3,274,522
edits
m (Text replacement - "( " to "(") |
|||
Line 17: | Line 17: | ||
}} | }} | ||
{{elnl | {{elnl | ||
|elnltext=σύγ-κειμαι, Att. ook ξύγκειμαι samen liggen, bij elkaar liggen. samengesteld zijn samengesteld zijn (uit), tot een geheel gevormd zijn (uit), met ἐκ + gen.: σύγκειται τὸ σῶμα ἐξ ὀστῶν καὶ νεύρων het lichaam is samengesteld uit botten en pezen Plat. Phaed. 98c; εἴρηται ὡς δέον σύγκεισθαι τὴν ἀρίστην πολιτείαν ἐκ δημοκρατίας καὶ τυραννίδος er is gezegd dat de beste staatsvorm moet bestaan uit een combinatie van democratie en oligarchie Aristot. Pol. 1266a1; εἰς ἓν συγκείμενα samen gevormd tot één geheel Plat. Phlb. 29d. van geschreven werken gemaakt zijn, geconstrueerd zijn, opgesteld zijn, geschreven zijn:; κτῆμα ἐς αἰεὶ ξύγκειται het is geschreven als een bezit voor altijd Thuc. 1.22.4; συμφοραὶ ὑπὸ τῶν ποιητῶν συγκείμεναι akelige gebeurtenissen die door de dichters in elkaar gezet zijn Isocr. 4.168; uitbr. uitgedacht zijn, beraamd zijn, gesmeed zijn. wisk. de som zijn van, met ἐκ + gen. afgesproken zijn, overeengekomen zijn:; ταῦτα ἡμῖν οὕτω συγκείσθω; moet dat zo door ons overeengekomen zijn? (d.w.z. zullen we dat zo afspreken?) Plat. Lg. 822c; τὰς σπονδὰς οὐδετέρας ἔφη καλῶς ξυγκεῖσθαι hij zei dat geen van beide overeengekomen verdragen rechtvaardig was Thuc. 8.43.3; onpers..; ὥσπερ ξύγκειται zoals afgesproken is Plat. Crat. 433e; καθάπερ ξυνέκειτο zoals afgesproken was Thuc. 4.23.1 = καθάπερ ἦν ξυγκείμενον Aristoph. Eccl. 61; ὥρη ἐς τὴν συνέκειτό σφι ἀπαλλάσσεσθαι het uur waarop door hen afgesproken was om weg te gaan Hdt. 9.52; in gen. abs..; συγκειμένου σφι met inf. aangezien er door hen overeengekomen was om … Hdt. 5.62.3; vaak ptc. συγκείμενος afgesproken, overeengekomen:; ἀπὸ ξυγκειμένου λόγου volgens een afgesproken plan Thuc. 8.94.2; subst. plur..; τὰ συγκείμενα wat afgesproken of overeengekomen is, afspraak, overeenkomst: κατὰ τὰ συγκείμενα volgens de afspraak = ἐκ τῶν ξυγκειμένων Thuc. 5.25.2; παρὰ τὰ συγκείμενα tegen de afspraak Luc. 21.37; met πρός + acc. met iem.; subst. n.. τὸ συγκείμενον het afgesprokene, bijv. ( afh. van context) de afgesproken plaats: ἦλθον ἐς τὸ συγκείμενον ze kwamen naar de afgesproken plaats Hdt. 5.50.1. | |elnltext=σύγ-κειμαι, Att. ook ξύγκειμαι samen liggen, bij elkaar liggen. samengesteld zijn samengesteld zijn (uit), tot een geheel gevormd zijn (uit), met ἐκ + gen.: σύγκειται τὸ σῶμα ἐξ ὀστῶν καὶ νεύρων het lichaam is samengesteld uit botten en pezen Plat. Phaed. 98c; εἴρηται ὡς δέον σύγκεισθαι τὴν ἀρίστην πολιτείαν ἐκ δημοκρατίας καὶ τυραννίδος er is gezegd dat de beste staatsvorm moet bestaan uit een combinatie van democratie en oligarchie Aristot. Pol. 1266a1; εἰς ἓν συγκείμενα samen gevormd tot één geheel Plat. Phlb. 29d. van geschreven werken gemaakt zijn, geconstrueerd zijn, opgesteld zijn, geschreven zijn:; κτῆμα ἐς αἰεὶ ξύγκειται het is geschreven als een bezit voor altijd Thuc. 1.22.4; συμφοραὶ ὑπὸ τῶν ποιητῶν συγκείμεναι akelige gebeurtenissen die door de dichters in elkaar gezet zijn Isocr. 4.168; uitbr. uitgedacht zijn, beraamd zijn, gesmeed zijn. wisk. de som zijn van, met ἐκ + gen. afgesproken zijn, overeengekomen zijn:; ταῦτα ἡμῖν οὕτω συγκείσθω; moet dat zo door ons overeengekomen zijn? (d.w.z. zullen we dat zo afspreken?) Plat. Lg. 822c; τὰς σπονδὰς οὐδετέρας ἔφη καλῶς ξυγκεῖσθαι hij zei dat geen van beide overeengekomen verdragen rechtvaardig was Thuc. 8.43.3; onpers..; ὥσπερ ξύγκειται zoals afgesproken is Plat. Crat. 433e; καθάπερ ξυνέκειτο zoals afgesproken was Thuc. 4.23.1 = καθάπερ ἦν ξυγκείμενον Aristoph. Eccl. 61; ὥρη ἐς τὴν συνέκειτό σφι ἀπαλλάσσεσθαι het uur waarop door hen afgesproken was om weg te gaan Hdt. 9.52; in gen. abs..; συγκειμένου σφι met inf. aangezien er door hen overeengekomen was om … Hdt. 5.62.3; vaak ptc. συγκείμενος afgesproken, overeengekomen:; ἀπὸ ξυγκειμένου λόγου volgens een afgesproken plan Thuc. 8.94.2; subst. plur..; τὰ συγκείμενα wat afgesproken of overeengekomen is, afspraak, overeenkomst: κατὰ τὰ συγκείμενα volgens de afspraak = ἐκ τῶν ξυγκειμένων Thuc. 5.25.2; παρὰ τὰ συγκείμενα tegen de afspraak Luc. 21.37; met πρός + acc. met iem.; subst. n.. τὸ συγκείμενον het afgesprokene, bijv. (afh. van context) de afgesproken plaats: ἦλθον ἐς τὸ συγκείμενον ze kwamen naar de afgesproken plaats Hdt. 5.50.1. | ||
}} | }} | ||
{{elru | {{elru |