3,270,629
edits
m (Text replacement - "( " to "(") |
m (Text replacement - " )" to ")") |
||
Line 17: | Line 17: | ||
}} | }} | ||
{{elnl | {{elnl | ||
|elnltext=πάλλω, poët. imperf. πάλλον, med.-pass. παλλόμην; aor. ἔπηλα, ep. act. 3 sing. πῆλε, ep. med. 3 sing. πάλτο, inf. act. πῆλαι; let op: voor ep. aor. ἐπᾶλτο (ἀνεπᾶλτο, κατεπᾶλτο), zie ἐφάλλομαι (ἀνεφάλλομαι, κατεφάλλομαι); perf. med.-pass. πέπαλμαι; schudden, zwaaien, snel heen en weer bewegen act. met acc. zwaaien (met), schudden (met) (alg. van projectielen):; δοῦρε πάλλων met twee speren zwaaiend Il. 3.19; πέλτας … πάλλουσι zij zwaaien met hun schilden Eur. Ba. 783; π. κεραυνόν de bliksem slingeren Aristoph. Av. 1714; ὄχημα π. haar wagen voortjagen Eur. Ion 1151; spec. van loten schudden:; κλήρους ἐν κυνέῃ π. loten in een helm schudden Il. 3.316; poët., met acc. v. pers.:; αὐτούς... κλήροις ἔπηλαν zij hadden hen door het lot (een plaats) toegewezen Soph. El. 710; uitbr. wiegen:. ὃν φίλον υἱὸν ἐπεὶ κύσε πῆλέ τε χερσίν nadat hij zijn zoon gekust had en in zijn armen gewiegd Il. 6.474. intrans., meestal med. snel bewegen, schudden (van een kloppend hart):; πάλλεται ἦτορ ἀνὰ στόμα het hart klopt in mijn keel Il. 22.452; δείματι θυμὸν πάλλοντ (ο ) zij hadden hartkloppingen van angst Aeschl. Suppl. 567; ook act.:; ἐκτέταμαι φοβερὰν φρένα δείματι πάλλων ik lig hier voor u met hartkloppingen van schrik in mijn angstige hart Soph. OT 153; van de knie bij het dansen:; γόνυ πάλλεται γερόντων de oude mannen swingen Aristoph. Ran. 345; bij het vallen:; ἐν ἀσπίδος ἄντυγι πάλτο hij struikelde over de rand van zijn schild Il. 15.645; van vissen:; ἰδόντα... παλλομένους toen hij ze zag spartelen Hdt. 1.141.2; act. springen:. ἵπποι ἔπαλλον de paarden maakten sprongen Eur. El. 477; κοῦφα πᾶλον dans lichtvoetig Aristoph. Lys. 1303. | |elnltext=πάλλω, poët. imperf. πάλλον, med.-pass. παλλόμην; aor. ἔπηλα, ep. act. 3 sing. πῆλε, ep. med. 3 sing. πάλτο, inf. act. πῆλαι; let op: voor ep. aor. ἐπᾶλτο (ἀνεπᾶλτο, κατεπᾶλτο), zie ἐφάλλομαι (ἀνεφάλλομαι, κατεφάλλομαι); perf. med.-pass. πέπαλμαι; schudden, zwaaien, snel heen en weer bewegen act. met acc. zwaaien (met), schudden (met) (alg. van projectielen):; δοῦρε πάλλων met twee speren zwaaiend Il. 3.19; πέλτας … πάλλουσι zij zwaaien met hun schilden Eur. Ba. 783; π. κεραυνόν de bliksem slingeren Aristoph. Av. 1714; ὄχημα π. haar wagen voortjagen Eur. Ion 1151; spec. van loten schudden:; κλήρους ἐν κυνέῃ π. loten in een helm schudden Il. 3.316; poët., met acc. v. pers.:; αὐτούς... κλήροις ἔπηλαν zij hadden hen door het lot (een plaats) toegewezen Soph. El. 710; uitbr. wiegen:. ὃν φίλον υἱὸν ἐπεὶ κύσε πῆλέ τε χερσίν nadat hij zijn zoon gekust had en in zijn armen gewiegd Il. 6.474. intrans., meestal med. snel bewegen, schudden (van een kloppend hart):; πάλλεται ἦτορ ἀνὰ στόμα het hart klopt in mijn keel Il. 22.452; δείματι θυμὸν πάλλοντ (ο) zij hadden hartkloppingen van angst Aeschl. Suppl. 567; ook act.:; ἐκτέταμαι φοβερὰν φρένα δείματι πάλλων ik lig hier voor u met hartkloppingen van schrik in mijn angstige hart Soph. OT 153; van de knie bij het dansen:; γόνυ πάλλεται γερόντων de oude mannen swingen Aristoph. Ran. 345; bij het vallen:; ἐν ἀσπίδος ἄντυγι πάλτο hij struikelde over de rand van zijn schild Il. 15.645; van vissen:; ἰδόντα... παλλομένους toen hij ze zag spartelen Hdt. 1.141.2; act. springen:. ἵπποι ἔπαλλον de paarden maakten sprongen Eur. El. 477; κοῦφα πᾶλον dans lichtvoetig Aristoph. Lys. 1303. | ||
}} | }} | ||
{{elru | {{elru |