Anonymous

πράττω: Difference between revisions

From LSJ
No change in size ,  3 October 2022
m
Text replacement - "(?s)(\n{{ls\n\|lstext.*}})(\n{{.*}})(\n{{elru.*}})" to "$3$1$2"
m (Text replacement - "(?s)({{ls\n\|lstext.*}}\n)({{bailly.*}}\n)" to "$2$1")
m (Text replacement - "(?s)(\n{{ls\n\|lstext.*}})(\n{{.*}})(\n{{elru.*}})" to "$3$1$2")
Line 15: Line 15:
{{bailly
{{bailly
|btext=<i>att. c.</i> [[πράσσω]].
|btext=<i>att. c.</i> [[πράσσω]].
}}
{{elru
|elrutext='''πράττω:''' атт. = [[πράσσω]].
}}
}}
{{ls
{{ls
Line 27: Line 30:
{{elnl
{{elnl
|elnltext=πράττω, ep. Ion. πρήσσω, Dor. en koinè πράσσω [~ πέρνημι, ~ πείρω] aor. ἔπραξα, Ion. aor. ἔπρηξα; aor. pass. ἐπράχθην; perf. πέπρᾱγα en πέπρᾱχα, Ion. inf. perf. πεπρηγέναι en πεπρηχέναι, plqperf. ἐπεπράγειν en ἐπεπράχειν; perf. med.-pass. πέπραγμαι, Ion. med.-pass. πέπρηγμαι, plqperf. med.-pass. (ἐ)πεπράγμην; fut. πράξω, Ion. fut. πρήξω, med.-pass. πράξομαι; voltooien, verrichten, doen met acc. voltooien, afleggen:; ῥίμφα πρήσσουσι κέλευθον snel leggen zij hun weg af Od. 13.83; ook met gen.: ἵνα πρήσσωμεν ὁδοῖο opdat we snel op weg gaan Il. 24.264. volbrengen, bereiken:; ἔπρηξας... Ἥρη, ἀνστήσασ’ Ἀχιλῆα je hebt met succes Achilles weer op de been gekregen, Hera Il. 18.357; bij Hom. vaak met ontk.: οὔ τι πρήσσει hij bereikt niets Il. 11.552; πρῆξαι δ’ ἔμπης οὔ τι δυνήσεαι maar je zult niet in staat zijn iets te bereiken Il. 1.562; οὐδέ τι ἔργον... πρήξει hij zal niets bereiken Od. 19.324; ἔπρασσε δ’ ἅπερ νιν ὧδε θάπτει zij (Clytaemnestra) deed dat, die hem (Agamemnon) zo begroef Aeschl. Ch. 440; ἔπραξεν οἷον ἤθελεν hij heeft bereikt wat hij wilde Soph. OC 1704; οὐδὲν ἂν ὧν νυνὶ πεποίηκεν ἔπραξεν dan zou hij niets bereikt hebben van wat hij nu gedaan heeft Dem. 4.5; ὅτι... πάντων ὧν δέονται πεπραγότες εἶεν παρὰ βασιλέως dat zij van de koning alles gedaan hadden gekregen waaraan zij behoefte hadden Xen. Hell. 1.4.2; π. τι παρὰ τῶν θεῶν ἀγαθόν iets goeds van de goden gedaan krijgen Isocr. 2.20; πέπρακται τοὖργον de taak is volbracht Aeschl. PV 75. tot stand brengen, bewerkstelligen, verrichten, doen:; τὴν ἀπόστασιν π. de opstand bewerkstelligen Hdt. 5.113.2; π. χάριν een dienst bewijzen Eur. El. 1133; met dubb. acc.: ἀγαθόν τι πρᾶξαι τὴν πόλιν iets goeds voor de stad verrichten Aristoph. Eccl. 108; π. εἰρήνην vrede tot stand brengen Dem. 3.7; π. φιλίαν vriendschap bevorderen Dem. 18.162; πράττων κάθοδον αὐτῷ terugkeer voor zichzelf bewerkstelligen Plut. Cic. 33.3. zich bezighouden met, doen:; σὺ μεν τὰ σαυτῆς πράσσε bemoei je met je eigen zaken Soph. El. 678; π. τὰ δέοντα zijn plicht doen Xen. Mem. 3.8.1; τὰ Ἀθηναίων π. de zaak van de Atheners behartigen Plat. Smp. 216a; π. τὰ πολιτικὰ πράγματα zich met staatszaken bezighouden Plat. Ap. 31d = τὰ τῆς πόλεως π. Lys. 16.20 = π. τὰ πράγματα Lys. 13.60; πολλὰ π. zich met van alles bemoeien Hdt. 5.33.4; abs. politiek bedrijven:; ἱκανωτάτω λέγειν τε καὶ πρασσειν bijzonder geschikt in spreken en politiek bedrijven Xen. Mem. 1.2.15; ptc. subst.: τὰ πρασσόμενα de acties Thuc. 4.121.1; τὰ πεπραγμένα de regelingen Thuc. 4.122.2; τὸ πραχθέν wat gedaan is Plat. Prot. 324b. zaken regelen, onderhandelen, met dat..; αὐτοῖς ἔπρασσον ὅπως τις βοήθεια ἥξει zij onderhandelden met hen opdat er enige hulp zou komen Thuc. 3.4.6; ook met πρός + acc. of εἰς + acc.:; ἔπραττε περὶ εἰρήνης hij onderhandelde over vrede Xen. Hell. 6.3.3; ongunstig samenzweren:; πρὸς ὃν ἔπραξαν οἱ προδιδόντες met wie de verraders hadden samengezworen Thuc. 2.5.7; π. δήμου κατάλυσιν voor de afschaffing van de democratie ageren And. 3.6; ἔπραττε Φιλίππῳ hij heulde met Philippus Dem. 9.59; ptc. subst.: οἱ πράσσοντες de samenzweerders Thuc. 4.113.1. laten betalen, invorderen:; ἀντίποινα π. genoegdoening krijgen Aeschl. Pers. 476; π. τοὐφειλόμενον de schuld invorderen Aeschl. Ch. 311; τί καὶ πράξεις με ὑπὲρ αὐτοῦ σύ; wat ga je mij dan voor hem laten betalen? Luc. 27.18; met dubb. acc..; αὐτοὺς... ἑκατὸν τάλαντα ἔπραξαν zij lieten hen honderd talenten betalen Hdt. 3.58.4; pass. belast worden, een aanslag krijgen (voor); met acc..; ὑπὸ βασιλέως... ἐτύγχανε πεπραγμένος τούς... φόρους hij was door de koning aangeslagen voor de afdrachten Thuc. 8.5.5; διπλοῦν πραττέσθω hij moet worden belast met het dubbele Plat. Lg. 921c; ook met παρά + gen.:; φόρον ἔπρησσον παρ’ ἑκάστων zij vorderden belasting van iedereen Hdt. 1.106.1; ook med. zich laten betalen, invorderen:; τοὺς ἔχοντας αὐτὰ Αἰγινήτας πρήσσεσθαι ἐκέλευον zij adviseerden ze hun geld op te eisen bij de inwoners van Aegina, die (de beelden) hadden Hdt. 5.84.1; een vonnis ten uitvoer brengen, subst. ptc.: οἱ πραττόμενοι de uitvoerders van vonnissen Aristot. Pol. 1322a15. intrans. het (goed of slecht) maken, er... aan toe zijn; met adv..; ὁ ναυτικὸς στρατὸς οὕτω ἔπρησσε zo ging het met de vloot Hdt. 6.44.3; van pers.:; εὖ π. succes hebben Hdt. 1.24.7; κακῶς π. pech hebben Aeschl. PV 265; καλῶς καὶ κακῶς πράσσειν meer en minder succes hebben Men. Epitr. 1098; κατὰ νόον π. het verwachte resultaat boeken Aristoph. Eq. 549; met adv. en acc. n.:; τὰ γεωργικὰ εὖ πράττειν succes hebben in de landbouw Xen. Mem. 3.9.15; met acc. n.:; καλὰ π. succes hebben Thuc. 6.16.5; δυστυχῆ π. ongeluk hebben Aeschl. Sept. 339; χείρω π. zich in een slechtere situatie bevinden Thuc. 7.71.1; ἵνα εἰδῆτε... τί πράσσω opdat jullie weten hoe het met mij gaat NT Eph. 6.21; met twee acc. n.. πάντα ἀγαθὰ πεπράγαμεν het is ons in alles goed gegaan Aristoph. Ran. 302; πάντα τοι πέπραγας οἷα χρὴ τὸν εὐτυχοῦντα je hebt alles bereikt wat een gelukkig mens toekomt Aristoph. Eq. 683.
|elnltext=πράττω, ep. Ion. πρήσσω, Dor. en koinè πράσσω [~ πέρνημι, ~ πείρω] aor. ἔπραξα, Ion. aor. ἔπρηξα; aor. pass. ἐπράχθην; perf. πέπρᾱγα en πέπρᾱχα, Ion. inf. perf. πεπρηγέναι en πεπρηχέναι, plqperf. ἐπεπράγειν en ἐπεπράχειν; perf. med.-pass. πέπραγμαι, Ion. med.-pass. πέπρηγμαι, plqperf. med.-pass. (ἐ)πεπράγμην; fut. πράξω, Ion. fut. πρήξω, med.-pass. πράξομαι; voltooien, verrichten, doen met acc. voltooien, afleggen:; ῥίμφα πρήσσουσι κέλευθον snel leggen zij hun weg af Od. 13.83; ook met gen.: ἵνα πρήσσωμεν ὁδοῖο opdat we snel op weg gaan Il. 24.264. volbrengen, bereiken:; ἔπρηξας... Ἥρη, ἀνστήσασ’ Ἀχιλῆα je hebt met succes Achilles weer op de been gekregen, Hera Il. 18.357; bij Hom. vaak met ontk.: οὔ τι πρήσσει hij bereikt niets Il. 11.552; πρῆξαι δ’ ἔμπης οὔ τι δυνήσεαι maar je zult niet in staat zijn iets te bereiken Il. 1.562; οὐδέ τι ἔργον... πρήξει hij zal niets bereiken Od. 19.324; ἔπρασσε δ’ ἅπερ νιν ὧδε θάπτει zij (Clytaemnestra) deed dat, die hem (Agamemnon) zo begroef Aeschl. Ch. 440; ἔπραξεν οἷον ἤθελεν hij heeft bereikt wat hij wilde Soph. OC 1704; οὐδὲν ἂν ὧν νυνὶ πεποίηκεν ἔπραξεν dan zou hij niets bereikt hebben van wat hij nu gedaan heeft Dem. 4.5; ὅτι... πάντων ὧν δέονται πεπραγότες εἶεν παρὰ βασιλέως dat zij van de koning alles gedaan hadden gekregen waaraan zij behoefte hadden Xen. Hell. 1.4.2; π. τι παρὰ τῶν θεῶν ἀγαθόν iets goeds van de goden gedaan krijgen Isocr. 2.20; πέπρακται τοὖργον de taak is volbracht Aeschl. PV 75. tot stand brengen, bewerkstelligen, verrichten, doen:; τὴν ἀπόστασιν π. de opstand bewerkstelligen Hdt. 5.113.2; π. χάριν een dienst bewijzen Eur. El. 1133; met dubb. acc.: ἀγαθόν τι πρᾶξαι τὴν πόλιν iets goeds voor de stad verrichten Aristoph. Eccl. 108; π. εἰρήνην vrede tot stand brengen Dem. 3.7; π. φιλίαν vriendschap bevorderen Dem. 18.162; πράττων κάθοδον αὐτῷ terugkeer voor zichzelf bewerkstelligen Plut. Cic. 33.3. zich bezighouden met, doen:; σὺ μεν τὰ σαυτῆς πράσσε bemoei je met je eigen zaken Soph. El. 678; π. τὰ δέοντα zijn plicht doen Xen. Mem. 3.8.1; τὰ Ἀθηναίων π. de zaak van de Atheners behartigen Plat. Smp. 216a; π. τὰ πολιτικὰ πράγματα zich met staatszaken bezighouden Plat. Ap. 31d = τὰ τῆς πόλεως π. Lys. 16.20 = π. τὰ πράγματα Lys. 13.60; πολλὰ π. zich met van alles bemoeien Hdt. 5.33.4; abs. politiek bedrijven:; ἱκανωτάτω λέγειν τε καὶ πρασσειν bijzonder geschikt in spreken en politiek bedrijven Xen. Mem. 1.2.15; ptc. subst.: τὰ πρασσόμενα de acties Thuc. 4.121.1; τὰ πεπραγμένα de regelingen Thuc. 4.122.2; τὸ πραχθέν wat gedaan is Plat. Prot. 324b. zaken regelen, onderhandelen, met dat..; αὐτοῖς ἔπρασσον ὅπως τις βοήθεια ἥξει zij onderhandelden met hen opdat er enige hulp zou komen Thuc. 3.4.6; ook met πρός + acc. of εἰς + acc.:; ἔπραττε περὶ εἰρήνης hij onderhandelde over vrede Xen. Hell. 6.3.3; ongunstig samenzweren:; πρὸς ὃν ἔπραξαν οἱ προδιδόντες met wie de verraders hadden samengezworen Thuc. 2.5.7; π. δήμου κατάλυσιν voor de afschaffing van de democratie ageren And. 3.6; ἔπραττε Φιλίππῳ hij heulde met Philippus Dem. 9.59; ptc. subst.: οἱ πράσσοντες de samenzweerders Thuc. 4.113.1. laten betalen, invorderen:; ἀντίποινα π. genoegdoening krijgen Aeschl. Pers. 476; π. τοὐφειλόμενον de schuld invorderen Aeschl. Ch. 311; τί καὶ πράξεις με ὑπὲρ αὐτοῦ σύ; wat ga je mij dan voor hem laten betalen? Luc. 27.18; met dubb. acc..; αὐτοὺς... ἑκατὸν τάλαντα ἔπραξαν zij lieten hen honderd talenten betalen Hdt. 3.58.4; pass. belast worden, een aanslag krijgen (voor); met acc..; ὑπὸ βασιλέως... ἐτύγχανε πεπραγμένος τούς... φόρους hij was door de koning aangeslagen voor de afdrachten Thuc. 8.5.5; διπλοῦν πραττέσθω hij moet worden belast met het dubbele Plat. Lg. 921c; ook met παρά + gen.:; φόρον ἔπρησσον παρ’ ἑκάστων zij vorderden belasting van iedereen Hdt. 1.106.1; ook med. zich laten betalen, invorderen:; τοὺς ἔχοντας αὐτὰ Αἰγινήτας πρήσσεσθαι ἐκέλευον zij adviseerden ze hun geld op te eisen bij de inwoners van Aegina, die (de beelden) hadden Hdt. 5.84.1; een vonnis ten uitvoer brengen, subst. ptc.: οἱ πραττόμενοι de uitvoerders van vonnissen Aristot. Pol. 1322a15. intrans. het (goed of slecht) maken, er... aan toe zijn; met adv..; ὁ ναυτικὸς στρατὸς οὕτω ἔπρησσε zo ging het met de vloot Hdt. 6.44.3; van pers.:; εὖ π. succes hebben Hdt. 1.24.7; κακῶς π. pech hebben Aeschl. PV 265; καλῶς καὶ κακῶς πράσσειν meer en minder succes hebben Men. Epitr. 1098; κατὰ νόον π. het verwachte resultaat boeken Aristoph. Eq. 549; met adv. en acc. n.:; τὰ γεωργικὰ εὖ πράττειν succes hebben in de landbouw Xen. Mem. 3.9.15; met acc. n.:; καλὰ π. succes hebben Thuc. 6.16.5; δυστυχῆ π. ongeluk hebben Aeschl. Sept. 339; χείρω π. zich in een slechtere situatie bevinden Thuc. 7.71.1; ἵνα εἰδῆτε... τί πράσσω opdat jullie weten hoe het met mij gaat NT Eph. 6.21; met twee acc. n.. πάντα ἀγαθὰ πεπράγαμεν het is ons in alles goed gegaan Aristoph. Ran. 302; πάντα τοι πέπραγας οἷα χρὴ τὸν εὐτυχοῦντα je hebt alles bereikt wat een gelukkig mens toekomt Aristoph. Eq. 683.
}}
{{elru
|elrutext='''πράττω:''' атт. = [[πράσσω]].
}}
}}