πίμπλημι: Difference between revisions

m
Text replacement - "( " to "("
m (Text replacement - "E., ''Or.''" to "E.''Or.''")
m (Text replacement - "( " to "(")
Line 17: Line 17:
}}
}}
{{elnl
{{elnl
|elnltext=πίμπλημι [~ πλήρης, ~ πλέως] naast them. praes. πλήθω en πιμπλάνομαι; Aeol. praes. 3 plur. πίμπλεισιν, Ion. med. 3 plur. them. πιμπλῶνται, imperf. 3 plur. ἐπίμπλασαν, ep. med. 3 plur. πίμπλαντο, ep. conj. 3 plur. πιμπλῇσι, imperat. πίμπλη, them. πίμπλᾱ, ptc. πιμπλάς, f. plur. πιμπλεῖσαι; aor. ἔπλησα, med. ἐπλησάμην (met acc. ), ook athem. ἐπλήμην ( intrans. ), ep. 3 sing. πλῆτο, plur. πλῆντο, ptc. πλήσας, med. πλησάμενος; aor. pass. ἐπλήσθην, ep. 3 plur. πλῆσθεν; perf. πέπληκα, med.-pass. πέπλησμαι, Ion. med.-pass. 3 plur. πέπληνται en πεπλήαται, zonder redupl. πλῆνται, plqperf. med.-pass. (ἐ)πεπλήσμην; fut. πλήσω, zelden med. πλήσομαι act. vullen (met): met gen..; τράπεζαν ἀμβροσίης de tafel met ambrozijn Od. 5.93; zelden met dat..; ἰαχῇ ὁδούς de wegen met geschreeuw Il. 16.374; ook med..; πλησάμενος δ’ οἴνοιο δέπας na zijn beker met wijn te hebben gevuld Il. 9.224; πλησάμενος θυμὸν ἐδητύος ἠδὲ ποτῆτος zijn buik met eten en drinken gevuld hebbend Od. 17.603; overdr.. ἀμφοτέρω... πλῆσεν μένεος hij vervulde hen beiden met strijdlust Il. 13.60. pass. zich vullen (met), vol raken (van): met gen..; πλῆντο... δόμοι ἀνδρῶν ἀγρομένων de kamers vulden zich met mannen die bijeenkwamen Od. 8.57; met dat..; τὼ δέ οἱ ὄσσε δακρυόφι πλῆσθεν zijn beide ogen vulden zich met tranen Il. 17.696; genoeg krijgen van:; ὅταν δὲ πλησθῇς τῆς νόσου ξυνουσίᾳ wanneer jij genoeg hebt van de steeds aanwezige ziekte Soph. Ph. 520; in vervulling gaan:; πλησθῆναι πάντα τὰ γεγραμμένα dat alles wat is geschreven, in vervulling gaat NT Luc. 21.22; verlopen:. ἐπλήσθησαν αἱ ἡμέραι de dagen liepen ten einde NT Luc. 1.23.
|elnltext=πίμπλημι [~ πλήρης, ~ πλέως] naast them. praes. πλήθω en πιμπλάνομαι; Aeol. praes. 3 plur. πίμπλεισιν, Ion. med. 3 plur. them. πιμπλῶνται, imperf. 3 plur. ἐπίμπλασαν, ep. med. 3 plur. πίμπλαντο, ep. conj. 3 plur. πιμπλῇσι, imperat. πίμπλη, them. πίμπλᾱ, ptc. πιμπλάς, f. plur. πιμπλεῖσαι; aor. ἔπλησα, med. ἐπλησάμην (met acc. ), ook athem. ἐπλήμην (intrans. ), ep. 3 sing. πλῆτο, plur. πλῆντο, ptc. πλήσας, med. πλησάμενος; aor. pass. ἐπλήσθην, ep. 3 plur. πλῆσθεν; perf. πέπληκα, med.-pass. πέπλησμαι, Ion. med.-pass. 3 plur. πέπληνται en πεπλήαται, zonder redupl. πλῆνται, plqperf. med.-pass. (ἐ)πεπλήσμην; fut. πλήσω, zelden med. πλήσομαι act. vullen (met): met gen..; τράπεζαν ἀμβροσίης de tafel met ambrozijn Od. 5.93; zelden met dat..; ἰαχῇ ὁδούς de wegen met geschreeuw Il. 16.374; ook med..; πλησάμενος δ’ οἴνοιο δέπας na zijn beker met wijn te hebben gevuld Il. 9.224; πλησάμενος θυμὸν ἐδητύος ἠδὲ ποτῆτος zijn buik met eten en drinken gevuld hebbend Od. 17.603; overdr.. ἀμφοτέρω... πλῆσεν μένεος hij vervulde hen beiden met strijdlust Il. 13.60. pass. zich vullen (met), vol raken (van): met gen..; πλῆντο... δόμοι ἀνδρῶν ἀγρομένων de kamers vulden zich met mannen die bijeenkwamen Od. 8.57; met dat..; τὼ δέ οἱ ὄσσε δακρυόφι πλῆσθεν zijn beide ogen vulden zich met tranen Il. 17.696; genoeg krijgen van:; ὅταν δὲ πλησθῇς τῆς νόσου ξυνουσίᾳ wanneer jij genoeg hebt van de steeds aanwezige ziekte Soph. Ph. 520; in vervulling gaan:; πλησθῆναι πάντα τὰ γεγραμμένα dat alles wat is geschreven, in vervulling gaat NT Luc. 21.22; verlopen:. ἐπλήσθησαν αἱ ἡμέραι de dagen liepen ten einde NT Luc. 1.23.
}}
}}
{{elru
{{elru