δαίνυμι: Difference between revisions

m
Text replacement - " ’" to "’"
m (Text replacement - " :" to ":")
m (Text replacement - " ’" to "’")
Line 35: Line 35:
}}
}}
{{elnl
{{elnl
|elnltext=δαίνυμι en δαινύω [~ δαίομαι] ep. imperf. 3 sing. δαίνυ, med. 2 sing. δαίνυ(ο), ep. conj. med. 2 sing. δαινύῃ, ep. opt. med. 3 sing. δαινῦτο, plur. δαινύατο; aor. ἔδαισα, pass. ptc. δαισθείς; fut. δαίσω act. een feestmaal, banket houden, steeds met acc. v. h. inw. obj.:; δαίνυ δαῖτα γέρουσιν houd een banket voor de ouderen Il. 9.70; δ. γάμον, γάμους, ὑμεναίους een bruiloftsmaal houden;. δ. τάφον een begrafenismaal houden Il. 23.29. trakteren, met acc. v. pers.: τὸν ὁ Μήδων βασιλεὺς Ἀστυάγης ἀνόμῳ τραπέζῃ ἔδαισε die de koning van de Meden, Astyages, op een misdadige maaltijd had getrakteerd Hdt. 1.162.1. med. dineren, eten; met acc. van zaken zich te goed doen aan, eten:; ἥμεθα δαινύμενοι κρέα τ ’ ἄσπετα καὶ μέθυ ἡδύ we zaten ons te goed te doen aan onuitsprekelijk veel vlees en zoete wijn Od. 10.184; met acc. v. h. inw. obj.:; δαίνυντ ’ ἐρικυδέα δαῖτα ze deden zich te goed aan een verrukkelijke maaltijd Il. 24.803; uitbr.. οἳ μίαν ἄμφω … δαίνυντο τράπεζαν die met z’n tweeën samen tafelden Theocr. 13.38. pass. opgevreten, verteerd worden, met acc. resp.:. πυρὸς δεινᾶι φλογὶ σῶμα δαισθείς nadat hij wat zijn lichaam betreft verteerd was (d.w.z. nadat zijn lichaam verteerd was) door de vreselijke vlam van het vuur Eur. Hcld. 914 (lyr.).
|elnltext=δαίνυμι en δαινύω [~ δαίομαι] ep. imperf. 3 sing. δαίνυ, med. 2 sing. δαίνυ(ο), ep. conj. med. 2 sing. δαινύῃ, ep. opt. med. 3 sing. δαινῦτο, plur. δαινύατο; aor. ἔδαισα, pass. ptc. δαισθείς; fut. δαίσω act. een feestmaal, banket houden, steeds met acc. v. h. inw. obj.:; δαίνυ δαῖτα γέρουσιν houd een banket voor de ouderen Il. 9.70; δ. γάμον, γάμους, ὑμεναίους een bruiloftsmaal houden;. δ. τάφον een begrafenismaal houden Il. 23.29. trakteren, met acc. v. pers.: τὸν ὁ Μήδων βασιλεὺς Ἀστυάγης ἀνόμῳ τραπέζῃ ἔδαισε die de koning van de Meden, Astyages, op een misdadige maaltijd had getrakteerd Hdt. 1.162.1. med. dineren, eten; met acc. van zaken zich te goed doen aan, eten:; ἥμεθα δαινύμενοι κρέα τ’ ἄσπετα καὶ μέθυ ἡδύ we zaten ons te goed te doen aan onuitsprekelijk veel vlees en zoete wijn Od. 10.184; met acc. v. h. inw. obj.:; δαίνυντ’ ἐρικυδέα δαῖτα ze deden zich te goed aan een verrukkelijke maaltijd Il. 24.803; uitbr.. οἳ μίαν ἄμφω … δαίνυντο τράπεζαν die met z’n tweeën samen tafelden Theocr. 13.38. pass. opgevreten, verteerd worden, met acc. resp.:. πυρὸς δεινᾶι φλογὶ σῶμα δαισθείς nadat hij wat zijn lichaam betreft verteerd was (d.w.z. nadat zijn lichaam verteerd was) door de vreselijke vlam van het vuur Eur. Hcld. 914 (lyr.).
}}
}}
{{elru
{{elru