πόνος: Difference between revisions

|elnltext=πόνος -ου, ὁ [~ πένομαι] moeite, inspanning:. πόνον τιθέναι moeite bezorgen Hes. Op. 470; πολλῷ πόνῳ met veel inspanning Aeschl. Pers. 509; πόνος ἄλλος ἔπειγε een andere taak drong Od. 11.54; τὸ σφήκωμ ’ ἔχει πόνον πολύν de bevestiging heeft veel werk moeite gekost Aristoph. Pax 1216; ἄνευ πόνου zonder moeite Xen. Mem. 2.6.22; περὶ πάτρης ἀνδράσι δυσμενέεσσι πόνον καὶ δῆριν ἔθεντο voor hun vaderland gaan zij de inspannende strijd met vijanden aan Il. 17.158; στρατιωτικοὺς πόνους φέρειν krijgsinspanningen verdragen Xen. Cyr. 3.3.9; ἐπ ’ εἰναλίοισι πόνοισιν na onze inspanningen op zee Theocr. Id. 21.39. werk (als product of vrucht van inspanning):. τεκτόνων πόνος werk van timmerlieden Eur. Or. 1570; τὸν ἐμὸν ὠδίνων πόνον de vrucht van mijn barenspijnen Eur. Phoen. 30; ὁ δὲ τοὺς ἡμετέρους πόνους ἔχει hij plukt de vruchten van onze inspanningen Xen. An. 7.6.9. ellende:. Τρώεσσι πόνον καὶ κήδε ’ ἔθηκεν hij bezorgde de Trojanen ellende en verdriet Il. 21.525; τίνα πόλις πονεῖ πόνον; welke ellende maakt de staat door? Aeschl. Pers. 682; διά τοι σὲ πόνους ἔχω om jou lijd ik smarten Aristoph. Eccl. 971. geneesk. fysieke pijn:. πόνοι ἐς ἀμφοτέρας κνήμας pijnen in beide onderbenen Hp. Epid. 1.26.3; κατέβαινεν ἐς τὰ στήθη ὁ πόνος de pijn zakte af naar de borststreek Thuc. 2.49.3. personif. ὁ Πόνος, zoon van Eris. Hes. Th. 226.