3,277,180
edits
m (Text replacement - " ’" to "’") |
m (Text replacement - "‘([\w\s]+)’" to "‘$1’") |
||
Line 44: | Line 44: | ||
}} | }} | ||
{{elnl | {{elnl | ||
|elnltext=[[βρίθω]] [βρι- | |elnltext=[[βρίθω]] [βρι- ‘[[zwaar]]’, ‘[[krachtig]]’] poët. imperf. βρῖθον; aor. [[ἔβρισα]], poët. βρῖσα; perf. [[βέβριθα]], ep. plqperf. 3 sing. βεβρίθει; fut. βρίσω, ep. inf. βρίσεμεν<br /><b class="num">1.</b> meestal intrans., act. en med.-pass. met dezelfde bet., perf. met praes. bet. zwaar zijn<br /><b class="num">2.</b> van zaken zwaar zijn:; ἐκτελέα βρίθειν Δημήτερος ἱερὸν [[ἀκτήν]] dat het heilige koren van Demeter wanner het rijp is zwaar mag zijn Hes. Op. 466; ὑπὸ λαίλαπι βέβριθε [[χθών]] de grond is zwaar (van water) door een storm Il. 16.384; overdr..; [[ἔρις]] βεβριθυῖα een zware ruzie Il. 21.385; met aanduiding van richting doorslaan:; πᾷ [[τύχα]] βρίσει in welke richting het lot zal doorslaan Bacchyl. 10.47; met dat., zelden met gen. beladen zijn met, zwaar zijn van:; σταφυλῇσι [[μέγα]] βρίθουσαν ἀλωήν een wijngaard, zwaar beladen met druiven Il. 18.561; τράπεζαι σίτου καὶ [[κρειῶν]] ἠδ’ οἴνου βεβρίθασιν de tafels zijn volgeladen met brood en vlees en wijn Od. 15.334; overdr.. ὄλβῳ β. overladen zijn met rijkdom Eur. Tr. 216.<br /><b class="num">3.</b> van personen zware druk uitoefenen (in de strijd):; οἵ … ἰθὺς Δαναῶν βρίσαντες ἔβησαν ze gingen met hun hele gewicht recht op de Danaërs af Il. 17.233; overdr. gewichtig, aanzienlijk zijn; Pind.; met aanduiding van richting zich (‘[[zijn gewicht]]’) concentreren:; οἱ … ἱππεῖς ἅπαντες ἐπὶ τὸ ἀριστερὸν ἔβρισαν alle ruiters hadden zich op de linkerflank geconcentreerd Plut. Caes. 44.5; het zwaarst wegen, het meeste gewicht in de schaal leggen, de overhand hebben, machtig zijn:; ὅς κέ σ’ ἐέδνοισι βρίσας οἶκόνδ’ ἀγάγηται die het meeste gewicht in de schaal legt in bruidsgeschenken (d.w.z. meer geeft dan de concurrentie) en u mee naar huis neemt Od. 6.159; εἴ τινος [[πλέον]] ἢ χειρὶ βρίθεις ἢ μακροῦ πλούτου βάθει als je meer gewicht in de schaal legt dan een ander ofwel met je hand (d.w.z. kracht) ofwel met onpeilbaar grote rijkdom Soph. Ai. 130; met gen. beladen zijn met. AP 5.194.4.<br /><b class="num">4.</b> zelden met acc. (causat.) zwaar maken, beladen, met acc. en dat. iets met iets:. τάλαντα βρίσας [[οὐκ]] ἰσορρόπωι τύχηι door de balans te beladen met een onevenwichtig lot Aeschl. Pers. 346. | ||
}} | }} | ||
{{FriskDe | {{FriskDe | ||
|ftr='''βρίθω''': {bríthō}<br />'''See also''': s. [[βρί]].<br />'''Page''' 1,269 | |ftr='''βρίθω''': {bríthō}<br />'''See also''': s. [[βρί]].<br />'''Page''' 1,269 | ||
}} | }} |