3,273,006
edits
mNo edit summary |
m (Text replacement - "( " to "(") |
||
Line 17: | Line 17: | ||
}} | }} | ||
{{elnl | {{elnl | ||
|elnltext=κάλλος -ους, zonder contr. -εος, τό [~ καλός] (uiterlijke) schoonheid:; κάλλεϊ καὶ χάρισι στίλβων stralend in schoonheid en gratie Od. 6.237; σώματος κάλλος ζῳῶδες, ἢν μὴ νοῦς ὑπῇ de schoonheid van een lichaam (is) die van een dier, als het verstand niet de basis vormt Democr. B 105; κάλλει ἀριστεύουσα θεάων godinnen in schoonheid overtreffend Theocr. 17.45; uitbr. ook van andere zaken:. ( κρητῆρ ) κάλλει ἐνίκα πᾶσαν ἐπ’ αἶαν (de krater) was in schoοnheid de mooiste op de hele aarde Il. 23.742; χώρη κάλλεϊ... μέγα ὑπερφέρουσα een land dat er in schoonheid verre bovenuit steekt Hdt. 8.144.1; τὸ τῶν μαθημάτων κάλλος de schoonheid van de wetenschappen Plat. Grg. 475a. (geestelijke, morele) schoonheid:. κάλλος ψυχῆς schoonheid van de ziel Plat. Resp. 444e; εἰς κάλλος ζῆν een leven leiden gericht op schoonheid Xen. Cyr. 8.1.33. concr. fraaie zaken, pracht en praal, meestal plur.:; ἐν ποικίλοις κάλλεσι βαίνειν op prachtige tapijten lopen Aeschl. Ag. 923; van pers. mooie vrouw, schoonheid:. τὰ ἀρχαῖα πάντα κάλλη alle schoonheden van weleer Luc. 77.5.1. | |elnltext=κάλλος -ους, zonder contr. -εος, τό [~ καλός] (uiterlijke) schoonheid:; κάλλεϊ καὶ χάρισι στίλβων stralend in schoonheid en gratie Od. 6.237; σώματος κάλλος ζῳῶδες, ἢν μὴ νοῦς ὑπῇ de schoonheid van een lichaam (is) die van een dier, als het verstand niet de basis vormt Democr. B 105; κάλλει ἀριστεύουσα θεάων godinnen in schoonheid overtreffend Theocr. 17.45; uitbr. ook van andere zaken:. (κρητῆρ ) κάλλει ἐνίκα πᾶσαν ἐπ’ αἶαν (de krater) was in schoοnheid de mooiste op de hele aarde Il. 23.742; χώρη κάλλεϊ... μέγα ὑπερφέρουσα een land dat er in schoonheid verre bovenuit steekt Hdt. 8.144.1; τὸ τῶν μαθημάτων κάλλος de schoonheid van de wetenschappen Plat. Grg. 475a. (geestelijke, morele) schoonheid:. κάλλος ψυχῆς schoonheid van de ziel Plat. Resp. 444e; εἰς κάλλος ζῆν een leven leiden gericht op schoonheid Xen. Cyr. 8.1.33. concr. fraaie zaken, pracht en praal, meestal plur.:; ἐν ποικίλοις κάλλεσι βαίνειν op prachtige tapijten lopen Aeschl. Ag. 923; van pers. mooie vrouw, schoonheid:. τὰ ἀρχαῖα πάντα κάλλη alle schoonheden van weleer Luc. 77.5.1. | ||
}} | }} | ||
{{elru | {{elru |