3,273,787
edits
(nl) |
(2b) |
||
Line 39: | Line 39: | ||
{{elnl | {{elnl | ||
|elnltext=ποιέω, praes. contr. ποιῶ, Att. ook ποῶ, Ion. ποιεο- > vaak ποιευ-, Aeol. πόημ(μ)ι, 3 sing. πόει; inf. ποιεῖν, Att. ποεῖν, ptc. ποιῶν, med. ποιοῦμαι, Ion. ποιευ-, med. ποιεῖσθαι, Aeol. πόησθαι; ptc. ποιούμενος, Aeol. ποήμενος, Aeol. opt. ποείην; ep. imperf. ποίεον, 3 sing. ποίει, Ion. ἐποιευ-, iter. ποιέεσκον, Ion. med. ἐποιεύμην, iter. ποιεέσκετο; aor. ep. ποίησα, Att. en Aeol. ἐπόησα, 3 plur. ἐπόησαν, Aeol. inf. πόησαι; poët. med. ποιησάμην; perf. Aeol. ptc. perf. med.-pass. acc. f. plur. πεποημμέναις; Ion. plqperf. 3 sing. ἐπεποιήκεε; fut. Att. ποήσω, ep. inf. ποιησέμεν; maken, doen maken met acc. van een resultaat dat nog niet bestond met concr. vervaardigen, in elkaar zetten:; δῶμα π. een huis bouwen Il. 1.608; τῷ κέν οἱ τύμβον μὲν ἐποίησαν Παναχαιοί voor hem zouden de Panachaioi een grafheuvel gemaakt hebben Od. 14.369; ook med..; ὡς... μέλισσαι οἰκία ποιήσωνται ὁδῷ ἔπι zoals bijen die hun nest aan de weg gebouwd hebben Il. 12.168; creëren:; χρύσεον... γένος... ἀνθρώπων... ποίησαν een gouden geslacht van mensen hebben zij gecreëerd Hes. Op. 110; καινοὺς θεούς ποιεῖν nieuwe goden creëren Plat. Euthyph. 3b; ταχέως ὑμεῖς ἕτερον Φίλιππον ποιήσετε jullie zullen snel een tweede Philippus creëren Dem. 4.11; van kinderen verwekken; med..; υἱὸν ἐξ αὐτῆς πεποίηται hij heeft een kind bij haar verwekt [And.] 4.22; παῖδας ποιεῖσθαι kinderen voortbrengen Xen. Cyr. 5.3.19; van voedsel e.d. produceren:; κριθάς τε ποιεῖν ἡμᾶς... οἶνον τε πολύν dat wij gerst en veel wijn mogen produceren Aristoph. Pax 1322; πᾶν οὖν δένδρον μὴ ποιοῦν καρπόν καλὸν ἐκκόπτεται elke boom die geen goede vrucht draagt wordt omgehakt NT Mt. 3.10; ook med..; ἀπὸ ὀλυρέων ποιεῦνται σιτία zij maken hun brood van spelt Hdt. 2.36.2; spec. in dichtvorm maken, dichten, schrijven:; ὅταν σατύρους τοίνυν ποιῇς wanneer je dus een satyrspel maakt Aristoph. Th. 157; κωμῳδίαν καὶ τραγῳδίαν ἐπίστασθαι ποιεῖν een komedie en een tragedie kunnen schrijven Plat. Smp. 223d; ὁ τὰ Κύπρια ποιήσας de auteur van de Kypria Aristot. Poët. 1459b1; abs. met adv. dichten:; ὀρθῶς μοι δοκέει Πίνδαρος ποιῆσαι... φήσας Pindarus schijnt mij zeer juist gedicht te hebben toen hij zei... Hdt. 3.38.4; ook met prep..; περὶ θεῶν... ποιεῖν over goden dichten Plat. Resp. 383a; εἰς τὸν θεόν ἐποίησα ik heb een gedicht gemaakt ter ere van de godheid Plat. Phaed. 61b; ook med.. μακρὸν ποιησάμενος σύγγραμμα doordat hij een lang werk had geschreven Plat. Phaedr. 258a. met abstr., vooral van fysieke en psychische aandoeningen veroorzaken, teweegbrengen:; φόβον ποιεῖν Ἀχαιῶν de Achaioi op de vlucht jagen Il. 12.432; ποιεῖν γέλωτα πολύν veel gelach teweegbrengen Plat. Chrm. 155b; νόσους ποιεῖν καὶ πενίας ziektes en armoede met zich meebrengen Plat. Prot. 353; ook med..; μέγα μὲν κλέος αὐτῇ ποιείτ ( αι ) zij verwerft grote faam voor zich Od. 2.126; τιμωρίαν ἀπό τινων ποιεῖσθαι hulp krijgen van iem. Thuc. 1.25.1; ἐνθύμιον ποιεῖσθαι zich zorgen maken Thuc. 7.50.4; spec. δεινὰ ποιεῖν misbaar maken:; δεινὰ π. vreselijk te keer gaan Hdt. 2.121.ε1; οἱ Ἀθηναίοι δεινὰ ἐποίουν de Atheners reageerden furieus Thuc. 5.42.2; als omschrijving van handeling of toestand; ἐκκλησίαν ποιεῖν een vergadering beleggen Aristoph. Th. 376; εἰρήνην ποιεῖν vrede stichten Aristoph. Pax 1199; Κῦρος... ἀριθμὸν τῶν Ἑλλήνων ἐποίησεν Cyrus hield een telling van de Grieken Xen. An. 1.2.9; σπονδὰς ἐποίει (hij) plengde Xen. An. 4.3.13; vgl. 4 Β. overdr. van tijd vol maken:. μῆνας τρεῖς drie maanden doorbrengen NT Act. Ap. 20.3. met acc. van een persoon of zaak die al bestond in een dichtwerk opvoeren:; ἐάν τέ τις αὐτὸν ἐν ἔπεσιν ποίῃ hetzij iemand hem (de god) in epische verzen beschrijft Plat. Resp. 379a; vaak met ptc.. Εὐριπίδης ἐποίησεν ἀποκτείνουσαν τοὺς παῖδας τὴν Μήδειαν Euripides liet zijn Medea haar kinderen doden Aristot. Poët. 1453b29. maken tot, aanstellen als,... maken; met pred. acc..; θεμείλια... λεῖα δ ’ ἐποίησεν hij maakte de fundamenten glad Il. 12.30; μὴ σέ... βασιλῆα Κρονίων ποιήσειεν moge Kronos’ zoon jou niet koning maken Od. 1.387; Βριάρεων... γαμβρὸν ἑόν ἐποίησε hij maakte Briareos tot zijn eigen schoonzoon Hes. Th. 818; εἰ τοὺς Μήδους ἀσθενεῖς ποιήσειε als hij de Meden zwak zou maken Xen. Cyr. 1.5.2; καὶ ἐποίησεν δώδεκα ἵνα ὦσιν μετ ’ αὐτοῦ en hij stelde er twaalf aan om bij hem te zijn NT Marc. 3.14; ook med.. ἅπαντας ἢ σῦς ἠὲ λύκους ποιήσεται ze zal ons allemaal in zwijnen of wolven veranderen Od. 10.433; τὸν θεὸν ποιούμενος ἀρωγόν de godheid tot mijn helper makend Soph. OC 1285; θετὸν παῖδα ποιεῖσθαί ( τινα ) iem. als kind adopteren Hdt. 6.57.5; ἑωυτοῦ ποιεῖσθαι τὸ Κύρου ἔργον de actie van Cyrus voor zichzelf opeisen Hdt. 1.129.2. (iets ergens van) maken, aannemen, stellen (op):. προσθήσω... τοὺς Ἀραβίους... πλῆθος ποιήσας δισμυρίους ἄνδρας ik zal er nog de Arabieren aan toevoegen en maak daarmee van het totaal 20.000 Hdt. 7.184.4; ποιῶ δ ’ ὑμᾶς ἐξαπατηθέντας... ἥκειν εἰς Φᾶσιν ik stel dat jullie bedrogen naar de Phasis zijn gekomen Xen. An. 5.7.9. maken dat, ervoor zorgen dat, met AcI:; σε θεοὶ ποίησαν ἱκέσθαι de goden hebben gemaakt dat je aangekomen bent Od. 23.258; τοῦτό με ποιεῖ τετρεμαίνειν dat doet mij trillen Aristoph. Nub. 374; met ὥστε + AcI; ποιήσειεν ὥστε μήποτε δύνασθαι αὐτούς dat hij er voor zou zorgen dat zij nooit in staat zouden zijn Xen. An. 1.6.2; met ὅκως + ind. fut.. ποίει ὅκως ἐκείνην θηήσεαι γυμνήν zorg ervoor dat je haar naakt te zien krijgt Hdt. 1.8.2. maken dat... (ergens) is, op (een plaats) brengen; met prep. of adv..; ἐμοὶ Ζεὺς αὐτὸς ἐνὶ φρεσὶν ὧδε νόημα ποίησ ( ε ) Zeus zelf heeft mij de volgende gedachte ingegeven Od. 14.274; ἐν αἰσχύνῃ π. τὴν πόλιν de stad te schande maken Dem. 18.136; Θετταλίαν ὑπὸ Φιλίππῳ ἐποίησεν hij heeft Thessalië onder Philippus gebracht Dem. 18.48; ook med.. Μεσσαγέτας ὑπ ’ ἑωυτοῦ ποιεῖσθαι de Massageten aan zich onderworpen Hdt. 1.201; Σαμίους... ἐς τὸ συμμαχικόν ἐποιήσαντο zij namen de Samiërs op in het bondgenootschap Hdt. 9.106.4; τινὰ ἐς φυλακὴν ποιεῖσθαι iem. onder bewaking stellen Thuc. 3.3.4; ἐς ἀσφαλείαν ποιεῖσθαι zich in veiligheid brengen Thuc. 8.1.3; τὰ λεπτὰ πλοῖα ἐντὸς ποιεῖσθαι de lichte schepen aan de binnenkant plaatsen Thuc. 2.83.5; ποιεῖσθαι ὄπισθεν τὸν ποταμόν de rivier in de rug houden Xen. An. 1.10.9. doen, met acc. doen, verrichten: met acc. v. h. inw. obj..; πάντα ποιεῖν al het mogelijke doen\n (zie πᾶς ); οὐδὲν ἂν ὧν νυνὶ πεποίηκεν ἔπραξεν dan zou hij niets van hetgeen hij nu gedaan heeft, bereikt hebben Dem. 4.5; ptc. subst..; τὸν... ποιήσαντα οὐ νομιζόμενα (jij) die dingen hebt gedaan die tegen de goede gewoontes ingaan Hdt. 1.11.3; ταῦτα εἶπε καὶ ἅμα ἔπος τε καὶ ἔργον ἐποίεε dat zei hij en voegde meteen de daad bij het woord Hdt. 3.134.6; pass. ptc. subst.. μαθοῦσα τὸ ποιηθέν toen zij ontdekt had wat er gedaan was Hdt. 1.10.2. doen, spec. als ‘pro-verbum’, ter vervanging van voorafgaand verbum:. ἐρώτησον αὐτούς· μᾶλλον δ ’ ἐγὼ τοῦθ ’ ὑπὲρ σοῦ ποιήσω ondervraag hen, of liever, dat zal ik voor jou doen Dem. 18.52. (iem. iets) aandoen, (iets met iem.) doen, met acc. v. pers. en acc. v. h. inw. obj.:; ὅσα ἀγαθὰ Κύρος Πέρσας πεποιήκοι hoeveel goeds Cyrus de Perzen bewezen had Hdt. 3.75.1; οὐκ οἶδ ’ ὅ τι χρῆμά με ποιεῖς ik weet niet wat je met mij aan het doen bent Aristoph. Ve. 697; vgl. 1Aii; τοὺς... καταιτιαθέντας κρίσεις ποιήσαντες tegen de aangeklaagden een gerechtelijk onderzoek instellen Thuc. 6.60.4; met acc. v. pers. en adv.. εὖ π. τινα iem. goed behandelen, weldoen Xen. Mem. 2.3.8; κακῶς π. τινα iem. slecht behandelen Xen. Hell. 1.3.17. handelen optreden, handelen, doen, met adv.:; πῶς ποιήσεις; hoe gaat u optreden? Soph. OC 652; ὧδε ποίησον handel als volgt Hdt. 1.112.2; ποίει ὅπως βούλει doe zoals u wilt Xen. Cyr. 1.4.9; ὀρθῶς ἂν ποιοῖμεν; zouden we dan juist handelen? Plat. Resp. 403e; ptc. praes. met καλῶς of εὖ om dank of instemming te betuigen.: εὖ γε ποιῶν ἀπόλωλ ’ ἐκεῖνος het is goed dat die (stamper) kwijt is Aristoph. Pax 271; καλῶς γ ( ε )... ποιῶν σύ goed gedaan! Plat. Smp. 174e; ὑπὲρ τῶν πολλῶν ὧν καλῶς ποιοῦντες ἔχουσι voor hun grote rijkdom die zij gelukkig bezitten Dem. 1.28. er... aan doen, met adv. en pred. ptc.: εὖ... ἐποίησας ἀπικόμενος u hebt er goed aan gedaan te komen Hdt. 5.24.4; καλῶς ἐποίησας προειπών je hebt er goed aan gedaan mij te waarschuwen Xen. Cyr. 1.4.13. abs. actief zijn, werkzaam zijn:. ποιέειν ἢ παθεῖν προκέεται ἀγών het is een kwestie van erop of eronder Hdt. 7.11.3; ἡ εὔνοια παρὰ πολὺ ἐποίει τῶν ἀνθρώπων μᾶλλον ἐς τοὺς Λακεδαιμονίους de sympathie van de mensen ging veel meer uit naar de Spartanen Thuc. 2.8.4; καὶ οὕτως αὐτὸ ποιήσει en zo zal het (gif) vanzelf zijn werking doen Plat. Phaed. 117b. med. in dezelfde betekenissen als act., maar met directe betrokkenheid van de handelende persoon, zie boven. in perifrast. constr., vgl. 1Aii:. θεῶν ἀγορὴν ποιεῖσθαι een godenvergadering houden Il. 8.2; ποιεῖσθαι ὁδοιπορίην een voetreis maken Hdt. 2.29.5; θῶμα ποιεῖσθαι + acc. zich verwonderen over Hdt. 1.68.2; λόγον ἐλάσσω ἐποιέετο hij vond het minder belangrijk Hdt. 7.156.1; τοὺς λόγους ποιεῖσθαι onderhandelingen voeren Thuc. 1.128.7; σπονδὰς ποιεῖσθαι een verdrag sluiten Thuc. 1.28.5; εἰρήνην ποιεῖσθαι vrede sluiten And. 3.11; ἀρχὴν ποιεῖσθαι + gen. een begin maken met Thuc. 1.128.4; σπουδὴν ποιεῖσθαι + inf. ernst maken met Plat. Lg. 628e; γνώμην ποιεῖσθαι + inf. het voornemen hebben om Thuc. 1.128.7. beschouwen als met pred. adj.: μεγάλα ποιεῖσθαι ὅτι er veel belang aan hechten dat Hdt. 1.119.1; δεινὸν ποιεῖσθαι εἰ het vreselijk vinden als Thuc. 6.60.4; οὐκέτι ἀνασχετὸν ποιεῖσθαι het niet meer acceptabel vinden Thuc. 1.118.2. met subst.: συμφορὴν ποιεῖσθαί τι iets als een ongeluk beschouwen Hdt. 1.83; ἑρμαῖον ποιεῖσθαί τι iets als een buitenkans beschouwen Plat. Grg. 489c. uitdr. met prep.:; δι ’ οὐδενὸς ποῇ je vindt het van geen belang Soph. OC 584; τοὐμὸν ἐν σμικρῷ μέρος ποιούμενοι mijn zaak van weinig belang achtend Soph. Ph. 498; ἐν ἀδείῃ δὲ οὐ ποιευμένων τὸ λέγειν omdat ze het niet ongevaarlijk vonden daarover te spreken Hdt. 9.42.2; βωμοὺς οὐκ ἐν νόμῳ ποιεῖσθαι ἱδρύεσθαι het niet in de haak vinden altaren op te richten Hdt. 1.131.1; ἐν ὀλιγωρίᾳ ἐποιοῦντο zij schonken er geen aandacht aan Thuc. 4.5.1; τοὺς ὑστάτους... εἰπόντας ἐν ὀργῇ ποιεῖσθε jullie zijn boos op de laatste sprekers Dem. 1.16; περὶ πολλοῦ ποιεῖσθαι + acc. veel waarde hechten aan, op hoge prijs stellen Hdt. 1.73.3; περὶ πλείονος ποιήσασθαι τῶν νόμων van meer belang achten dan de wetten Lys. 14.40; περὶ πλείστου ποιεῖσθαι van het hoogste belang achten Plat. Ap. 21e; ook zonder περί:. πολλοῦ γὰρ ποιοῦμαι want ik vind het van groot belang Plat. Prot. 328d; πρὸ πολλοῦ δ ’ ἂν ἐποιησάμην ik had er veel voor over gehad Isocr. 5.138. | |elnltext=ποιέω, praes. contr. ποιῶ, Att. ook ποῶ, Ion. ποιεο- > vaak ποιευ-, Aeol. πόημ(μ)ι, 3 sing. πόει; inf. ποιεῖν, Att. ποεῖν, ptc. ποιῶν, med. ποιοῦμαι, Ion. ποιευ-, med. ποιεῖσθαι, Aeol. πόησθαι; ptc. ποιούμενος, Aeol. ποήμενος, Aeol. opt. ποείην; ep. imperf. ποίεον, 3 sing. ποίει, Ion. ἐποιευ-, iter. ποιέεσκον, Ion. med. ἐποιεύμην, iter. ποιεέσκετο; aor. ep. ποίησα, Att. en Aeol. ἐπόησα, 3 plur. ἐπόησαν, Aeol. inf. πόησαι; poët. med. ποιησάμην; perf. Aeol. ptc. perf. med.-pass. acc. f. plur. πεποημμέναις; Ion. plqperf. 3 sing. ἐπεποιήκεε; fut. Att. ποήσω, ep. inf. ποιησέμεν; maken, doen maken met acc. van een resultaat dat nog niet bestond met concr. vervaardigen, in elkaar zetten:; δῶμα π. een huis bouwen Il. 1.608; τῷ κέν οἱ τύμβον μὲν ἐποίησαν Παναχαιοί voor hem zouden de Panachaioi een grafheuvel gemaakt hebben Od. 14.369; ook med..; ὡς... μέλισσαι οἰκία ποιήσωνται ὁδῷ ἔπι zoals bijen die hun nest aan de weg gebouwd hebben Il. 12.168; creëren:; χρύσεον... γένος... ἀνθρώπων... ποίησαν een gouden geslacht van mensen hebben zij gecreëerd Hes. Op. 110; καινοὺς θεούς ποιεῖν nieuwe goden creëren Plat. Euthyph. 3b; ταχέως ὑμεῖς ἕτερον Φίλιππον ποιήσετε jullie zullen snel een tweede Philippus creëren Dem. 4.11; van kinderen verwekken; med..; υἱὸν ἐξ αὐτῆς πεποίηται hij heeft een kind bij haar verwekt [And.] 4.22; παῖδας ποιεῖσθαι kinderen voortbrengen Xen. Cyr. 5.3.19; van voedsel e.d. produceren:; κριθάς τε ποιεῖν ἡμᾶς... οἶνον τε πολύν dat wij gerst en veel wijn mogen produceren Aristoph. Pax 1322; πᾶν οὖν δένδρον μὴ ποιοῦν καρπόν καλὸν ἐκκόπτεται elke boom die geen goede vrucht draagt wordt omgehakt NT Mt. 3.10; ook med..; ἀπὸ ὀλυρέων ποιεῦνται σιτία zij maken hun brood van spelt Hdt. 2.36.2; spec. in dichtvorm maken, dichten, schrijven:; ὅταν σατύρους τοίνυν ποιῇς wanneer je dus een satyrspel maakt Aristoph. Th. 157; κωμῳδίαν καὶ τραγῳδίαν ἐπίστασθαι ποιεῖν een komedie en een tragedie kunnen schrijven Plat. Smp. 223d; ὁ τὰ Κύπρια ποιήσας de auteur van de Kypria Aristot. Poët. 1459b1; abs. met adv. dichten:; ὀρθῶς μοι δοκέει Πίνδαρος ποιῆσαι... φήσας Pindarus schijnt mij zeer juist gedicht te hebben toen hij zei... Hdt. 3.38.4; ook met prep..; περὶ θεῶν... ποιεῖν over goden dichten Plat. Resp. 383a; εἰς τὸν θεόν ἐποίησα ik heb een gedicht gemaakt ter ere van de godheid Plat. Phaed. 61b; ook med.. μακρὸν ποιησάμενος σύγγραμμα doordat hij een lang werk had geschreven Plat. Phaedr. 258a. met abstr., vooral van fysieke en psychische aandoeningen veroorzaken, teweegbrengen:; φόβον ποιεῖν Ἀχαιῶν de Achaioi op de vlucht jagen Il. 12.432; ποιεῖν γέλωτα πολύν veel gelach teweegbrengen Plat. Chrm. 155b; νόσους ποιεῖν καὶ πενίας ziektes en armoede met zich meebrengen Plat. Prot. 353; ook med..; μέγα μὲν κλέος αὐτῇ ποιείτ ( αι ) zij verwerft grote faam voor zich Od. 2.126; τιμωρίαν ἀπό τινων ποιεῖσθαι hulp krijgen van iem. Thuc. 1.25.1; ἐνθύμιον ποιεῖσθαι zich zorgen maken Thuc. 7.50.4; spec. δεινὰ ποιεῖν misbaar maken:; δεινὰ π. vreselijk te keer gaan Hdt. 2.121.ε1; οἱ Ἀθηναίοι δεινὰ ἐποίουν de Atheners reageerden furieus Thuc. 5.42.2; als omschrijving van handeling of toestand; ἐκκλησίαν ποιεῖν een vergadering beleggen Aristoph. Th. 376; εἰρήνην ποιεῖν vrede stichten Aristoph. Pax 1199; Κῦρος... ἀριθμὸν τῶν Ἑλλήνων ἐποίησεν Cyrus hield een telling van de Grieken Xen. An. 1.2.9; σπονδὰς ἐποίει (hij) plengde Xen. An. 4.3.13; vgl. 4 Β. overdr. van tijd vol maken:. μῆνας τρεῖς drie maanden doorbrengen NT Act. Ap. 20.3. met acc. van een persoon of zaak die al bestond in een dichtwerk opvoeren:; ἐάν τέ τις αὐτὸν ἐν ἔπεσιν ποίῃ hetzij iemand hem (de god) in epische verzen beschrijft Plat. Resp. 379a; vaak met ptc.. Εὐριπίδης ἐποίησεν ἀποκτείνουσαν τοὺς παῖδας τὴν Μήδειαν Euripides liet zijn Medea haar kinderen doden Aristot. Poët. 1453b29. maken tot, aanstellen als,... maken; met pred. acc..; θεμείλια... λεῖα δ ’ ἐποίησεν hij maakte de fundamenten glad Il. 12.30; μὴ σέ... βασιλῆα Κρονίων ποιήσειεν moge Kronos’ zoon jou niet koning maken Od. 1.387; Βριάρεων... γαμβρὸν ἑόν ἐποίησε hij maakte Briareos tot zijn eigen schoonzoon Hes. Th. 818; εἰ τοὺς Μήδους ἀσθενεῖς ποιήσειε als hij de Meden zwak zou maken Xen. Cyr. 1.5.2; καὶ ἐποίησεν δώδεκα ἵνα ὦσιν μετ ’ αὐτοῦ en hij stelde er twaalf aan om bij hem te zijn NT Marc. 3.14; ook med.. ἅπαντας ἢ σῦς ἠὲ λύκους ποιήσεται ze zal ons allemaal in zwijnen of wolven veranderen Od. 10.433; τὸν θεὸν ποιούμενος ἀρωγόν de godheid tot mijn helper makend Soph. OC 1285; θετὸν παῖδα ποιεῖσθαί ( τινα ) iem. als kind adopteren Hdt. 6.57.5; ἑωυτοῦ ποιεῖσθαι τὸ Κύρου ἔργον de actie van Cyrus voor zichzelf opeisen Hdt. 1.129.2. (iets ergens van) maken, aannemen, stellen (op):. προσθήσω... τοὺς Ἀραβίους... πλῆθος ποιήσας δισμυρίους ἄνδρας ik zal er nog de Arabieren aan toevoegen en maak daarmee van het totaal 20.000 Hdt. 7.184.4; ποιῶ δ ’ ὑμᾶς ἐξαπατηθέντας... ἥκειν εἰς Φᾶσιν ik stel dat jullie bedrogen naar de Phasis zijn gekomen Xen. An. 5.7.9. maken dat, ervoor zorgen dat, met AcI:; σε θεοὶ ποίησαν ἱκέσθαι de goden hebben gemaakt dat je aangekomen bent Od. 23.258; τοῦτό με ποιεῖ τετρεμαίνειν dat doet mij trillen Aristoph. Nub. 374; met ὥστε + AcI; ποιήσειεν ὥστε μήποτε δύνασθαι αὐτούς dat hij er voor zou zorgen dat zij nooit in staat zouden zijn Xen. An. 1.6.2; met ὅκως + ind. fut.. ποίει ὅκως ἐκείνην θηήσεαι γυμνήν zorg ervoor dat je haar naakt te zien krijgt Hdt. 1.8.2. maken dat... (ergens) is, op (een plaats) brengen; met prep. of adv..; ἐμοὶ Ζεὺς αὐτὸς ἐνὶ φρεσὶν ὧδε νόημα ποίησ ( ε ) Zeus zelf heeft mij de volgende gedachte ingegeven Od. 14.274; ἐν αἰσχύνῃ π. τὴν πόλιν de stad te schande maken Dem. 18.136; Θετταλίαν ὑπὸ Φιλίππῳ ἐποίησεν hij heeft Thessalië onder Philippus gebracht Dem. 18.48; ook med.. Μεσσαγέτας ὑπ ’ ἑωυτοῦ ποιεῖσθαι de Massageten aan zich onderworpen Hdt. 1.201; Σαμίους... ἐς τὸ συμμαχικόν ἐποιήσαντο zij namen de Samiërs op in het bondgenootschap Hdt. 9.106.4; τινὰ ἐς φυλακὴν ποιεῖσθαι iem. onder bewaking stellen Thuc. 3.3.4; ἐς ἀσφαλείαν ποιεῖσθαι zich in veiligheid brengen Thuc. 8.1.3; τὰ λεπτὰ πλοῖα ἐντὸς ποιεῖσθαι de lichte schepen aan de binnenkant plaatsen Thuc. 2.83.5; ποιεῖσθαι ὄπισθεν τὸν ποταμόν de rivier in de rug houden Xen. An. 1.10.9. doen, met acc. doen, verrichten: met acc. v. h. inw. obj..; πάντα ποιεῖν al het mogelijke doen\n (zie πᾶς ); οὐδὲν ἂν ὧν νυνὶ πεποίηκεν ἔπραξεν dan zou hij niets van hetgeen hij nu gedaan heeft, bereikt hebben Dem. 4.5; ptc. subst..; τὸν... ποιήσαντα οὐ νομιζόμενα (jij) die dingen hebt gedaan die tegen de goede gewoontes ingaan Hdt. 1.11.3; ταῦτα εἶπε καὶ ἅμα ἔπος τε καὶ ἔργον ἐποίεε dat zei hij en voegde meteen de daad bij het woord Hdt. 3.134.6; pass. ptc. subst.. μαθοῦσα τὸ ποιηθέν toen zij ontdekt had wat er gedaan was Hdt. 1.10.2. doen, spec. als ‘pro-verbum’, ter vervanging van voorafgaand verbum:. ἐρώτησον αὐτούς· μᾶλλον δ ’ ἐγὼ τοῦθ ’ ὑπὲρ σοῦ ποιήσω ondervraag hen, of liever, dat zal ik voor jou doen Dem. 18.52. (iem. iets) aandoen, (iets met iem.) doen, met acc. v. pers. en acc. v. h. inw. obj.:; ὅσα ἀγαθὰ Κύρος Πέρσας πεποιήκοι hoeveel goeds Cyrus de Perzen bewezen had Hdt. 3.75.1; οὐκ οἶδ ’ ὅ τι χρῆμά με ποιεῖς ik weet niet wat je met mij aan het doen bent Aristoph. Ve. 697; vgl. 1Aii; τοὺς... καταιτιαθέντας κρίσεις ποιήσαντες tegen de aangeklaagden een gerechtelijk onderzoek instellen Thuc. 6.60.4; met acc. v. pers. en adv.. εὖ π. τινα iem. goed behandelen, weldoen Xen. Mem. 2.3.8; κακῶς π. τινα iem. slecht behandelen Xen. Hell. 1.3.17. handelen optreden, handelen, doen, met adv.:; πῶς ποιήσεις; hoe gaat u optreden? Soph. OC 652; ὧδε ποίησον handel als volgt Hdt. 1.112.2; ποίει ὅπως βούλει doe zoals u wilt Xen. Cyr. 1.4.9; ὀρθῶς ἂν ποιοῖμεν; zouden we dan juist handelen? Plat. Resp. 403e; ptc. praes. met καλῶς of εὖ om dank of instemming te betuigen.: εὖ γε ποιῶν ἀπόλωλ ’ ἐκεῖνος het is goed dat die (stamper) kwijt is Aristoph. Pax 271; καλῶς γ ( ε )... ποιῶν σύ goed gedaan! Plat. Smp. 174e; ὑπὲρ τῶν πολλῶν ὧν καλῶς ποιοῦντες ἔχουσι voor hun grote rijkdom die zij gelukkig bezitten Dem. 1.28. er... aan doen, met adv. en pred. ptc.: εὖ... ἐποίησας ἀπικόμενος u hebt er goed aan gedaan te komen Hdt. 5.24.4; καλῶς ἐποίησας προειπών je hebt er goed aan gedaan mij te waarschuwen Xen. Cyr. 1.4.13. abs. actief zijn, werkzaam zijn:. ποιέειν ἢ παθεῖν προκέεται ἀγών het is een kwestie van erop of eronder Hdt. 7.11.3; ἡ εὔνοια παρὰ πολὺ ἐποίει τῶν ἀνθρώπων μᾶλλον ἐς τοὺς Λακεδαιμονίους de sympathie van de mensen ging veel meer uit naar de Spartanen Thuc. 2.8.4; καὶ οὕτως αὐτὸ ποιήσει en zo zal het (gif) vanzelf zijn werking doen Plat. Phaed. 117b. med. in dezelfde betekenissen als act., maar met directe betrokkenheid van de handelende persoon, zie boven. in perifrast. constr., vgl. 1Aii:. θεῶν ἀγορὴν ποιεῖσθαι een godenvergadering houden Il. 8.2; ποιεῖσθαι ὁδοιπορίην een voetreis maken Hdt. 2.29.5; θῶμα ποιεῖσθαι + acc. zich verwonderen over Hdt. 1.68.2; λόγον ἐλάσσω ἐποιέετο hij vond het minder belangrijk Hdt. 7.156.1; τοὺς λόγους ποιεῖσθαι onderhandelingen voeren Thuc. 1.128.7; σπονδὰς ποιεῖσθαι een verdrag sluiten Thuc. 1.28.5; εἰρήνην ποιεῖσθαι vrede sluiten And. 3.11; ἀρχὴν ποιεῖσθαι + gen. een begin maken met Thuc. 1.128.4; σπουδὴν ποιεῖσθαι + inf. ernst maken met Plat. Lg. 628e; γνώμην ποιεῖσθαι + inf. het voornemen hebben om Thuc. 1.128.7. beschouwen als met pred. adj.: μεγάλα ποιεῖσθαι ὅτι er veel belang aan hechten dat Hdt. 1.119.1; δεινὸν ποιεῖσθαι εἰ het vreselijk vinden als Thuc. 6.60.4; οὐκέτι ἀνασχετὸν ποιεῖσθαι het niet meer acceptabel vinden Thuc. 1.118.2. met subst.: συμφορὴν ποιεῖσθαί τι iets als een ongeluk beschouwen Hdt. 1.83; ἑρμαῖον ποιεῖσθαί τι iets als een buitenkans beschouwen Plat. Grg. 489c. uitdr. met prep.:; δι ’ οὐδενὸς ποῇ je vindt het van geen belang Soph. OC 584; τοὐμὸν ἐν σμικρῷ μέρος ποιούμενοι mijn zaak van weinig belang achtend Soph. Ph. 498; ἐν ἀδείῃ δὲ οὐ ποιευμένων τὸ λέγειν omdat ze het niet ongevaarlijk vonden daarover te spreken Hdt. 9.42.2; βωμοὺς οὐκ ἐν νόμῳ ποιεῖσθαι ἱδρύεσθαι het niet in de haak vinden altaren op te richten Hdt. 1.131.1; ἐν ὀλιγωρίᾳ ἐποιοῦντο zij schonken er geen aandacht aan Thuc. 4.5.1; τοὺς ὑστάτους... εἰπόντας ἐν ὀργῇ ποιεῖσθε jullie zijn boos op de laatste sprekers Dem. 1.16; περὶ πολλοῦ ποιεῖσθαι + acc. veel waarde hechten aan, op hoge prijs stellen Hdt. 1.73.3; περὶ πλείονος ποιήσασθαι τῶν νόμων van meer belang achten dan de wetten Lys. 14.40; περὶ πλείστου ποιεῖσθαι van het hoogste belang achten Plat. Ap. 21e; ook zonder περί:. πολλοῦ γὰρ ποιοῦμαι want ik vind het van groot belang Plat. Prot. 328d; πρὸ πολλοῦ δ ’ ἂν ἐποιησάμην ik had er veel voor over gehad Isocr. 5.138. | ||
}} | |||
{{etym | |||
|etymtx=Grammatical information: v.<br />Meaning: <b class="b2">to do, to make, to produce, to poetize, to act</b>, in midd. also <b class="b2">to choose, to deem, to appraise</b> (Il.).<br />Other forms: Aor. <b class="b3">ποιῆσαι</b>, fut. <b class="b3">ποιήσω</b>, perf. midd. <b class="b3">πεποίημαι</b> (all Il.), act. <b class="b3">πεποίηκα</b>, aor. pass. <b class="b3">ποιηθῆναι</b> (IA.), fut. <b class="b3">ποιηθήσομαι</b> (D.), <b class="b3">πεποιήσομαι</b> (Hp.).<br />Compounds: Often w. prefix in diff. senses, e.g. <b class="b3">ἀντι-</b>, <b class="b3">ἐκ-</b>, <b class="b3">ἐν-</b>, <b class="b3">περι-</b>, <b class="b3">προσ-</b>. As 2. member <b class="b3">-ποιός</b> in unlimited productive syntheta, e.g. <b class="b3">λογοποιός</b> m. [[historian]], [[fabulist]], [[newsmonger]] (IA.) with <b class="b3">λογοποι-έω</b>, <b class="b3">-ία</b>, <b class="b3">-ικός</b>, <b class="b3">-ημα</b>.<br />Derivatives: 1. <b class="b3">ποίημα</b> (<b class="b3">προσ-</b>, <b class="b3">περι-</b>) n. [[production]], [[work]], [[poem]] (IA.) with <b class="b3">-ημάτιον</b> (Plu.), <b class="b3">-ηματικός</b> [[poetic]] (Plu.); 2. <b class="b3">ποίησις</b> (<b class="b3">προσ-</b>, <b class="b3">περι-</b>, <b class="b3">ἐκ-</b> a.o.) f. [[creation]], [[production]], [[poetry]] (IA.); on the meaning of <b class="b3">ποί-ημα</b>, <b class="b3">-ησις</b> Ardizzoni Riv. fil. class. 90, 225 ff.. Chantraine Form. 287. 3. <b class="b3">ποιητός</b> (<b class="b3">προσ-</b>, <b class="b3">ἐκ-</b> etc.) [[made]], [[produced]] (Il.), also <b class="b2">made artificially, not naturally</b> = [[adopted]] (Pl., Arist.); Ammann <b class="b3">Μνήμης χάριν</b> 1, 19 f. 4. <b class="b3">ποιητής</b> m. (IA.), f. <b class="b3">-ήτρια</b> (hell.), [[creator]], [[producer]], [[poet]], esp. of Homer, with <b class="b3">-ητικός</b> [[creating]], [[poetic]], <b class="b3">ἡ -ητική</b> (<b class="b3">τέχνη</b>) <b class="b2">the art of poetry</b> (Pl., Arist.), <b class="b3">-ητικεύομαι</b> <b class="b2">to speak poetically etc.</b> (Eust., sch.). 5. <b class="b3">ποιησείω</b> desid. <b class="b2">to wish to do</b> (Hdn.).<br />Origin: IE [Indo-European]X [probably]<br />Etymology: Decisive for the morphological evaluation of <b class="b3">ποιέω</b> are some dialectic aorist-forms: Arg. <b class="b3">ποιϜέσανς</b>, <b class="b3">ἐποίϜεhε</b>, <b class="b3">ἐποιϜέθ</b>ε, Boeot. <b class="b3">ἐποίϜεσε</b>, to which pres. opt. El. [<b class="b3">πο]ιϜέοι</b> (beside repeated <b class="b3">ποιέοι</b>). Acc. to usual interpretation (lit. in Bq and WP. 1, 510) <b class="b3">ποιϜέω</b> is derived from a noun <b class="b3">*ποιϜός</b>, which would be found in <b class="b3">ἀρτο-ποιός</b> a.o. An independent noun <b class="b3">*ποιϜός</b> cannot however be deduced from the 2. member, as the relevant adjectives seems recent and may have been derived from the verbal expressions (<b class="b3">τοξοφόρ-ος</b> : <b class="b3">τόξον φέρειν</b>, <b class="b3">λογογράφ-ος</b> : <b class="b3">λόγον γράφειν</b> etc.). One might think that in the simplex we have a compound of <b class="b3">-ποιέω</b> that was made independent (Schwyzer 726 n. 7). -- The general meaning [[make]], [[create]] may have arisen from the most different concrete special meanings. Nothing forbids to connect a verbal noun <b class="b3">*ποι-Ϝός</b> with <b class="b2">u̯o-</b>suffix (Schwyzer 472) with a verb <b class="b2">heap, accumulate, fit together</b>, which is preserved in Indo-Iran., e.g. Skt. <b class="b2">cinóti</b>, and also has representatives in Slav., e.g. OCS [[činъ]] <b class="b3">τάξις</b>' with [[činiti]] [[order]], [[form]]; IE <b class="b2">kʷei-</b> (WP. 1, 509f., Pok. 637f.). It is however obvious to combine, the <b class="b2">u̯-</b>element in <b class="b3">*ποιϜός</b> with the <b class="b2">u̯-</b>element in <b class="b2">cinóti</b> : so <b class="b3">ποιϜέω</b> from <b class="b2">*kʷoi̯-u̯-éi̯ō</b> beside <b class="b2">cinóti</b> from <b class="b2">*kʷi-n-éu̯-ti</b> approx. as Goth. [[straujan]] 'strew' from <b class="b2">*strou̯-éi̯ō</b> beside Skt. <b class="b2">str̥ṇóti</b> [[strew]] from <b class="b2">*str̥-n-éu̯-ti</b> (s. <b class="b3">στόρνυμι</b>) or Goth. <b class="b2">-walwjan</b> [[revolve]] beside Skt. <b class="b2">vr̥ṇóti</b> [[envelop]] and <b class="b3">εἰλύω</b> <b class="b2">id.</b> (<b class="b2">*u̯ol-u-éi̯ō</b> : <b class="b2">*u̯l-n-éu̯-ti</b>). In such an analysis <b class="b3">ποιέω</b> would appear like Goth. [[straujan]], [[walwjan]] as an iterative deverbative and one would be liberated from the not quite reliable noun <b class="b3">*ποιϜός</b> . Of course the syntheta in <b class="b3">-ποιός</b> can then be connected with a primares verb (<b class="b3">δρυ-τόμ-ος</b> : <b class="b3">δόρυ τάμνειν</b>). -- On the meaning of <b class="b3">ποιέω</b> and other verba faciendi cf. Braun Stud. itfllcl. N. S. 15, 243 ff.; also Valesio Quaderni dell'Istituto di Glottologia (Bologna) 5 (1960) 97 ff. Cf. also the lit. on <b class="b3">δράω</b> and [[πράσσω]]. Older lit. in Bq. | |||
}} | }} |