3,274,216
edits
(nl) |
(1b) |
||
Line 36: | Line 36: | ||
{{elnl | {{elnl | ||
|elnltext=ζῆλος -ου, ὁ, Dor. ζᾶλος, later ook -εος, contr. -ους, τό afgunst:; ζῆλος δ ’ ἀνθρώποισιν... ἅπασι... ὁμαρτήσει afgunst zal alle mensen vergezellen Hes. Op. 195; πρῶτον μὲν ζῆλος, ἀπὸ ζήλου δὲ φθόνος eerst wedijver, en als gevolg daarvan naijver Plat. Menex. 242a; ὅπου... ἐν ὑμῖν ζῆλος καὶ ἔρις wanneer u afgunstig en verdeeld bent NT 1 Cor. 3.3; rivaliteit, wedijver:. κατὰ ζῆλον τὸν πρὸς Κορινθίους uit rivaliteit jegens de Corinthiërs Luc. 9.57; τὰ τοιαῦτα... πρὸς ἃ μιμητικὸς οὐ γίνεται ζῆλος de soort dingen die niet opwekken tot competitieve imitatie Plut. Per. 2.2. (afgunstige) bewondering (het bewonderen), ijver, enthousiasme, geestdrift, inzet, met gen. voor iem. of iets:; τῶν ἐμῶν... ζῆλος ξυναίμων inzet voor mijn bloedverwanten Soph. OC 943; ζῆλον οὐ σμικρὸν γάμων ἔχουσα met niet weinig enthousiasme voor het huwelijk Eur. Hec. 352; διὰ ζῆλον τῶν γεγενημένων καὶ φθόνον τῶν πεπραγμένων uit afgunstige bewondering voor het verleden en uit jaloezie voor hun successen Lys. 2.48; overdr. van vuur:; πυρὸς ζῆλος ἐσθίειν μέλλοντος τοὺς ὑπεναντίους de gretigheid van het vuur dat op het punt staat de vijanden te verslinden NT Hebr. 10.27; ook van enthousiaste stijl van spreken:. τῷ καλουμένῳ... Ἀσιανῷ ζήλῳ τῶν λόγων de zogeheten Asianische vlotte spreekstijl Plut. Ant. 2.8. (afgunstige) bewondering (het bewonderd worden), aanzien:; ἴδετε τὴν ὁμευνέτιν Αἴαντος... οἵας λατρείας ἀνθ ’ ὅσου ζήλου τρέφει aanschouwt de bedgenote van Ajax, wat voor een dienstbaarheid zij in stand houdt, en hoe groot de afgunstige bewondering waarvoor die in de plaats komt Soph. Ai. 503; τῷ... στεφανουμένῳ τὸν αὐτὸν ἔχει ζῆλον ὁ στέφανος de krans brengt de ontvanger steeds dezelfde mate van bewondering Dem. 18.120; τοῖς δ ’ ἄλλοις στρατηγοῖς... προὔθετο ζῆλον de andere commandanten stelde hij afgunstige bewondering in het vooruitzicht Plut. Arist. 14.4; personif. ὁ Ζῆλος Zelos, zoon van Styx en Pallas. Hes. Th. 384. | |elnltext=ζῆλος -ου, ὁ, Dor. ζᾶλος, later ook -εος, contr. -ους, τό afgunst:; ζῆλος δ ’ ἀνθρώποισιν... ἅπασι... ὁμαρτήσει afgunst zal alle mensen vergezellen Hes. Op. 195; πρῶτον μὲν ζῆλος, ἀπὸ ζήλου δὲ φθόνος eerst wedijver, en als gevolg daarvan naijver Plat. Menex. 242a; ὅπου... ἐν ὑμῖν ζῆλος καὶ ἔρις wanneer u afgunstig en verdeeld bent NT 1 Cor. 3.3; rivaliteit, wedijver:. κατὰ ζῆλον τὸν πρὸς Κορινθίους uit rivaliteit jegens de Corinthiërs Luc. 9.57; τὰ τοιαῦτα... πρὸς ἃ μιμητικὸς οὐ γίνεται ζῆλος de soort dingen die niet opwekken tot competitieve imitatie Plut. Per. 2.2. (afgunstige) bewondering (het bewonderen), ijver, enthousiasme, geestdrift, inzet, met gen. voor iem. of iets:; τῶν ἐμῶν... ζῆλος ξυναίμων inzet voor mijn bloedverwanten Soph. OC 943; ζῆλον οὐ σμικρὸν γάμων ἔχουσα met niet weinig enthousiasme voor het huwelijk Eur. Hec. 352; διὰ ζῆλον τῶν γεγενημένων καὶ φθόνον τῶν πεπραγμένων uit afgunstige bewondering voor het verleden en uit jaloezie voor hun successen Lys. 2.48; overdr. van vuur:; πυρὸς ζῆλος ἐσθίειν μέλλοντος τοὺς ὑπεναντίους de gretigheid van het vuur dat op het punt staat de vijanden te verslinden NT Hebr. 10.27; ook van enthousiaste stijl van spreken:. τῷ καλουμένῳ... Ἀσιανῷ ζήλῳ τῶν λόγων de zogeheten Asianische vlotte spreekstijl Plut. Ant. 2.8. (afgunstige) bewondering (het bewonderd worden), aanzien:; ἴδετε τὴν ὁμευνέτιν Αἴαντος... οἵας λατρείας ἀνθ ’ ὅσου ζήλου τρέφει aanschouwt de bedgenote van Ajax, wat voor een dienstbaarheid zij in stand houdt, en hoe groot de afgunstige bewondering waarvoor die in de plaats komt Soph. Ai. 503; τῷ... στεφανουμένῳ τὸν αὐτὸν ἔχει ζῆλον ὁ στέφανος de krans brengt de ontvanger steeds dezelfde mate van bewondering Dem. 18.120; τοῖς δ ’ ἄλλοις στρατηγοῖς... προὔθετο ζῆλον de andere commandanten stelde hij afgunstige bewondering in het vooruitzicht Plut. Arist. 14.4; personif. ὁ Ζῆλος Zelos, zoon van Styx en Pallas. Hes. Th. 384. | ||
}} | |||
{{etym | |||
|etymtx=Grammatical information: m.<br />Meaning: [[zeal]], [[emulation]], [[jealousy]] (Hes. Op. 195).<br />Other forms: Dor. <b class="b3">ζᾶλος</b> (late also n.; cf. <b class="b3">ὄνειδος</b>, <b class="b3">μῖσος</b> a. o.; s. Schwyzer 521, Schwyzer-Debrunner 38)<br />Compounds: As 1. member in <b class="b3">ζηλό-τυπος</b> <b class="b2">formed by zeal, jealous</b> with <b class="b3">-τυπέω</b>, <b class="b3">-τυπία</b> (Att.); often as 2. member, e. g. <b class="b3">ἄ-</b>, <b class="b3">κακό-ζηλος</b>, Dor. <b class="b3">Πολύ-ζαλος</b> PN.<br />Derivatives: <b class="b3">ζηλήμων</b> [[jealous]] (ε 118, Call., Opp.; after the adj. in <b class="b3">-ήμων</b>, s. Chantraine Form.173; diff. Specht KZ 59, 51) with <b class="b3">ζηλημοσύνη</b> (Q. S.); <b class="b3">ζηλαῖος</b> <b class="b2">id.</b> (AP); <b class="b3">ζηλοσύνη</b> = <b class="b3">ζῆλος</b> (h. Ap. 100; cf. Porzig Satzinhalte 227); <b class="b3">ζήλη</b> f. <b class="b2">female rival</b> (X. Eph. 2, 112, Aristaenet. 1, 25 codd.). Denomin. verbs: 1. <b class="b3">ζηλόω</b> <b class="b2">vie with, emulate</b> (IA since Hes. Op. 23) with <b class="b3">ζήλωσις</b> [[emulation]], [[jealousy]] (Th.), <b class="b3">ζήλωμα</b> [[emulation]], [[happiness]] (E., D.), <b class="b3">ζηλωτής</b> [[emulator]], [[admirer]], "zealot" (Att., hell.), <b class="b3">-ωτικός</b> [[emulating]] (Arist.); 2. <b class="b3">ζαλέω</b> <b class="b2">be sealous for</b> (Delphi Ia); 3. <b class="b3">ζηλεύω</b> = <b class="b3">ζηλόω</b> (Demokr. 55 [v. l.], Simp. in Epikt. [VIp]), <b class="b3">-ευτής</b> (Eust.).<br />Origin: IE [Indo-European]X [probably] [506] <b class="b2">*ieh₂-</b> <b class="b2">be excited, revenge</b><br />Etymology: Perh. to [[ζητέω]], s. v.), [[δίζημαι]] (s. v.); uncertain. Several hypotheses in Bq, and Pok. 501. | |||
}} | }} |