3,274,216
edits
m (Text replacement - " sc. " to " ''sc.'' ") |
|||
Line 17: | Line 17: | ||
}} | }} | ||
{{elnl | {{elnl | ||
|elnltext=κωλύω beletten, verhinderen, met acc.:; ἡ δ’ ἐμὴ ψυχὴ μί’ οὖσα πάντα κωλύσει τάδε; zal mijn leven in z’n eentje dat allemaal verhinderen? Eur. IA 1390; abs. ptc. subst.:; οὐδ’ ὁ κωλύσων παρῆν er was niemand om het te stoppen Soph. Ant. 261; τὸ κωλῦον de hinderpaal Xen. An. 4.5.20; onpers. in vraag τί γὰρ κωλύει; wat is dan het probleem?; in antw. οὐδὲν κ. geen probleem!; onpers. met inf. οὐδὲν κωλύει niets belet dat..., niets staat in de weg dat....: οὐθὲν κωλύει ἐλευθεριώτερον εἶναι τὸν τὰ ἐλάττω διδόντα niets belet dat degene die minder geeft vrijgeviger is Aristot. EN 1120b9. iem. van iets weerhouden, met acc. en gen.:; ὅτι... κωλύσειε τοῦ καίειν ἐπιόντας dat hij de naderende vijand het brandstichten zou beletten Xen. An. 1.6.2; met dubbele acc.:; ἔστιν τις ἔστιν ὅς σε κωλύσει τὸ δρᾶν er is werkelijk iemand die u deze actie zal beletten Soph. Ph. 1241; met acc. en inf.:; ὡς κωλύσοντες αὐτοὺς περαιτέρω προελθεῖν om hen te verhinderen verder te gaan Isocr. 4.90; met ptc.:; μὴ κωλύωνται ὑπ’ αὐτῶν κατὰ θάλασσαν περαιούμενοι uit vrees dat zij door hen bij hun oversteek onderschept zouden worden Thuc. 1.26.2; ook met μή en inf., of ὥστε μή en inf.; met acc. en ἀπό + gen.: iemand iets weigeren:. ἀπὸ τοῦ αἴροντός σου τὸ ἱμάτιον καὶ τὸν χιτῶνα ( sc. αἴρειν ) μὴ κωλύσῃς weiger niet ook uw hemd aan degeen die u van uw jas berooft NT Luc. 6.29. in de weg staan, met dat.: οὔτε γὰρ ἐκεῖνο κωλύει ταῖς σπονδαῖς οὔτε τόδε noch het ene noch het andere staat het vredesverdrag in de weg Thuc. 1.144.2. | |elnltext=κωλύω beletten, verhinderen, met acc.:; ἡ δ’ ἐμὴ ψυχὴ μί’ οὖσα πάντα κωλύσει τάδε; zal mijn leven in z’n eentje dat allemaal verhinderen? Eur. IA 1390; abs. ptc. subst.:; οὐδ’ ὁ κωλύσων παρῆν er was niemand om het te stoppen Soph. Ant. 261; τὸ κωλῦον de hinderpaal Xen. An. 4.5.20; onpers. in vraag τί γὰρ κωλύει; wat is dan het probleem?; in antw. οὐδὲν κ. geen probleem!; onpers. met inf. οὐδὲν κωλύει niets belet dat..., niets staat in de weg dat....: οὐθὲν κωλύει ἐλευθεριώτερον εἶναι τὸν τὰ ἐλάττω διδόντα niets belet dat degene die minder geeft vrijgeviger is Aristot. EN 1120b9. iem. van iets weerhouden, met acc. en gen.:; ὅτι... κωλύσειε τοῦ καίειν ἐπιόντας dat hij de naderende vijand het brandstichten zou beletten Xen. An. 1.6.2; met dubbele acc.:; ἔστιν τις ἔστιν ὅς σε κωλύσει τὸ δρᾶν er is werkelijk iemand die u deze actie zal beletten Soph. Ph. 1241; met acc. en inf.:; ὡς κωλύσοντες αὐτοὺς περαιτέρω προελθεῖν om hen te verhinderen verder te gaan Isocr. 4.90; met ptc.:; μὴ κωλύωνται ὑπ’ αὐτῶν κατὰ θάλασσαν περαιούμενοι uit vrees dat zij door hen bij hun oversteek onderschept zouden worden Thuc. 1.26.2; ook met μή en inf., of ὥστε μή en inf.; met acc. en ἀπό + gen.: iemand iets weigeren:. ἀπὸ τοῦ αἴροντός σου τὸ ἱμάτιον καὶ τὸν χιτῶνα ( ''[[sc.]]'' αἴρειν ) μὴ κωλύσῃς weiger niet ook uw hemd aan degeen die u van uw jas berooft NT Luc. 6.29. in de weg staan, met dat.: οὔτε γὰρ ἐκεῖνο κωλύει ταῖς σπονδαῖς οὔτε τόδε noch het ene noch het andere staat het vredesverdrag in de weg Thuc. 1.144.2. | ||
}} | }} | ||
{{elru | {{elru |