3,274,498
edits
m (Text replacement - "(*UTF)(*UCP)cf\. ([\p{Greek}\s]+) " to "cf. $1 ") |
m (Text replacement - " ’" to "’") |
||
Line 35: | Line 35: | ||
}} | }} | ||
{{elnl | {{elnl | ||
|elnltext=πώποτε of πώ ποτε, Dor. πώποκα, adv., na ontk. nooit; in het verleden; οὐ γάρ πώ ποτέ | |elnltext=πώποτε of πώ ποτε, Dor. πώποκα, adv., na ontk. nooit; in het verleden; οὐ γάρ πώ ποτέ μ’ ὧδέ γ’ ἔρως φρένας ἀμφεκάλυψεν want nog nooit heeft een liefdesverlangen mij zo bevangen Il. 3.442; in de toekomst. οὐ μὴ διψήσει πώποτε hij zal zeker nooit dorst hebben NT Io. 6.35. post- Hom. zonder ontk. ooit; in vraagzinnen met neg. strekking; ἤδη πώποτέ του ἤκουσας αὐτῶν λόγον διδόντος οὐ καταγέλαστον; heb je ooit één van hen een argument horen geven dat niet belachelijk was? Plat. Resp. 493d; in cond. bijzinnen; εἴ που ξένον τις ἠδίκησε πώποτε als iemand ooit een vreemdeling onrecht heeft gedaan Aristoph. Ran. 147; in rel. bijzinnen; ὧν δὴ πώποτε ἐνέτυχον... οὐδένα niemand van wie ik ooit heb ontmoet Plat. Tht. 144a; bij subst. ptc..; τῶν πώποτε γενομένων διενεγκεῖν verschillen van iedereen die ooit bestaan heeft Isocr. 10.38; subst.. μεγίστους τῶν πώποτε de machtigsten van allen die ooit bestaan hebben Xen. Hell. 3.5.14. | ||
}} | }} | ||
{{mdlsj | {{mdlsj |