3,277,055
edits
mNo edit summary |
m (Text replacement - "( " to "(") |
||
Line 20: | Line 20: | ||
}} | }} | ||
{{elnl | {{elnl | ||
|elnltext=δάμνημι, ep. en poët.; aor. (ἐ)δαμασσ-; aor. pass. (ἐ)δάμην, 3 plur. δάμεν, conj. 1 sing. δαμείω, 2 sing. δαμήῃς, 2 plur. δαμήετε, inf. δαμῆναι en δαμήμεναι; aor. pass. ἐδμήθην, imperat. 3 sing. δμηθήτω, ptc. acc. sing. δμηθέντα, Dor. nom. plur. δμαθέντες; perf. med.-pass. δέδμημαι, 1 plur. δεδμήμεσθα, 3 plur. δεδμήαται; plqperf. 3 plur. ἐδεδμήατο, ptc. δεδμημένος; fut. δαμάσσω overweldigen, doden:; εἴ χ’ ὑπ’ ἐμοί γε θεὸς δαμάσῃ μνηστῆρας als de godheid door mijn hand de vrijers overweldigt Od. 21.213; δμαθέντας ἀνίστη hij liet de doden weer opstaan Eur. Alc. 127; met zaak als subj.: τὸν δ’ οὐ βέλος... δάμασσεν maar de pijl doodde hem niet Il. 5.106. onderwerpen, bedwingen, ook med.:; μ’ ἐδαμάσσατο οἴνῳ hij had mij door wijn bedwongen Od. 9.516; pass.:; ἦ ῥά νύ τοι πολλοὶ δεδμήατο κοῦροι Ἀχαιῶν waarachtig, klaarblijkelijk zijn er in grote getale jonge Achaeërs aan u onderworpen ( lett. plqperf. ) Il. 3.183; δέδμητο δὲ λαὸς ὑπ’ αὐτῷ het volk was aan hem onderworpen Od. 3.305; spec. bij uithuwelijking:; ἀνδρὶ δάμασσεν hij heeft mij aan een man onderworpen Il. 18.432; pass.:; ἄλοχοι δ’ ἄλλοισι δαμεῖεν mogen hun vrouwen aan andere mannen onderdanig zijn Il. 3.301; met zaak als subj. overmannen:; μ’... ἔρος... θυμόν... ἐδάμασσεν een liefdesverlangen heeft mijn hart overmand Il. 14.316; pass.:; ὅτε μιν μοῖρα θεῶν ἐπέδησε δαμῆναι toen het lot van de goden haar dwong te bezwijken Od. 3.269; overdr. pass.:; δμηθήτω laat hij zich laten vermurwen Il. 9.158; anders overdr.: οὐ μήποτε τοῦτο δαμῇ εἶναι μὴ ἐόντα nooit zal dit afgedwongen worden: dat niet-zijnden bestaan Parm. B 7.1. | |elnltext=δάμνημι, ep. en poët.; aor. (ἐ)δαμασσ-; aor. pass. (ἐ)δάμην, 3 plur. δάμεν, conj. 1 sing. δαμείω, 2 sing. δαμήῃς, 2 plur. δαμήετε, inf. δαμῆναι en δαμήμεναι; aor. pass. ἐδμήθην, imperat. 3 sing. δμηθήτω, ptc. acc. sing. δμηθέντα, Dor. nom. plur. δμαθέντες; perf. med.-pass. δέδμημαι, 1 plur. δεδμήμεσθα, 3 plur. δεδμήαται; plqperf. 3 plur. ἐδεδμήατο, ptc. δεδμημένος; fut. δαμάσσω overweldigen, doden:; εἴ χ’ ὑπ’ ἐμοί γε θεὸς δαμάσῃ μνηστῆρας als de godheid door mijn hand de vrijers overweldigt Od. 21.213; δμαθέντας ἀνίστη hij liet de doden weer opstaan Eur. Alc. 127; met zaak als subj.: τὸν δ’ οὐ βέλος... δάμασσεν maar de pijl doodde hem niet Il. 5.106. onderwerpen, bedwingen, ook med.:; μ’ ἐδαμάσσατο οἴνῳ hij had mij door wijn bedwongen Od. 9.516; pass.:; ἦ ῥά νύ τοι πολλοὶ δεδμήατο κοῦροι Ἀχαιῶν waarachtig, klaarblijkelijk zijn er in grote getale jonge Achaeërs aan u onderworpen (lett. plqperf. ) Il. 3.183; δέδμητο δὲ λαὸς ὑπ’ αὐτῷ het volk was aan hem onderworpen Od. 3.305; spec. bij uithuwelijking:; ἀνδρὶ δάμασσεν hij heeft mij aan een man onderworpen Il. 18.432; pass.:; ἄλοχοι δ’ ἄλλοισι δαμεῖεν mogen hun vrouwen aan andere mannen onderdanig zijn Il. 3.301; met zaak als subj. overmannen:; μ’... ἔρος... θυμόν... ἐδάμασσεν een liefdesverlangen heeft mijn hart overmand Il. 14.316; pass.:; ὅτε μιν μοῖρα θεῶν ἐπέδησε δαμῆναι toen het lot van de goden haar dwong te bezwijken Od. 3.269; overdr. pass.:; δμηθήτω laat hij zich laten vermurwen Il. 9.158; anders overdr.: οὐ μήποτε τοῦτο δαμῇ εἶναι μὴ ἐόντα nooit zal dit afgedwongen worden: dat niet-zijnden bestaan Parm. B 7.1. | ||
}} | }} | ||
{{elru | {{elru |