάρδεων [[ἤλεκτρον]], <i>Ant</i>. 1024, <i>der von [[Sardes]] herkommt</i>. Da aber auch die [[Griechen]] so πρός c. accus. brauchten, die [[Richtung]] [[wohin]] [[bezeichnend]], so verbindet Her. τὸν μὲν πρὸς βορέω ἑστεῶτα, τὸν δὲ πρὸς νότον, 2.121, vgl. 4.17, 122. In [[Stellen]], wie <i>Il</i>. 15.669, [[φόως]] γένετ' [[ἀμφοτέρωθεν]], ἠμὲν πρὸς [[νηῶν]], und 22.198, αὐτὸς δὲ [[ποτὶ]] πτόλιος πέτετ' [[αἰετός]], [[übersetzt]] man [[hinwärts]], aber in der [[ersten]] [[Stelle]] wird [[schon]] durch [[ἀμφοτέρωθεν]] die [[Auffassung]] »von den Schiffen her« [[angedeutet]]. Einfach durch an kann es [[öfters]] [[übersetzt]] [[werden]], εἰσὶ [[οὗτοι]] οἱ χῶροι πρὸς θαλάσσης, Her. 2.154, vgl. 5.15, 8.120; Πελλήνη πρὸς Σικυῶνος, 1.145; auch φυλακαὶ κατέστασαν πρὸς Αἰθιόπων Ἀραβίων, 2.30, sie standen von der [[Seite]]. der [[Araber]] her, d.h. vor, [[gegenüber]], also eigtl. von [[feindlicher]] [[Seite]] her. – Daher<br><b class="num">2</b> von [[Personen]],<br><b class="num">a</b> <i>auf Jemandes [[Seite]] [[stehen]]</i>, d.h. <i>von [[seiner]] [[Partei]] sein, für Einen sein</i>, πρὸς τῶν κρατούντων δ' ἐσμέν, οἱ δ' ἡσσωμένων, Aesch. <i>Spt</i>. 498; [[ἐπειδὴ]] [[Ζεύς|Ζεὺς]] πρὸς ἡμῶν ἐστιν, für uns ist, Eur. <i>Rhes</i>. 320. auch πρὸς τῶν [[ἐχόντων]], Φοῖβε, τὸν νόμον τίθης, d.i. zu Gunsten der [[Reichen]], <i>Alc</i>. 58; πρός τινος λέγειν, Ar. <i>Vesp</i>. 647; [[Κροῖσος]] ἐλπίσας πρὸς ἑωυτοῦ τὸν χρησμὸν [[εἶναι]], daß das [[Orakel]] für ihn sei, Her. 1.75; τὸ ἐν στενῷ ναυμαχέειν πρὸς [[ἡμέων]] ἐστί, 8.60.2, ist zu unserm [[Vorteil]]; dah. [[γενέσθαι]] πρός τινος, Einem [[beitreten]], 7.22, ἀποστάντες ἀπ' ἐκείνου καὶ γενόμενοι πρὸς [[σέο]], 1.124; ὅ ἐστι πρὸς τῶν ἠδικηκότων [[μᾶλλον]], Thuc. 3.38; Καλλίας [[μοι]] δοκεῖ [[μάλα]] πρὸς Πρωταγόρου [[εἶναι]], Plat. <i>Prot</i>. 336d; [[daher]] πρὸς λόγου [[εἶναι]], zum [[Zwecke]] [[dienlich]] sein, <i>Gorg</i>. 459c; πρὸς [[ἐμοῦ]] [[δικαίως]] τὴν ψῆφον ἔθεσθε, zu [[meinen]] Gunsten, Dem. 39.40; κἂν μέν τι ᾖ πρὸς τῶν ἐχθρῶν κατὰ τῆς πόλεως ἐν τοῖς ὅρκοις, 17.18, Folgde, vgl. οὐ κατ' [[αὐτοῦ]], πρὸς [[αὐτοῦ]] δὲ νομίσας [[εἶναι]] τὰ συμβαίνοντα, Pol. 3.104.2; – τὰ πρὸς [[σφῷν]], so viel wie das Eurige, Soph. <i>O.R</i>. 668.<br><b class="num">b</b> <i>von Einem [[ausgehend]], [[zunächst]] von Einem [[erlangen]], [[erhalten]], [[vernehmen]]</i>; ἔχειν τιμὴν πρὸς [[Διός]], <i>Od</i>. 11.302, Ehre von [[Seiten]] des Zeus [[erlangen]], haben, die Zeus [[gewährt]]; ὡς ἄν [[μοι]] τιμὴν μεγάλην καὶ [[κῦδος]] [[ἄρηαι]] πρὸς πάντων Δαναῶν, <i>Il</i>. 16.84, vgl. 22.514; wie ἄρνυσθαί τι πρός τινος, 1.160; εἰ γὰρ τύχοιεν ὧν φρονοῦσι πρὸς [[θεῶν]], wenn sie von den Göttern [[erlangen]], die [[Götter]] [[ihnen]] [[gewähren]], Aesch. <i>Spt</i>. 532; [[ähnlich]] [[ὅπη]] μέλλει τις οἴσεσθαι [[δάκρυ]] πρὸς τῶν, κλυόντων, <i>Prom</i>. 642; τὰς ἡδονὰς πρὸς [[σοῦ]] λαβοῦσα ἐκτησάμην, Soph. <i>El</i>. 1295, vgl. <i>Tr</i>. 330; ἵνα [[κακόν]] τι πρὸς [[θεῶν]] ἢ πρὸς ἀνθρώπων λάβοι, Her. 2.139, vgl. 152; ἀκούειν τι πρός τινος, von Einem, aus seinem Munde [[hören]], <i>Il</i>. 6.525, Her. 7.153; μανθάνειν πρός τινος, Soph. <i>Phil</i>. 959, <i>O.C</i>. 13, ὅπως πρὸς [[σοῦ]] τι κερδάναιμι, <i>Tr</i>. 190.<br><b class="num">c</b> dann bei solchen Verbis, die einen leidenden [[Zustand]], eine [[Einwirkung]] eines Andern [[andeuten]], bes. bei [[πάσχω]], [[οἷα]] πρὸς [[θεῶν]] [[πάσχω]] [[θεός]], Aesch. <i>Prom</i>. 92; <i>Ch</i>. 413, <i>Eum</i>. 100, Soph. <i>Phil</i>. 1343; Her. 1.73, 3.65, 74; [[κακῶς]] κλύουσα πρὸς [[σέθεν]], Soph. <i>El</i>. 514, durch [[deine]] [[Veranlassung]] in schlimmem Rufe [[stehen]]; oft [[θανεῖν]] πρός τινος, Aesch. <i>Eum</i>. 597, Soph. <i>O.R</i>. 592 und [[öfter]], Eur. <i>Or</i>. 1632; πρὸς ἀλλήλοιν [[θανεῖν]], [[Einer]] durch den Andern [[umkommen]], Valcken <i>Phoen</i>. 1275. Auffallend braucht Soph. [[sogar]] zwei [[Präpositionen]], πρὸς τῶν θανόντων μηδενὸς [[θανεῖν]] ὕπο, <i>[[Trach]]</i>. 1150. so auch [[ὤλετο]] πρὸς χειρὸς [[ἕθεν]], Aesch. <i>Suppl</i>. 64, Soph. <i>Ant</i>. 51; [[ποίας]] ὄλλυμαι πρὸς αἰτίας, <i>aus welchem Grunde, durch [[welche]] [[Schuld]]</i>, Eur. <i>Andr</i>. 1126; vgl. Soph. <i>O.R</i>. 1236, – πρὸς ὧν ἐκπίπτει κράτους, Aesch. <i>Prom</i>. 950, 998; Soph. <i>Ant</i>. 675 und A. – Dader auch [[geradezu]] bei Passivis statt ὑπό, bei Tragg., πρὸς τοῦ τύραννα σκῆπτρα συληθήσεται; αὐτὸς πρὸς αὑτοῦ κενοφρόνων βουλευμάτων, Aesch. <i>Prom</i>. 762, <i>von wem wird der Raub [[ausgehen]] ?</i> πρὸς ἄτης θηραθεῖσαι, 1074; πρὸς ἀνδρὸς δ' ἀνὴρ ὑπὸ δορὶ καίνεται, <i>Spt</i>. 329; πρὸς φίλου ἔφθισο, 954, und oft; τῶν ἐμῶν τητώμενος πρὸς τοῦ κακίστου, Soph. <i>Phil</i>. 384; γελώμενος πρὸς [[σοῦ]], 1012; πρὸς [[ὑμῶν]] λειφθήσομαι, 1060, πρὸς τοῦ διδαχθείς, <i>O.R</i>. 359: so διδάσκεσθαι πρός τινος <i>Il</i>. 11.831, <i>von Einem [[belehrt]] [[werden]]</i>, wie [[μανθάνω]], und [[sonst]]; [[woran]] sich auch reiht αὐτὴ πρὸς αὑτῆς τέθνηκε, <i>Tr</i>. 1122; αὐτὸς πρὸς αὑτοῦ, ''[[sc.]]'' αἱμάσσεται, <i>Ant</i>. 1162. Aber πρὸς ἀνδρὸς ἢ τέκνων φοβουμένη, Soph. <i>Tr</i>. 149, ist = <i>in Ansehung</i>; – πρὸς ἀνδρὸς ἠδικημένη, Eur. <i>Med</i>. 26; nicht [[selten]] λέγεσθαι πρός τινος, <i>von Einem [[erwähnt]] [[werden]]</i>, Her. 3.115; οὐ λέγεται πρὸς οὐδαμῶν, 4.47; τετιμῆσθαι, ἀτιμάζεσθαι, περιϋβρίζεσθαι πρός τινος, <i>[[geehrt]] oder [[beschimpft]] [[werden]] von Einem</i>, 2.75, 5.20, 1.61, 2.152; auch λόγου οὐδενὸς γιγνόμεθα πρὸς Περσέων, 1.221; τὸ ποιεύμενον πρὸς Λακεδαιμονίων, <i>das von den Lakedämoniern [[Getane]]</i>, 7.209; und [[daher]] auch ἐλείπετο ἀθάνατον μνήμην πρὸς Ἑλλησποντίων, 4.144, wo wir [[übersetzen]] »ein [[Andenken]] bei den Hellespontiern [[hinterlassen]]«, [[eigentlich]] das von den Hell. ausgehende [[Andenken]]. – Auch bei subst. und adj. findet sich diese Vrbdg, [[ἔρημος]] πρὸς [[φίλων]], [[verlassen]] von [[Seiten]] der [[Freunde]], Soph. <i>Ant</i>. 910; βαρείαις πρὸς [[θεῶν]] δυσπραξίαις, 746, <i>die von [[Seiten]] der [[Götter]] [[verhängt]] sind</i>; [[δόλος]] πρὸς κασιγνήτου, Eur. <i>Phoen</i>. 365; [[ἔπαινος]] πρὸς ἀνθρώπων τε καὶ [[θεῶν]], <i>Lob von [[Seiten]] der [[Menschen]] und [[Götter]]</i>, Plat. <i>Legg</i>. II.663a; [[γνώμη]] [[ἐπίφθονος]] πρὸς τῶν πλεύνων, <i>die von der [[Mehrzahl]] [[ungünstig]] [[betrachtet]], [[gehaßt]] wird</i>, Her. 7.139. Vgl. noch τίς πρὸς ἀνδρὸς μὴ βλέποντος [[ἄρκεσις]], Soph. <i>O.C</i>. 73; οὐδ' [[οἶδα]] τέρψιν οὐδ' ἐπίψογον φάτιν [[ἄλλου]] πρὸς [[ἀνδρός]], Aesch. <i>Ag</i>. 598.<br><b class="num">d</b> dah. <i>auf Jemandes [[Veranlassung]], [[Geheiß]], [[Befehl]], nach Jemandes [[Auftrag]]</i>, πρὸς [[Διός]], προς [[θεῶν]], <i>von Zeus' [[wegen]], nach der [[Götter]] [[Willen]]; Il</i>. 1.239 οἵ τε θέμιστας πρὸς Διὸς [[εἰρύαται]], und πρὸς Τρώων, auf der [[Troer]] [[Geheiß]]. 6.57, πρὸς ἄλλης ἱστὸν ὑφαίνοις, auf einer [[Fremden]] [[Geheiß]], 6.456; [[οὔκουν]] τάδ' [[ἔσται]] πρὸς [[θεῶν]], Aesch. <i>Spt</i>. 199; <i>Suppl</i>. 992; – πρὸς [[Διός]] εἰσι ξεῖνοί τε πτωχοί τε, die [[Fremden]] [[stehen]] [[unter]] Zeus' [[Schutz]], <i>Od</i>. 6.207, 14.57. – Hiermit kann man [[zusammenstellen]] ὅτι δικαιότατον καὶ πρὸς [[θεῶν]] καὶ πρὸς ἀνθρώπων, <i>was das Gerechteste bei [[ihnen]] ist, von [[Seiten]] der [[Götter]] als das Gerechteste [[angesehen]] wird</i>, Xen. <i>An</i>. 1.6.6; ὃς πρὸς [[θεῶν]] [[ἀσεβής]], 2.5.20; vgl. δρᾶν οὐδὲν ἄδικον [[οὔτε]] πρὸς [[θεῶν]] [[οὔτε]] πρὸς ἀνθρώπων, <i>nach dem [[Urteile]] der [[Götter]] und [[Menschen]]</i>, Thuc. 1.71.<br><b class="num">e</b> im eigentlichen [[Sinne]], <i>von Einem [[herstammend]]</i>, πρὸς πατρός, πρὸς μητρός, <i>von des Vaters, der [[Mutter]] [[Seite]]</i>, [[πάππος]] ὁ πρὸς πατρὸς ἢ μητρός, Plat. <i>Legg</i>. IX.856d; Ἀθηναῖον [[ὄντα]] καὶ τὰ πρὸς πατρὸς καὶ τὰ πρὸς μητρός, Dem. 57.17, und [[öfter]] bei den Rednern; dah. οἱ πρὸς αἵματος, die Blutsverwandten, Soph. <i>El</i>. 1297. – Vgl. noch, wo es mehr [[umschreibend]] ist, [[δύο]] μὲν τὰ πρὸς ἡμῶν ἀνθρώπεια, [[δύο]] δ' αὖ τὰ πρὸς [[θεῶν]] [[θεῖα]], Plat. <i>Soph</i>. 266 a.<br><b class="num">3</b> Bei [[Beschwörungen]], <i>bei</i>, μάρτυροι πρὸς [[θεῶν]], πρὸς ἀνθρώπων, <i>[[Zeugen]] bei den Göttern, den [[Menschen]], Il</i>. 1.339; ἐπιορκεῖν πρὸς δαίμονος, <i>bei einer [[Gottheit]] [[falsch]] [[schwören]]</i>, 19.188; bes. wird es bei beteuernden [[Bitten]] und [[Beschwörungen]] zu dem Gegenstande [[gesetzt]], bei welchem man Einen beschwört, bei, um willen, [[wobei]] die [[Götter]], od. was [[sonst]] [[beschworen]] wird, als die, von [[deren]] [[Seite]] der Eid [[bewacht]] wird, [[anzusehen]] sind, πρός τ' ἀλόχου καὶ πατρός, <i>Od</i>. 11.67, 13.324; μὴ πρὸς ἀραίου Διὸς ἔλθῃς, μὴ πρὸς ξενίας ἀνοίξῃς, Soph. <i>Phil</i>. 1167, <i>O.C</i>. 517; und [[häufig]] πρὸς [[θεῶν]], Ar. und [[sonst]]; πρὸς τῆς δεξιᾶς, τῶν [[κρεῶν]], <i>Thesm</i>. 936, <i>Pax</i> 374; der gen. ist zu [[ergänzen]] bei Soph. <i>Phil</i>. 469, πρός τ' εἴ τί [[σοι]] κατ' οἶκόν ἐστι προσφιλές, vgl. <i>O.C</i>. 250, und wird [[häufig]] von der [[Präposition]] durch σέ und [[andere]] [[Wörter]] [[getrennt]], πρὸς [[νύν]] σε πατρός τε μητρὸς [[ἱκέτης]] ἱκνοῦμαι, <i>Phil</i>. 466; πρὸς νῦν σε κρηνῶν, <i>O.C</i>. 1335; und mit [[Auslassung]] des Verbums, μὴ πρός σε [[γούνων]], μὴ πρός σε [[θεῶν]], um der [[Götter]] willen nicht, vgl. Valcken Eur. <i>Phoen</i>. 1659, Porson Eur. <i>Med</i>. 325, Jacobs <i>AP</i> p. 359.<br><b class="num">4</b> Übtr. wird es auch zur [[Bezeichnung]] des Angemessenen, Gebührenden, Geziemenden [[gebraucht]], τὸ γὰρ δολῶσαι πρὸς γυναικὸς ἦν [[σαφῶς]], Aesch. <i>Ag</i>. 1619, es war etwas von der [[Frau]] Ausgehendes, was von dem [[Charakter]] der [[Frau]] herrührt, ihr [[angemessen]] ist, von Frauenart, vgl. πρὸς δυσσεβείας ἦν ἐμοὶ τόδ' ἐν φρεσίν, <i>Ch</i>. 693; οὐ πρὸς σοφοῦ ἰατροῦ θρηνεῖν, Soph. <i>Aj</i>. 579, vgl. 312, es ist nicht des [[weisen]] Arztes Art, der [[weise]] Arzt muß nicht; σοφοῦ πρὸς [[ἀνδρός]], Ar. <i>Thesm</i>. 177, <i>Ran</i>. 541; πρὸς ἀνδρὸς οὐδὲν ὑγιές ἐστιν εἰργασμένου, <i>Plut</i>. 355; und in [[Prosa]], οὐ πρὸς τοῦ ἅπαντος [[ἀνδρός]], ἀλλὰ πρὸς ψυχῆς τε ἀγαθῆς καὶ ῥώμης ἀνδρηΐης, nicht nach der Art, nicht [[Sache]] eines jeden Mannes, [[sondern]] eines wackern Gemütes und [[männlicher]] [[Kraft]], Her. 7.153; [[οὔτε]] Περσικὰ ἦν τὰ ποιεύμενα, [[οὔτε]] πρὸς τῶν ἐξ Ἀσίης οὐδαμῶν, noch in der Art irgendwelcher [[Asiaten]], 5.12; πρὸς [[σοῦ]] ἐστι, es kommt dir zu, gebührt dir, ziemt dir, vgl. Valcken <i>Schol. Eur. Phoen</i>. 1686; πρὸς δίκης, dem [[Rechte]] [[gemäß]], = [[δικαίως]], Soph. <i>O.R</i>. 1014, <i>El</i>. 1203; οὐκ ἦν πρὸς τοῦ Κύρου τρόπου, es lag nicht in seinem [[Charakter]], Xen. <i>An</i>. 1.2.11; ἄτοπα λέγεις καὶ [[οὐδαμῶς]] πρὸς [[σοῦ]], <i>Mem</i>. 2.3.15; – πρὸς ὀνείδους, ἀτιμίας, αἰσχύνης und dgl. ποιεῖσθαι, [[λαβεῖν]] τι, [[Etwas]] als [[Schimpf]] [[annehmen]], [[ansehen]], Plut. <i>Cic</i>. 13, <i>[[Flamin]]</i>. 7 und [[sonst]], s. Lobeck <i>Phryn</i>. 10; S.Emp. <i>adv. math</i>. 7.12 vrbdt διὰ τὸ ἀνωφελὲς καὶ πρὸς κακοῦ τοῖς φιλοσοφοῦσιν ὑπάρχειν.<br><b class="num">II. Mit dem dat.</b> bezeichnet es den [[Gegenstand]], an [[dessen]] [[Seite]], bei dem [[Etwas]] ist, oder zu dem [[Etwas]] hinzukommt;<br><b class="num">1</b> [[örtlich]], <i>bei, an, [[neben]]</i>; mit Verbis der Ruhe, oder mit dem Nebenbegriff der [[Bewegung]] nach einem Orte hin, aber [[immer]] mit dem [[Gedanken]] einer [[darauf]] folgenden Ruhe an dem Orte [[verbunden]]; βάλλειν [[ποτὶ]] γαίῃ, [[ποτὶ]] πέτρῃ, gegen die [[Erde]], an den [[Felsen]] [[werfen]], so daß es [[daran]] [[liegen]] od. [[hangen]] bleibt, <i>Il</i>. 1.245, 22.64, <i>Od</i>. 5.415, 7.279, 11.423; χεῖρας [[ποτὶ]] γούνασι μητρὸς βάλλειν, die Arme gegen die Knie der [[Mutter]] [[flehend]] [[ausstrecken]], 6.310, vgl. 3.298, 5.401; [[λαβεῖν]] [[προτὶ]] οἷ, an sich [[raffen]], an sich [[nehmen]], <i>Il</i>. 20.418; [[ἑλεῖν]] [[προτὶ]] οἷ, an sich [[ziehen]], 21.507, <i>Od</i>. 24.347; πρὸς ἀλλήλῃσιν ἔχεσθαι, sich fest an [[einander]] [[halten]], an [[einander]] [[hangen]], 5.329, 433; πασσάλευε πρὸς πέτραις, Aesch. <i>Prom</i>. 56, vgl. 4, 15; πρὸς ἡλίου ναίουσι πηγαῖς, 810; πρὸς βωμῷ [[σφαγείς]], <i>Eum</i>. 295; πρὸς πύλαις πεπτωκέναι, <i>Spt</i>. 444; auch [[φόβος]] γὰρ [[ἤδη]] πρὸς πύλαις κομπάζεται, 482; νεὼς καμούσης ποντίῳ πρὸς κύματι, gegen die [[Wogen]], 192; πρὸς πέδῳ κεῖται, Soph. <i>O.R</i>. 181; ὡς ὁ [[Λάϊος]] κατασφαγείη πρὸς τριπλαῖς ἁμαξιτοῖς, <i>O.R</i>. 730, πρὸς σοὶ κατασταθέντες, <i>O.C</i>. 1270; πρὸς οὔρεσι, Her. 3.111; τὸ πρὸς [[ποσί]], Soph. <i>O.R</i>. 130; [[γήρως]] ἐσχάτοις πρὸς τέρμασιν, Eur. <i>Andr</i>. 1082; πρὸς [[αὐτῷ]] γ' [[εἰμὶ]] τῷ δεινῷ λέγειν, Soph. <i>O.R</i>. 1169; – πρὸς τοῖς ὤμοις [[εἶναι]], an den [[Schultern]] sein, [[daran]] [[passen]], Xen. <i>Cyr</i>. 1.6.31. – Daher auch vor, πρὸς τοῖς θεσμοθέταις ἔλεγε, Dem. 20.98; πρὸς διαιτητῇ φεύγειν, 22.18, vor dem [[Schiedsrichter]] [[verklagt]] sein; ὅσα ἐν τῷ δήμῳ γέγονεν ἢ πρὸς τοῖς κριταῖς ἐν τῷ θεάτρῳ, 21.18. – Dah.<br><b class="num">2</b> von [[Beschäftigungen]], bei [[denen]] man [[verweilt]], πρός τινι γίγνεσθαι, <i>sich [[angelegentlich]] mit [[Etwas]] [[beschäftigen]], [[eifrig]] [[dabei]] sein</i>, πρὸς τῷ θείῳ γιγνόμενοι, Plat. <i>Phaedr</i>. 249d; τῷ πρὸς τοῖς οὖσι τὴν διάνοιαν ἔχοντι, <i>Rep</i>. VI.500b; vgl. πρὸς τούτοις προσέχῃς, Ar. <i>Nub</i>. 1008; γίγνεσθαι πρὸς τοῖς πράγμασι, Dem. 8.11; πρὸς τῷ σκοπεῖν, 18.176; Folgde, wie Pol. πρὸς τῷ ναυμαχεῖν ὄντες, 1.50.1, 5.79.1; S.Emp. <i>adv.log</i>. 2.192 sagt vom [[Feuer]] πρὸς μὲν κηρῷ τήκει, πρὸς δὲ πηλῷ πήσσει, πρὸς δὲ ξύλῳ καίει.<br><b class="num">3</b> Selten von der Zeit, πρὸς ἑσπέρᾳ, <i>am [[Abend]]</i>, Ar. <i>Vesp</i>. 1123.<br><b class="num">4</b> wie πρὸς τοῖς πεζοῖς [[γενέσθαι]], Xen. <i>Cyr</i>. 1.4.23, »zu den Fußsoldaten [[gekommen]] sein« [[bedeutet]], so wird oft durch πρός ein [[Hinzukommen]] zu etwas Vorhandenem [[ausgedrückt]], <i>[[außer]]</i>, πρὸς τοῖσδε μέντοι [[πῦρ]] ἐγώ [[σφιν]] [[ὤπασα]], Aesch. <i>Prom</i>. 252, <i>[[außerdem]] noch gab ich [[ihnen]] das [[Feuer]]</i>; ἄασάν μ' ἕταροί τε κακοὶ πρὸς τοῖσί τε [[ὕπνος]], <i>und [[außer]] [[ihnen]] noch, Od</i>. 10.68; vgl. Aesch. πρὸς τοῖς παροῦσι δ' ἄλλα προσλαβεῖν θέλεις, <i>Prom</i>. 321; τί πρὸς τούτοισιν [[ἄλλο]]; <i>Pers</i>. 233; μῶν πάρεστε πρὸς κακοῖσι πέμποντες [[κακόν]], Soph. <i>Phil</i>. 1250; πρὸς ἐκείνοισιν τί φής, <i>O.R</i>. 1233; oft πρὸς τούτοις, <i>[[außerdem]], [[überdies]]</i>, Her. 1.32, 3.65, 9.110; auch πρὸς [[τούτῳ]], 1.41; ἡγοῦνται τὸν τοιοῦτον πρὸς τοῖς ἄλλοις καὶ πανοῦργον [[εἶναι]], Plat. <i>Prot</i>. 317b; ψυχὴ ἂν εἴη πρὸς τῷ [[ἀθάνατος]] [[εἶναι]] καὶ [[ἀνώλεθρος]], <i>Phaed</i>. 106c; πρὸς τοῖς αὑτοῦ καὶ τὰ τῶν ἄλλων προσαναλίσκειν, Dem. 40.58. – So auch bei [[Zahlen]], [[τρίτος]] γε γένναν πρὸς δέκ' ἄλλαισιν γοναῖς, Aesch. <i>Prom</i>. 776; ἡ πρώτη πρὸς τοῖς [[εἴκοσιν]], die [[einundzwanzigste]], Ath. VI.261a; ἔτη [[τρία]] πρὸς τοῖς [[τριάκοντα]], [[dreiunddreißig]], DS. 1.58.<br><b class="num">III. Mit dem accus.</b> bezeichnet es den [[Gegenstand]], nach [[dessen]] [[Seite]] hin, auf den zu [[Etwas]] [[gerichtet]] ist, <i>nach, auf – zu, hin, gen</i>;<br><b class="num">1</b> [[örtlich]]; Hom. und Folgde; auch von den Himmelsgegenden, πρὸς Ἡῶ τ' Ἠέλιόν τε, πρὸς ζόφον, <i>Il</i>. 12.239, <i>Od</i>. 9.26, 13.240; und so in [[Prosa]] gew. πρὸς ἠῶ, μεσημβρίαν, ἑσπέραν, ἄρκτον, <i>gegen [[Morgen]], [[Mittag]], [[Abend]], [[Mitternacht]]</i>; doch auch πρὸς ἠῶ τε καὶ ἡλίου [[ἀνατολάς]], πρὸς ἠῶ τε καὶ ἥλιον ἀνίσχοντα, Her. 1.201, 4.40; vgl. Aesch. ἡλίου πρὸς ἀνατολὰς στρέψασα σαυτήν, <i>Prom</i>. 709; <i>Ag</i>. 1153; πρὸς βορῆν τε καὶ νότον, Her. 2.140 (vgl. auch I.1); κλαίειν πρὸς οὐρανόν, <i>die [[Stimme]] gen [[Himmel]] [[erheben]], zum [[Himmel]] [[schreien]], Il</i>. 8.364; [[ἀκτὴ]] τῆς Σικελίης πρὸς Τυρσηνίην τετραμμένη, <i>dahin [[gerichtet]], d.i. [[gegenüber]]</i>, Her. 6.22. – Bes. bei Verbis der [[Bewegung]], [[sowohl]] die bloße [[Richtung]], als das zu erreichende Ziel [[ausdrückend]]; [[ποῖ]] ποτ' ἤγαγές με; πρὸς ποίαν στέγην; Aesch. <i>Ag</i>. 1057; [[πλεῖς]] ὡς πρὸς οἶκον, nach Hause hin, Soph. <i>Phil</i>. 58, und so τοῦ πρὸς [[Ἴλιον]] στόλου, 247; und [[ähnlich]] ἀφικόμενος πρὸς τὴν Τεγεᾶτιν, Thuc. 5.65, bis an das [[Gebiet]] von Tegea hin; διασωθῆναι βουλόμεθα πρὸς τὴν Ἑλλάδα, Xen. <i>An</i>. 5.4.5, nach Hellas hin, [[worin]] [[freilich]] [[schon]] die [[Erreichung]] des Ziels mit [[ausgedrückt]] ist; vgl. πρὸς ἤπειρον σεσῶσθαι τήνδε, Aesch. <i>Pers</i>. 723; πρὶν ἂν πρὸς Καύκασον μόλῃς, ehe du dahin [[gekommen]] sein wirst, <i>Prom</i>. 721; ἔστ' ἂν ἐξίκῃ πρὸς Γοργόνεια πεδία, 795; πρὸς οἶκον οὐκέθ' ἵκετο, Soph. <i>O.R</i>. 115, wie [[ἐλπίς]] τις αὐτὸν πρὸς δόμους ἥξειν [[πάλιν]], Aesch. <i>Ag</i>. 665; auch übertragen, πρὸς [[τέλος]] [[γόων]] ἀφίκοντο, Soph. <i>O.C</i>. 1617; πεσεῖν πρὸς [[οὖδας]], Eur. <i>Hec</i>. 405. In [[Prosa]] [[überall]], auch διεκρίθησαν πρός τε Ἀθηναίους καὶ Λακεδαιμονίους οἱ Ἕλληνες, Thuc. 1.18, sie traten [[ihnen]] bei. – Bes. im feindlichen [[Sinne]], <i>[[wider]], gegen</i>, πρὸς Τρῶας μάχεσθαι, <i>gegen die [[Troer]] [[kämpfen]], Il</i>. 17.471; πρὸς κρείσσονας ἀντιφερίζειν, Hes. <i>O</i>. 212; πρὸς κόλπον, πρὸς [[στῆθος]] βάλλειν, <i>gegen die [[Brust]] [[werfen]], [[treffen]]</i>, Hom. oft, ἐλαύνειν πρός τι, <i>Il</i>. 4.108, 6.467, 15.250; auch φέρεσθαι πρός τι, <i>[[darauf]] [[losfahren]], [[dagegen]] [[anstürmen]]</i>, πρὸς κέντρα [[κῶλον]] ἐκτενεῖς, μὴ λάκτιζε, Aesch. <i>Prom</i>. 323, <i>Ag</i>. 1607; ξὺν δὲ γενοῦ πρὸς ἐχθρούς, <i>Ch</i>. 453; auch τὰ παθήματα κεῖνα πρὸς αὐτὸν ἐπέβη, <i>das [[Leiden]] [[brach]] auf ihn ein</i>, Soph. <i>Phil</i>. 193, wie ἦ σε λανθάνει πρὸς τοὺς φίλους στείχοντα τῶν ἐχθρῶν κακά, <i>Ant</i>. 10; πρὸς δαίμονα, <i>gegen die [[Gottheit]], gegen den [[Willen]] des Gottes, dem [[Gotte]] zum [[Trotz]], Il</i>. 17.98, 104; [[μάχη]] Μήδων πρὸς Ἀθηναίους, Thuc. 1.18, und [[sonst]] in [[Prosa]], wie [[ἰέναι]] πρὸς τοὺς πολεμίους, Xen. <i>An</i>. 2.6.10, διαφέρεσθαι, στασιάζειν πρός τινα, 5.9.29, 7.6.15; ἡ πρὸς αὐτὸν [[ἐπιβουλή]], 1.1.8; διαγωνίζεσθαι πρὸς τοὺς πολεμίους, <i>Cyr</i>. 1.6.26; [[ταῦτα]] πάντα πρὸς τὸν Πίττακον εἴρηται, <i>ist gegen den Pittakus [[gesprochen]]</i>, Plat. <i>Prot</i>. 345c; κινδύνους ὅσους ἐκινδύνευσα πρός τε χειμῶνας καὶ πρὸς πολεμίους, Dem. 50.21. – Daher in den [[Aufschriften]] gerichtlicher Anklagereden, in Privatklagen, wie das lat. <i>adversus</i>, Wolf Dem. <i>Lept</i>. p. CLII; [[anders]] κατά. – Selten auch bei Verbis der Ruhe, wo [[immer]] an die vorhergegangene [[Bewegung]] zu [[denken]] ist, σκόλοπες γὰρ ἐν αὐτῇ ὀξέες ἑστᾶσιν, [[ποτὶ]] δ' αὐτοὺς [[τεῖχος]] Ἀχαιῶν, <i>Il</i>. 12.64, gegen sie ist die [[Mauer]] [[errichtet]], [[ἔοικα]] θρηνεῖν ζῶσα πρὸς τύμβον [[μάτην]], Äzeh. <i>Ch</i>. 913, vgl. 891; vgl. τὰ πολλὰ πατρὸς πρὸς τάφον [[κτερίσματα]], <i>die auf das Grab [[gebracht]] [[werden]]</i>, Soph. <i>El</i>. 919; πρὸς δεξιὰν [[αὐτοῦ]] [[στάς]], <i>[[nachdem]] er auf die [[rechte]] [[Seite]] [[getreten]]</i>, Eur. <i>Or</i>. 474; vgl. πρὸς ἑσπέρους τόπους ἕστηκε, Aesch. <i>Prom</i>. 348; ἑστῶσα πρὸς τὸν ἥλιον, Ar. <i>Eccl</i>. 64; <i>Vesp</i>. 804, so auch in [[Prosa]], πρὸς τὸ ἱερὰ παρεῖναι, Xen. <i>Cyr</i>. 3.3.84 und [[öfter]].<br><b class="num">2</b> Eine [[Richtung]] liegt auch in λέγειν πρός τινα, <i>zu Einem [[sprechen]]</i>, nicht in feindlichem [[Sinne]], gegen; so bei [[εἰπεῖν]], ἐννέπειν, [[φάσθαι]], μυθήσασθαι; sehr [[geläufig]] bei Hom.; ἀγορεύειν πρὸς ἀλλήλους, <i>zu [[einander]] [[sprechen]]</i>; auch [[ὀμόσαι]] πρός τινα, <i>Einem [[schwören]], einem Anwesenden einen [[Schwur]] [[leisten]], Od</i>. 14.331, 19.288. So Tragg. und in [[Prosa]] : πρὸς εἰδότας [[λέγω]], Aesch. <i>Ag</i>. 1375; πρὸς φρονοῦντας ἐννέπεις, <i>Suppl</i>. 201; τί λέγεις πρὸς ἄνδρ' ὑπόπταν; Soph. <i>Phil</i>. 136; τί [[δῆτα]] λέξομεν πρὸς τόνδ' [[ἔπος]]; <i>O.R</i>. 1419; auch bei ἀπαγγέλλειν, Aesch. <i>Ch</i>. 265, wie ἀγγέλλειν πρός τινα, Xen. <i>An</i>. 1.7.13 und [[sonst]]; ἐπιδείκνυσθαι πρὸς ἅπαντας, Plat. <i>Phaedr</i>. 232a. – Auch von andern freundlichen [[Beziehungen]]; σπονδὰς ποιεῖσθαι πρός τινα, Thuc. 4.15; φιλοτιμεῖσθαι, Plat. <i>Phaedr</i>. 234a; πρὸς [[ὑμᾶς]] εὐσεβὴς [[πέλω]], <i>gegen euch</i>, Aesch. <i>Suppl</i>. 335; σοὶ δ' [[ὁμιλία]] πρὸς τόνδε πιστή, Soph. <i>Phil</i>. 71; πρός τινα ἔχειν τὴν γνώμην, Xen. <i>An</i>. 2.5.29, φρονεῖν τὰ πρὸς σέ, 7.7.30; τὰ Κύρου [[οὕτως]] [[ἔχει]] πρὸς [[ἡμᾶς]], [[ὥσπερ]] τὰ ἡμέτερα πρὸς ἐκεῖνον, 1.3.9, das [[Verhältnis]] des Kyros zu uns ist [[dasselbe]] wie; dah. οὐδὲν ἐμοὶ πρὸς ἐκείνους, <i>ich stehe in keinem [[Verhältnis]] zu [[ihnen]], ich habe mit [[ihnen]] Nichts zu [[schaffen]]</i>, Isocr. 4.12. – Dieselbe [[Verbindung]] liegt auch dem γράφεσθαι πρὸς τοὺς θεσμοθέτας, Dem. 21.47, zu Grunde, »vor oder bei den Thesmotheten [[anklagen]], [[belangen]]«; πρὸς διαιτητὴν [[ἐξῆν]] [[αὐτῷ]] [[λαχεῖν]], 22.28; τὰς δίκας [[εἶναι]] περὶ τούτων πρὸς τοὺς ἄρχοντας, 43.71, im [[Gesetz]], es war der Offizielle [[Ausdruck]] für diesen Fall; [[ähnlich]] ist auch μαρτυρῆσαι πρὸς τοὺς δικαστάς, Plut. <i>Arist</i>. 25. – Daher πρὸς [[ἡμᾶς]] αὐτοὺς διαλογισώμεθα, wir [[wollen]] bei uns [[selbst]] [[überlegen]], Plat. <i>Soph</i>. 231c, wie Aesch. τά τ' ἄλλα πρὸς πόλιν τε καὶ θεοὺς βουλευσόμεσθα, <i>Ag</i>. 818, wo es [[freilich]] auch [[allgemeiner]] [[genommen]] [[werden]] kann: was sich auf die [[Stadt]] bezieht.<br><b class="num">3 von der Zeit</b>, <i>gegen</i>, [[ποτὶ]] ἕσπερα, <i>gegen [[Abend]], Od</i>. 17.191; πρὸς ὄρθρον, Ar. <i>Lys</i>. 1089; πρὸς ἕω, <i>Eccl</i>. 312; πρὸς ἑσπέραν, Plat. <i>Polit</i>. 328a; πρὸς ἡμέραν, <i>gegen [[Tagesanbruch]]</i>, Xen. <i>An</i>. 4.5.21; Plat. <i>Symp</i>. 223c. – Auch bei [[Zahlen]], <i>gegen, [[ungefähr]]</i>, πρὸς [[ἑβδομήκοντα]], Pol. 16.7.5; bes. Sp., vgl. Lobeck <i>Phryn</i>. p. 410.<br><b class="num">4</b> übertragen von der [[Richtung]] oder [[Beziehung]], die ein [[Gegenstand]] auf den andern hat, <i>in [[Beziehung]], in [[Hinsicht]], in [[Rücksicht]] auf [[Etwas]]</i>;<br><b class="num">a</b> <i>[[sehen]] auf [[Etwas]]</i>, πρὸς πρᾶγμ' ὁρώσας, Aesch. <i>Suppl</i>. 706; πρὸς [[ἔπος]] κλύειν, auf das Wort [[hören]], <i>Ch</i>. 408; φιλεῖ γὰρ πρὸς τὰ χρηστὰ [[πᾶς]] ὁρᾶν, Soph. <i>El</i>. 960; πρός σ' ἀποσκοποῦσα, <i>O.R</i>. 746, vgl. <i>O.C</i>. 280; μὴ [[θαυμάζω]] πρὸς τὸ λιπαρές, <i>in [[Rücksicht]] auf, d.i. über [[Etwas]] sich wundern</i>, 1121; auch εἰ φοβεῖ πρὸς τοῦτο, <i>Tr</i>. 1201; ἀθυμεῖν πρός τι, Xen. <i>An</i>. 7.1.9; eben so ὁ πρὸς Λακεδαιμονίους [[φόβος]], <i>die auf die Lakedämonier bezügliche [[Furcht]]</i>, Dem. 16.10; οὐδὲν γὰρ ἡγοῦμαι τούτων [[εἶναι]] πρὸς [[ἐμέ]], 18.60; οὐδὲν [[αὐτῷ]] πρὸς τὴν πόλιν ἐστίν, 21.44, wie πρὸς τὸν δῆμον τούτων [[οὐδέν]] ἐστι, <i>Nichts von dem hat auf das Volk [[Bezug]], geht das Volk an</i>, Pol. 6.13.7; οὐ [[νομίζω]] τοῦτο [[εἶναι]] πρὸς [[ἐμέ]], 24.10.11; vgl. Isocr. 4.12; und so in dem sprichwörtlichen οὐδὲν πρὸς Διόνυσον. – Daher<br><b class="num">b</b> sehr [[gewöhnlich]] πρὸς [[ταῦτα]], <i>in [[Beziehung]] [[darauf]], was das anbetrifft</i>, πρὸς [[ταῦτα]] νῦν θαρσῶν καθήσθω, Aesch. <i>Prom</i>. 917; πρὸς [[ταῦτα]] μίμνε, <i>Suppl</i>. 515; oft Soph. und in [[Prosa]], wie Her. 5.9; πρὸς τὰ [[πυνθάνομαι]] κατεργάσασθαι Τηλίνην [[ἔργον]] τοσοῦτον, <i>was das anbetrifft, daß ich höre, daß Telines so etwas [[Großes]] [[getan]] hat</i>, 7.153, was auch [[übersetzt]] [[werden]] kann »dem zu [[Folge]], was ich vernehme«; πρὸς [[ταῦτα]] βουλεύεσθαι, ἀποκρίνασθαι, <i>[[hierauf]], [[hierüber]] [[beratschlagen]], [[antworten]]</i>, Xen. <i>An</i>. 1.3.19, 5.7.8, und so bes. [[häufig]] in [[Umschreibungen]], εὐσεβεῖν τὰ πρὸς θεούς, <i>in [[Beziehung]] auf die [[Götter]], in [[Rücksicht]] auf das [[Verhältnis]] gegen die [[Götter]], in seinen [[Pflichten]] gegen die [[Götter]] [[fromm]] sein</i>, Soph. <i>Phil</i>. 1427; κακοὺς ὄντας πρὸς αἰχμήν, <i>O.C</i>. 1291; τὰ πρὸς τοὺς θεοὺς [[εὐσεβῶς]], Dem. 3.26; τὰ πρὸς πόλιν [[πῶς]] ἔχεις, Eur. <i>Or</i>. 427; τὰ πρὸς τὸν πόλεμον, <i>Alles, was sich auf den [[Krieg]] bezieht</i>, Xen. <i>An</i>. 4.3.10; und so [[geradezu]] für Adverbia, z.B. πρὸς βίαν = [[βιαίως]], <i>mit [[Gewalt]], [[wider]] [[Willen]]</i>, Aesch. <i>Eum</i>. 5 und oft bei Folgdn, πρὸς βίαν τινός, <i>invito aliquo</i>, πρὸς ἀνάγκην, <i>mit [[Zwang]], [[notgedrungen]]</i>, Aesch. <i>Pers</i>. 561 und A.; πρὸς ἀλκήν, Aesch. <i>Suppl</i>. 812; πρὸς καιρόν, <i>zur [[rechten]] Zeit</i>, Soph. <i>Phil</i>. 1263, <i>Aj</i>. 38; πρὸς ἡδονήν, <i>mit [[Vergnügen]], gern</i>; πρὸς ἰσχύος [[κράτος]], <i>Phil</i>. 594; πρὸς ὀργήν, <i>El</i>. 361; πρὸς φύσιν, <i>Tr</i>. 307; πρὸς χάριν, <i>Ant</i>. 30 (vgl. auch 6); πρὸς [[ἰθύ]], <i>[[gerade]] [[darauf]] los, Il</i>. 14.403; πρὸς τὸ καρτερόν = [[καρτερῶς]], πρὸς τὸ βίαιον = [[βιαίως]], Jacobs Ach.Tat. p. 695; πρὸς τὰ μέγιστα, <i>aufs [[Äußerste]], im höchsten [[Grade]]</i>, Her. 8.20, πρὸς πάντα, <i>in Allem</i>, Xen. <i>Cyr</i>. 3.3.20; πρὸς ἐμὴν χεῖρα, <i>mir zur Hand, d.i. in [[Bereitschaft]], um [[sogleich]] [[Gebrauch]] [[davon]] zu [[machen]]</i>, Hermann Soph. <i>Phil</i>. 148.<br><b class="num">5</b> Diese [[Beziehung]] oder dies [[Verhältnis]] wird [[besonders]] in Vergleichungen [[hervorgehoben]], wo πρός [[bedeutet]] <i>im [[Vergleich]] mit, gegen etwas Anderes [[gehalten]]</i>, λῆρός ἐστι [[τἄλλα]] πρὸς Κινησίαν, ist <i>[[Posse]], dummes Zeug, im [[Vergleich]] mit [[Kinesias]]</i>, Ar. <i>Lys</i>. 860, wie Xen. <i>An</i>. 7.7.41; κοῖός τις δοκέοι ἀνὴρ [[εἶναι]] πρὸς τὸν πατέρα, Her. 3.34, <i>gegen den [[Vater]] [[gehalten]], mit ihm [[verglichen]]</i>; ἄπιστον τὸ [[πλῆθος]] λέγεται ἀπολέσθαι ὡς πρὸς τὸ [[μέγεθος]] τῆς πόλεως, <i>im [[Vergleich]] mit der [[Größe]] der [[Stadt]]</i>, Thuc. 3.113; ὁ [[ἔλεγχος]] οὐδενὸς ἄξιός ἐστι πρὸς τὴν ἀλήθειαν, Plat. <i>Gorg</i>. 471e; [[οὕτως]] ὀλιγωροῦσι τοῦ δοκεῖν ἐπιεικεῖς [[εἶναι]] καὶ [[παντελῶς]] [[τἄλλα]] πάρεργα πρὸς τὸ λαμβάνειν νομίζουσι, <i>sie [[halten]] Alles im [[Vergleich]] mit dem [[Gewinn]] für [[Nebendinge]]</i>, Dem. 51.17; vgl. μηδενὸς [[ἄλλου]] φροντίζοντες πρὸς τὸ μὴ [[δοῦναι]], 54.42, Folgde, ἐν χρόνοις παμμήκεσι πρὸς τὴν ἡμετέραν ζωήν, Arist. <i>[[Meteor]]</i>. 1.14; συμβάλλειν πρός τι, [[womit]] [[vergleichen]]; οὐδὲν ὡς πρὸς Τίμωνα, Luc. <i>Tim</i>. 42. Vgl. noch ἔργα λόγου [[μέζω]] πρὸς πᾶσαν χώρην, <i>im [[Vergleich]] mit jedem [[Lande]], gegen [[jedes]] Land [[gehalten]]</i>, Her. 2.35; und so auch Ἀθηναῖοι πρὸς τοὺς ἄλλους συμμάχους παρεχόμενοι [[νῆας]] [[ὀγδώκοντα]] καὶ [[ἑκατόν]], 8.44, wie 3.94, <i>mit allen andern [[Bundesgenossen]] [[verglichen]]</i>, [[worin]] [[zugleich]] liegt »vor allen andern«; vgl. noch Dem. <i>Lept</i>. 31; auch [[sonst]] bei Komparat., οἱ φαυλότεροι τῶν ἀνθρώπων πρὸς τοὺς ξυνετωτέρους [[ἄμεινον]] οἰκοῦσι τὰς πόλεις, Thuc. 3.37; πρὸς γὰρ ἀνθρώπους [[ἡμᾶς]] πένητας καὶ ἀδυνάτους ἔχων ἀναλίσκειν τῶν ἀλλοτρίων πολὺ περίεστιν, Dem. 44.28; und so bei [[κρίνω]], πρὸς τὰ παρ' [[ἡμῖν]] κάλλη κρίνεσθαι οὐδ' [[ὁπωστιοῦν]] ἄξια, <i>mit den [[Schönheiten]] bei euch zu [[vergleichen]], [[darnach]] zu [[beurteilen]]</i>, Plat. <i>Phaed</i>. 110a; πρὸς τὸ τελευταῖον ἐκβὰν ἕκαστον τῶν προυπαρξάντων ὡς τὰ πολλὰ κρίνεται, Dem. 1.1. – Woran sich die [[Bedeutung]] [[gemäß]], nach reiht, τόλμησόν ποτε πρὸς τὰς παρούσας πημονὰς [[ὀρθῶς]] φρονεῖν, Aesch. <i>Prom</i>. 1002, d.i. wie es das gegenwärtige [[Leiden]] [[erfordert]], πρὸς ὧντὴν ὄψιν τὸν γάμον τοῦτον ἔσπευσα, <i>dem [[Gesicht]] [[zufolge]]</i>, Her. 1.38, wie πρὸς ταύτην τὴν φήμην, 3.153, πρὸς τοῦτο τὸ [[κήρυγμα]], <i>[[zufolge]] dieses Heroldrufes</i>, 3.52; πρὸς τὴν παροῦσαν ἀρρωστίαν, <i>der gegenwärtigen [[Schwäche]] [[entsprechend]], wie diese es mit sich brachte</i>, Thuc. 7.47. ἐβουλεύοντο πρὸς τὴν παροῦσαν συμφοράν, und πρὸς τὸ [[παρόν]], <i>den gegenwärtigen Umständen [[entsprechend]], nach den gegenwärtigen Umständen</i>; vgl. noch πρὸς τὰς τύχας γὰρ τὰς φρένας κεκτήμεθα, Eur. <i>Hipp</i>. 708; πρὸς τὴν ἀξίαν, <i>nach [[Gebühr]]</i>, Xen. <i>Cyr</i>. 8.4.29; ὁρῶ γὰρ ἅπαντας πρὸς τὴν παροῦσαν δύναμιν καὶ τῶν [[δικαίων]] ἀξιούμενοι, Dem. 15.28; εἴ τι [[δεῖ]] τεκμαίρεσθαι πρὸς τὸν ἄλλον [[αὐτοῦ]] τρόπον καὶ τὴν ἀναίδειαν, 27.22; πρὸς τὰ ἔργα τάττειν τὰς τιμάς, <i>nach den [[Taten]], nach dem [[Verdienst]] die [[Ehren]] [[erteilen]]</i>; πρὸς τὰ πάτρια ἔθη [[ζῆν]], S.Emp. <i>pyrrh</i>. 1.17. – Auch ἔπαινον θαυμάσιον ἔχοντες πρὸς ὠφέλειαν, <i>in [[Folge]] des Nutzens</i>, d.i. <i>[[wegen]] des Nutzens</i>, Plat. <i>Symp</i>. 177b; πρὸς [[ταῦτα]], <i>[[darum]], Apol</i>. 30b (vgl. 7).<br><b class="num">6</b> <i>in [[Begleitung]] von, zu</i>, πρὸς αὐλόν, <i>zur [[Flöte]], [[unter]] [[Flötenbegleitung]]</i>, Eur. <i>Alc</i>. 347, Archil. frg. 26; πρὸς αὐλὸν ὀρχεῖσθαι, Xen. <i>An</i>. 5.9.5; und Sp.; auch πρὸς τὴν σελήνην, <i>beim [[Mondlicht]]</i>.<br><b class="num">7</b> Wie Hes. vrbdt [[αἰδώς]] τοι πρὸς ἀνολβίην, [[θάρσος]] δὲ πρὸς ὄλβον., <i>O</i>. 317. so wird oft durch πρός τι der [[Zweck]] [[angedeutet]], um [[dessen]] willen man [[Etwas]] tut, die [[Anwendung]], die man von [[Etwas]] macht, <i>zu</i>, ὅπως γένοισθε πρὸς [[χρέος]] [[τόδε]], Aesch. <i>Spt</i>. 20; πρὸς τί μενοῦμεν πράσσειν; Soph. <i>Phil</i>. 825; ὡς πρὸς τί χρείας; <i>O.R</i>. 1174; und oft πρὸς τί; <i>[[weswegen]] ? wozu ?</i> z.B. πρὸς τί τοῦτο [[τοὔπος]] ἱστορεῖς; 1144; πρὸς [[οὐδέν]], <i>zu Nichts, Aj</i>. 1018; und wo die [[ursprüngliche]] [[Bedeutung]] der [[Richtung]] noch mehr hervortritt, πρὸς [[ἄριστον]] καταλύειν, Xen. <i>An</i>. 1.10.19, πόροι πρὸς τὸ πολεμεῖν, 2.5.20, πρὸς [[ταῦτα]], <i>[[deswegen]], dazu, [[daher]]</i>, Her. 5.9, 88, 7.163 und [[sonst]], wie in attischer [[Prosa]]. Eben so auch πρὸς ἡδονήν, <i>zum [[Vergnügen]], zur Lust</i>, Aesch. <i>Prom</i>. 492, <i>Ag</i>. 278; οὐ πρὸς ἡδονὴν [[λέγω]] τάδε, Soph. <i>El</i>. 909; und oft in [[Prosa]], wie ἅπαντα πρὸς ἡδονὴν ζητεῖν, Dem. 1.15; λέγειν πρὸς τὸ βέλτιστον, <i>zum [[Besten]] [[reden]]</i>, Plat. <i>Alc.I</i>, 105d; πρὸς χάριν δημηγορεῖν, Dem. 3.3, wie πρὸς χάριν ὁμιλεῖν τινι, Isocr. 2.4. Mehr [[umschreibend]] οὐ τὰ πρὸς διαλύσεις πράττειν, ἀλλὰ πρὸς τὸν πόλεμον, Pol. 5.29.4, und ä. [[öfter]].<br><b class="num">8</b> τεύχεα ἀμείβειν πρός τινα, <i>Il</i>. 6.235, ist eigtl. = <i>die [[Rüstung]] an Einen [[vertauschen]], so daß sie von Einem auf den Andern übergeh</i>t; aber es wird auch [[verbunden]] ἡδονὰς πρὸς ἡδονάς, λύπας πρὸς λύπας καταλλάττεσθαι καὶ μείζω πρὸς ἐλάττω [[ὥσπερ]] νομίσματα, Plat. <i>Phaed</i>. 69a, für das gewöhnliche τί τινος, <i>Lust gegen Lust [[eintauschen]]</i>; πρὸς [[ἅλας]] ἠγορασμένος, Men. b. Zenob. 2.12.<br>Zuweilen folgt auf πρός ein enklitisches [[Pronomen]], πρός με, vgl. Ar. <i>Plut</i>. 1055 und Buttmann <i>Ausf. gr. Gramm</i>. II p. 413.<br>Seinem [[Casus]] [[nachgestellt]] scheint πρός nie zu sein.<br><b class="num">In der [[Zusammensetzung]]</b> [[bedeutet]] es:<br><b class="num">1</b> [[Bewegung]] oder [[Richtung]] auf [[Etwas]] zu, <i>an, zu, gegen, [[hinwärts]]</i>, [[προσέρχομαι]], [[προσάγω]] und ä.<br><b class="num">2</b> ein [[Hinzukommen]], [[Häufung]], [[Vermehrung]], <i>dazu, [[obendrein]], überdie</i>s, [[προσαδικέω]], [[προσαιτέω]].<br><b class="num">3</b> ein Daran-, [[Daneben]]-, Dabeisein, <i>an, bei, [[neben]], sich [[damit]] [[beschäftigen]]</i>, [[πρόσειμι]] und ä.<br><b class="num">4</b> <i>[[angemessen]]</i>, [[προσθύμιος]].
}}
}}
Retrieved from "https://lsj.gr/wiki/Special:MobileDiff/2865291"