3,277,226
edits
m (Text replacement - " :" to ":") |
m (Text replacement - " ’" to "’") |
||
Line 41: | Line 41: | ||
}} | }} | ||
{{elnl | {{elnl | ||
|elnltext=παύω, kom. imperat. praes. ook παῦ, ep. inf. παυέμεναι, imperf. iter. παύεσκον, med. 3 sing. παυέσκετο; ep. aor. παῦσα, aor. pass. ἐπαύ(σ)θην; perf. med.-pass. πέπαυμαι, plqperf. med.-pass. (ἐ)πεπαύμην act. met acc. ( causat. ) maken dat... ophoudt, doen ophouden met acc. van zaak doen ophouden, stoppen, een einde maken aan:. παῦε τεὸν μένος staak je woede Il. 1.282; αὐτίκα | |elnltext=παύω, kom. imperat. praes. ook παῦ, ep. inf. παυέμεναι, imperf. iter. παύεσκον, med. 3 sing. παυέσκετο; ep. aor. παῦσα, aor. pass. ἐπαύ(σ)θην; perf. med.-pass. πέπαυμαι, plqperf. med.-pass. (ἐ)πεπαύμην act. met acc. ( causat. ) maken dat... ophoudt, doen ophouden met acc. van zaak doen ophouden, stoppen, een einde maken aan:. παῦε τεὸν μένος staak je woede Il. 1.282; αὐτίκα παῦσ’ ὀδύνας meteen stilde hij de pijnen Il. 16.528; παῦσαι τόξον om een einde te maken aan de boogwedstrijd Od. 21.279; π. τὴν φλόγα het vuur uitmaken Thuc. 7.53.4; τὸν λόγον π. de toespraak beëindigen Xen. Cyr. 8.6.7. met acc. van pers. (levend wezen) doen ophouden, stoppen, tot rust brengen, kalmeren:. ἀλλὰ καὶ ἄλλους παύεσκον μνηστῆρας maar ook de andere vrijers probeerde ik te stoppen Od. 22.315; ἔπαυσά νιν ik bracht haar (de Sphinx) tot zwijgen Soph. OT 397. met acc. van pers. (zelden van zaak) en gen., ptc. praes. of aanv. inf. doen ophouden met, laten stoppen met, een einde maken aan... van...; met gen. van zaak of handeling:; Θάμυριν... παῦσαν ἀοιδῆς zij deden Thamyris met zijn gezang stoppen Il. 2.595; ἵνα μιν παύσειε... καμάτοιο opdat het hem zou bevrijden van zijn vermoeidheid Od. 5.492; παῦσαν ὀρχηθμοῖο πόδας zij lieten hun voeten ophouden met dansen Od. 23.298; σε παύσει τῆς ὕβρεως hij zal maken dat je ophoudt met je overmoedige gedrag Aristoph. Av. 1259; τὸν Ἀθηναίων δῆμον... ἐλευθερίας παῦσαι een einde maken aan de vrijheid van het Atheense volk Thuc. 8.68.4; van machtsontheffing:; παῦσαι Ἀστυάγεα τῆς βασιληίης Astyages uit het koningschap zetten Hdt. 1.123.1; παύσαντες αὐτὸν τῆς στρατηγίας toen ze een einde hadden gemaakt aan zijn aanvoerderschap Xen. Hell. 6.2.13; zelden met acc. van pers. en prep. bep. met gen.:; παῦσον ἐκ κακῶν ἐμέ maak een einde aan mijn ellende Soph. El. 987; met ptc. praes.:; παῦσεν ἀριστεύοντα Μαχάονα (als hij niet) een eind had gemaakt aan de heldendaden van Machaon Il. 11.506; γελῶντας ἐχθροὺς παύσομεν wij zullen de vijand het lachen laten vergaan Soph. El. 1295; πόλιν δυστουχοῦσαν παῦσαι een eind maken aan de ongelukkige situatie van de stad Isocr. 2.9; met aanv. inf. verhinderen, beletten te:; ἔμ’ ἔπαυσας... μάχεσθαι u hebt mij verhinderd te vechten Il. 11.442; ῥαψῳδοὺς ἔπαυσε... ἀγωνίζεσθαι hij verhinderde de rapsoden een wedstrijd te houden Hdt. 5.67.1; ook met μή en inf.. θνητοὺς δ’ ἔπαυσα μὴ προδέρκεσθαι μόρον ik heb de stervelingen verhinderd hun dood te voorzien Aeschl. PV 248. act. imperat. praes., vaste uitdr. stop!:; παῦε, μὴ λέξῃς πέρα stop, zeg niets meer! Soph. Ph. 1275; met gen.:; παῦε, παῦε τοῦ λόγου stop, stop met je verhaal! Aristoph. Ran. 580; met ptc. praes.: παῦε, παῦ’ ὀρχούμενος stop, stop met dansen! Aristoph. Pax 326; παῦ (= παῦε ) stop! Men. Sam. 311. med.-pass. ophouden, stoppen, meestal aor. med.: uit eigen beweging, aor. pass.: onder druk. abs., van levende wezens en natuurkrachten ophouden, tot rust komen, bedaren:. ὁ δὲ παύσατο hij kwam tot bedaren Il. 14.260; αὐτὰρ ἐπεὶ Ξάνθοιο δάμη μένος, οἱ μὲν ἔπειτα παυσάσθην maar toen de woedende kracht van Xanthos bedwongen was, stopten zij Il. 21.384; αὖτις ἐνὶ κλισίῃ παυέσκετο dan weer rustte hij uit in de tent Il. 24.17; παύσατο δ’ αἷμα het bloeden stopte Il. 11.267; ἄνεμος ἐπαύσατο de wind ging liggen Od. 5.391; οὕτω δὴ οὗτοι συμφορὴν ποιησάμενοι μεγάλην ἐπέπαυντο zo stopten zij met een gevoel van diepe spijt Hdt. 1.83; ἢν καὶ παυθῇ als (onze heerschappij) inderdaad tot een eind komt Thuc. 5.91.1; παύσεθ’ οὗτος ἀπομανείς hij zal stoppen als hij uitgeraasd is Men. Sam. 419. met gen. of ptc. praes. ophouden met, staken; met gen.:; παυσώμεθα μάχης laten wij de strijd staken Il. 21.467; π. κλαγγῆς met het geschreeuw ophouden Il. 2.100; πεπαυμένοι... τῆς ὀργῆς als uw boosheid bedaard is Lys. 19.6; π. τῆς ἀρχῆς ophouden met regeren Hdt. 1.56.1; zelden met gen. met prep.:; ἐκ μεγάλων ἀχέων παυσαίμεθ’ ἄν dan zouden wij van grote pijn verlost zijn Aristoph. Ran. 1531; ἐκ τρόχων πεπαυμένοι opgehouden met hardlopen Eur. Med. 46; met ptc. praes.: π. νηπιαχεύων ophouden met zijn kinderspelletjes Il. 22.502; πέπαυμαι τοὺς ἐμοὺς θρηνῶν πόνους ik ben opgehouden met mijn ellende te bejammeren Aeschl. PV 615; παῦσαι λέγουσα houd op te spreken Eur. Hipp. 706. | ||
}} | }} | ||
{{etym | {{etym |