κατά: Difference between revisions

m
Text replacement - "( " to "("
m (Text replacement - "mdlsjtxt=<br />" to "mdlsjtxt=")
m (Text replacement - "( " to "(")
Line 35: Line 35:
}}
}}
{{elnl
{{elnl
|elnltext=κατά, in compos. καται-, vaak met apocope (en assim. ) καββ- = καταβ-, καδδ- = καταδ-, κακκ- = κατακ-, καμμ- = καταμ-, κανν- = καταν-, καππ- = καταπ-, καρρ- = καταρρ-, κατθ- = καταθ-; in elis. κατ’ of καθ’; vaak als tegenstelling van ἀνά adv. ep., moeilijk te onderscheiden van gevallen van tmesis, naar beneden; neer:. ἑζόμενος δὲ κατ’ αὖθι hij zat ter plekke neer Il. 13.653. in compos. van richting naar beneden, bijv. καταβαίνω, καταβάλλω; ook terug-, bijv. κάτειμι, καταπλέω. overdr. (ongunstig, vijandig) tegen-, bijv. καταγιγνώσκω, κατακρίνω; ook met idee van kwijtraken, verspillen, weg-, bijv. καταδαπανάω. van bereiken van doel, voltooien van handeling, helemaal, geheel en al, bijv. κατάγνυμι, κατακαίω, καταμανθάνω, κατακτείνω. maakt intrans. ww. geschikt voor object, over, met betrekking tot, bijv. καταθρηνέω. overdr. overeenkomstig, bijv. καταινέω. prep. met gen. van richting, van boven naar beneden neer van(af):; βῆ... κατ’ Οὐλύμποιο καρήνων hij daalde neer van de toppen van de Olympus Il. 22.187; κατὰ τῶν... πετρῶν... ὦσαι van de rotsen af stoten Plat. Phdr. 229c; (neer) op/ over/ in:. ὑπαὶ δὲ ἴδεσκε κατὰ χθονὸς ὄμματα πήξας hij keek steeds naar beneden, met zijn ogen strak op de grond gericht Il. 3.217; μύρον κατὰ τῆς κεφαλῆς καταχέαντες na mirre over zijn hoofd gegoten te hebben Plat. Resp. 398a; νέκταρ... στάξε κατὰ ῥινῶν hij liet nectar neerdruppelen in zijn neusgaten Il. 19.39; κατὰ γαίης ᾤχετο (de pijl) kwam op de grond neer Il. 13.504; κατ’ ἰχνῶν τινος ὁδεύειν in iemands voetsporen treden Luc. 41.9. van plaats waar onder:. οἱ κατὰ χθονὸς θεοί de goden van de onderwereld Aeschl. Pers. 689; κατ’ ὕδατος onder water Hdt. 2.149.2. overdr. tegen, ten nadele van:. λόγους... Ἀτρεϊδῶν κάτα woorden tegen de Atreïden Soph. Ai. 304; κατ’ ἐμαυτοῦ ἐρεῖν αὐτός zelf ten nadele van mijzelf zeggen Plat. Ap. 37b. overdr. in eden op het hoofd van, bij:; κατ’ ἐξωλείας ὀμνύναι zweren op straffe van zijn eigen ondergang Dem. 21.119; anders:. κατὰ χιλίων... εὐχὴν... χιμάρων een gelofte op ( d.w.z. van) duizend geitebokjes Aristoph. Eq. 660. overdr. over, met betrekking tot:. μὴ καθ’ ἀνθρώπων σκόπει μόνον τοῦτο je moet dit niet alleen in het kader van mensen bekijken Plat. Phd. 70d. met acc. van richting (neer) naar, langs... naar beneden, mee met:. κατὰ ῥόον stroomafwaarts Od. 14.254; κατ’ οὖρον met de wind mee Aeschl. Sept. 690. van plaats verspreid over:; κατὰ στράτον dwars door het (hele) leger Il. 2.439; κατὰ δῶμα door het (hele) huis Od. 4.715; ook tegenover:. κατὰ Σινώπην πόλιν tegenover de stad Sinope Hdt. 1.76.1. van tijd gedurende (elk(e)):; κατ’ ἦμαρ elke dag Soph. El. 259; κατ’ ἐνίαυτον jaarlijks. overdr. distributief per, (stuk) voor (stuk):. λαὸν... ἀγειρόντων κατὰ νῆας laten zij het volk schip voor schip bij elkaar brengen Il. 2.438; κατὰ στίχας in rijen Il. 3.326; κατὰ... ἕνα één voor één Hdt. 7.104.4. overdr. volgens, in overeenstemming met, overeenkomstig: κατὰ τοὺς νόμους volgens de wetten; μᾶλλον / μείζων ἢ κατὰ... groter dan past bij, te groot voor; in adv. uitdr.:; κατὰ μοῖραν naar behoren Il. 1.286; κατὰ τάχος snel Hdt. 7.178.1; καθά = καθ’ ἅ zoals; in uitdr. van doel, reden vanwege:; κατὰ ληίδα op buit uit Od. 3.106; κατ’ ἔχθος uit vijandschap Hdt. 9.15.2; met betrekking tot.
|elnltext=κατά, in compos. καται-, vaak met apocope (en assim. ) καββ- = καταβ-, καδδ- = καταδ-, κακκ- = κατακ-, καμμ- = καταμ-, κανν- = καταν-, καππ- = καταπ-, καρρ- = καταρρ-, κατθ- = καταθ-; in elis. κατ’ of καθ’; vaak als tegenstelling van ἀνά adv. ep., moeilijk te onderscheiden van gevallen van tmesis, naar beneden; neer:. ἑζόμενος δὲ κατ’ αὖθι hij zat ter plekke neer Il. 13.653. in compos. van richting naar beneden, bijv. καταβαίνω, καταβάλλω; ook terug-, bijv. κάτειμι, καταπλέω. overdr. (ongunstig, vijandig) tegen-, bijv. καταγιγνώσκω, κατακρίνω; ook met idee van kwijtraken, verspillen, weg-, bijv. καταδαπανάω. van bereiken van doel, voltooien van handeling, helemaal, geheel en al, bijv. κατάγνυμι, κατακαίω, καταμανθάνω, κατακτείνω. maakt intrans. ww. geschikt voor object, over, met betrekking tot, bijv. καταθρηνέω. overdr. overeenkomstig, bijv. καταινέω. prep. met gen. van richting, van boven naar beneden neer van(af):; βῆ... κατ’ Οὐλύμποιο καρήνων hij daalde neer van de toppen van de Olympus Il. 22.187; κατὰ τῶν... πετρῶν... ὦσαι van de rotsen af stoten Plat. Phdr. 229c; (neer) op/ over/ in:. ὑπαὶ δὲ ἴδεσκε κατὰ χθονὸς ὄμματα πήξας hij keek steeds naar beneden, met zijn ogen strak op de grond gericht Il. 3.217; μύρον κατὰ τῆς κεφαλῆς καταχέαντες na mirre over zijn hoofd gegoten te hebben Plat. Resp. 398a; νέκταρ... στάξε κατὰ ῥινῶν hij liet nectar neerdruppelen in zijn neusgaten Il. 19.39; κατὰ γαίης ᾤχετο (de pijl) kwam op de grond neer Il. 13.504; κατ’ ἰχνῶν τινος ὁδεύειν in iemands voetsporen treden Luc. 41.9. van plaats waar onder:. οἱ κατὰ χθονὸς θεοί de goden van de onderwereld Aeschl. Pers. 689; κατ’ ὕδατος onder water Hdt. 2.149.2. overdr. tegen, ten nadele van:. λόγους... Ἀτρεϊδῶν κάτα woorden tegen de Atreïden Soph. Ai. 304; κατ’ ἐμαυτοῦ ἐρεῖν αὐτός zelf ten nadele van mijzelf zeggen Plat. Ap. 37b. overdr. in eden op het hoofd van, bij:; κατ’ ἐξωλείας ὀμνύναι zweren op straffe van zijn eigen ondergang Dem. 21.119; anders:. κατὰ χιλίων... εὐχὴν... χιμάρων een gelofte op (d.w.z. van) duizend geitebokjes Aristoph. Eq. 660. overdr. over, met betrekking tot:. μὴ καθ’ ἀνθρώπων σκόπει μόνον τοῦτο je moet dit niet alleen in het kader van mensen bekijken Plat. Phd. 70d. met acc. van richting (neer) naar, langs... naar beneden, mee met:. κατὰ ῥόον stroomafwaarts Od. 14.254; κατ’ οὖρον met de wind mee Aeschl. Sept. 690. van plaats verspreid over:; κατὰ στράτον dwars door het (hele) leger Il. 2.439; κατὰ δῶμα door het (hele) huis Od. 4.715; ook tegenover:. κατὰ Σινώπην πόλιν tegenover de stad Sinope Hdt. 1.76.1. van tijd gedurende (elk(e)):; κατ’ ἦμαρ elke dag Soph. El. 259; κατ’ ἐνίαυτον jaarlijks. overdr. distributief per, (stuk) voor (stuk):. λαὸν... ἀγειρόντων κατὰ νῆας laten zij het volk schip voor schip bij elkaar brengen Il. 2.438; κατὰ στίχας in rijen Il. 3.326; κατὰ... ἕνα één voor één Hdt. 7.104.4. overdr. volgens, in overeenstemming met, overeenkomstig: κατὰ τοὺς νόμους volgens de wetten; μᾶλλον / μείζων ἢ κατὰ... groter dan past bij, te groot voor; in adv. uitdr.:; κατὰ μοῖραν naar behoren Il. 1.286; κατὰ τάχος snel Hdt. 7.178.1; καθά = καθ’ ἅ zoals; in uitdr. van doel, reden vanwege:; κατὰ ληίδα op buit uit Od. 3.106; κατ’ ἔχθος uit vijandschap Hdt. 9.15.2; met betrekking tot.
}}
}}
{{elru
{{elru