3,276,932
edits
m (Text replacement - "D.S." to "D.S.") |
m (Text replacement - "( " to "(") |
||
Line 14: | Line 14: | ||
}} | }} | ||
{{elnl | {{elnl | ||
|elnltext=κατα-ρρήγνυμι act. en med., met acc. afbreken, vernielen:; τὴν γέφυραν de brug Hdt. 4.201.3; in stukken scheuren; ook med.:; κατερρήξαντο τοὺς κιθῶνας zij scheurden hun kleren aan flarden Hdt. 8.99.2; overdr.: laten losbreken:. δορὸς τροπὰς καταρρήγνυσι zij (ongehoorzaamheid) ontketent de vlucht van het leger Soph. Ant. 675. pass. intrans. (met perf. κατέρρωγα ) in stukken vallen:; Αἴγυπτος μελάγγαιός τε καὶ καταρρηγνυμένη Egypte heeft donkere en brokkelige grond Hdt. 2.12.2; τὸ οἴκημα κατερράγη het gebouw stortte in Thuc. 4.115.3; neerstorten:. ( τὸ ὄμβριον ) καταρρήγνυται (het regenwater) stort naar beneden Hp. Aër. 8. losbarsten, uitbreken:; ἐκ δ’ ὀμμάτων πηγαὶ κατερρώγασιν uit mijn ogen breken stromen van tranen los Eur. Alc. 1068; ἄφνω βροντῆς μεγάλης καταρραγείσης toen er plots een hevige donderbui losbarstte Luc. 12.35; overdr. uitbreken:. ὁ πόλεμος κατερράγη de oorlog brak uit Aristoph. Eq. 644. geneesk. aan dissenterie lijden; ἡ κοιλίη καταρρήγνυται de buik loopt leeg (er is buikloop) Hp. VM 10.3; openbarsten (van gezwellen). | |elnltext=κατα-ρρήγνυμι act. en med., met acc. afbreken, vernielen:; τὴν γέφυραν de brug Hdt. 4.201.3; in stukken scheuren; ook med.:; κατερρήξαντο τοὺς κιθῶνας zij scheurden hun kleren aan flarden Hdt. 8.99.2; overdr.: laten losbreken:. δορὸς τροπὰς καταρρήγνυσι zij (ongehoorzaamheid) ontketent de vlucht van het leger Soph. Ant. 675. pass. intrans. (met perf. κατέρρωγα ) in stukken vallen:; Αἴγυπτος μελάγγαιός τε καὶ καταρρηγνυμένη Egypte heeft donkere en brokkelige grond Hdt. 2.12.2; τὸ οἴκημα κατερράγη het gebouw stortte in Thuc. 4.115.3; neerstorten:. (τὸ ὄμβριον ) καταρρήγνυται (het regenwater) stort naar beneden Hp. Aër. 8. losbarsten, uitbreken:; ἐκ δ’ ὀμμάτων πηγαὶ κατερρώγασιν uit mijn ogen breken stromen van tranen los Eur. Alc. 1068; ἄφνω βροντῆς μεγάλης καταρραγείσης toen er plots een hevige donderbui losbarstte Luc. 12.35; overdr. uitbreken:. ὁ πόλεμος κατερράγη de oorlog brak uit Aristoph. Eq. 644. geneesk. aan dissenterie lijden; ἡ κοιλίη καταρρήγνυται de buik loopt leeg (er is buikloop) Hp. VM 10.3; openbarsten (van gezwellen). | ||
}} | }} | ||
{{pape | {{pape |