πίστις: Difference between revisions

m
Text replacement - "( " to "("
m (Text replacement - "Low German German Low German" to "Low German")
m (Text replacement - "( " to "(")
Line 17: Line 17:
}}
}}
{{elnl
{{elnl
|elnltext=πίστις -εως, ἡ [πιστός] Ion. gen. πίστιος, dat. πίστῑ, plur. dat. πίστισι, acc. πίστῑς vertrouwen in een ander vertrouwen:; σὺ νῦν γ’ ἂν τῷ θεῷ πίστιν φέροις nu zul je de godheid wel vertrouwen willen schenken Soph. OT 1445; met gen. in iets. σωφροσύνης πίστιν περὶ ὑμῶν ἔχοντες vertrouwen hebbend in jullie redelijkheid Dem. 18.215; κατὰ πίστιν op basis van vertrouwen Aristot. EN 1162b30. vertrouwenwekkendheid, betrouwbaarheid:; τιμιώτεροί εἰσι οἱ εὐνοῦχοι πίστιος εἵνεκα de eunuchen zijn meer waard vanwege hun betrouwbaarheid Hdt. 8.105.2; θνῄσκει δὲ πίστις, βλαστάνει δ’ ἀπιστία betrouwbaarheid sterft en onbetrouwbaarheid bloeit op Soph. OC 611; jur.. τὴν οὐσίαν αὐτῆς ὁ Κικέρων ἐν πίστει κληρονόμος ἀπολειφθείς διεφύλαττεν Cicero beheerde haar vermogen, omdat hij was aangewezen als fiduciair erfgenaam ( Lat. heres fiduciarius) Plut. Cic. 41.5. christ. geloofsovertuiging, geloof:. νυνὶ δὲ μένει πίστις, ἐλπίς, ἀγαπή nu zijn blijvend geloof, hoop en liefde NT 1 Cor. 13.13; ὁ διώκων ἡμᾶς ποτε νῦν εὐαγγελίζεται τὴν πίστιν de man die ons ooit vervolgde, verkondigt nu het geloof NT Gal. 1.23. dat wat vertrouwen bevestigt waarborg, belofte:. δοῦναι πίστιν zijn woord van trouw geven Hdt. 9.91.2; δοῦναι πίστεις waarborgen geven Thuc. 4.86.2; ποιεῖσθαι πίστεις afspraken maken Thuc. 4.51; πίστιν παρ’ αὐτοῦ λαβεῖν een garantie van zijn kant te krijgen Lys. 12.9; φόβων πίστις ἅδε πρώτα dat is de eerste garantie tegen angst Eur. Suppl. 627. bewijsmiddel, bewijs, argument:. ταῖς... πίστεσιν αἷς τοὺς ἄλλους... πείθομεν met de argumenten waarmee wij de anderen proberen te overtuigen Isocr. 3.8; τῶν δὲ διὰ τοῦ λόγου ποριζομένων πίστεων τρία εἴδη ἐστίν van de bewijzen die door het woord worden geleverd, bestaan drie soorten Aristot. Rh. 1356a2; διὰ τῆς τῶν λόγων πίστεως door het bewijsmiddel van de theorie Aristot. Pol. 1326a29. personif. ἡ Πίστις Vertrouwen (= Lat. Fides).
|elnltext=πίστις -εως, ἡ [πιστός] Ion. gen. πίστιος, dat. πίστῑ, plur. dat. πίστισι, acc. πίστῑς vertrouwen in een ander vertrouwen:; σὺ νῦν γ’ ἂν τῷ θεῷ πίστιν φέροις nu zul je de godheid wel vertrouwen willen schenken Soph. OT 1445; met gen. in iets. σωφροσύνης πίστιν περὶ ὑμῶν ἔχοντες vertrouwen hebbend in jullie redelijkheid Dem. 18.215; κατὰ πίστιν op basis van vertrouwen Aristot. EN 1162b30. vertrouwenwekkendheid, betrouwbaarheid:; τιμιώτεροί εἰσι οἱ εὐνοῦχοι πίστιος εἵνεκα de eunuchen zijn meer waard vanwege hun betrouwbaarheid Hdt. 8.105.2; θνῄσκει δὲ πίστις, βλαστάνει δ’ ἀπιστία betrouwbaarheid sterft en onbetrouwbaarheid bloeit op Soph. OC 611; jur.. τὴν οὐσίαν αὐτῆς ὁ Κικέρων ἐν πίστει κληρονόμος ἀπολειφθείς διεφύλαττεν Cicero beheerde haar vermogen, omdat hij was aangewezen als fiduciair erfgenaam (Lat. heres fiduciarius) Plut. Cic. 41.5. christ. geloofsovertuiging, geloof:. νυνὶ δὲ μένει πίστις, ἐλπίς, ἀγαπή nu zijn blijvend geloof, hoop en liefde NT 1 Cor. 13.13; ὁ διώκων ἡμᾶς ποτε νῦν εὐαγγελίζεται τὴν πίστιν de man die ons ooit vervolgde, verkondigt nu het geloof NT Gal. 1.23. dat wat vertrouwen bevestigt waarborg, belofte:. δοῦναι πίστιν zijn woord van trouw geven Hdt. 9.91.2; δοῦναι πίστεις waarborgen geven Thuc. 4.86.2; ποιεῖσθαι πίστεις afspraken maken Thuc. 4.51; πίστιν παρ’ αὐτοῦ λαβεῖν een garantie van zijn kant te krijgen Lys. 12.9; φόβων πίστις ἅδε πρώτα dat is de eerste garantie tegen angst Eur. Suppl. 627. bewijsmiddel, bewijs, argument:. ταῖς... πίστεσιν αἷς τοὺς ἄλλους... πείθομεν met de argumenten waarmee wij de anderen proberen te overtuigen Isocr. 3.8; τῶν δὲ διὰ τοῦ λόγου ποριζομένων πίστεων τρία εἴδη ἐστίν van de bewijzen die door het woord worden geleverd, bestaan drie soorten Aristot. Rh. 1356a2; διὰ τῆς τῶν λόγων πίστεως door het bewijsmiddel van de theorie Aristot. Pol. 1326a29. personif. ἡ Πίστις Vertrouwen (= Lat. Fides).
}}
}}
{{elru
{{elru