3,274,917
edits
m (LSJ1 replacement) |
m (Text replacement - " )" to ")") |
||
Line 17: | Line 17: | ||
}} | }} | ||
{{elnl | {{elnl | ||
|elnltext=πλέω, praes. contr. alleen εε > ει; ep. imperf. 3 sing. πλέεν, imperat. πλεῖ, ptc. πλέων, inf. πλεῖν, ep. πλέειν; aor. ἔπλευσα, zelden med. ἐπλευσάμην (vnl. in compos. ), pass. ἐπλεύσθην; perf. πέπλευκα, med.-pass. πέπλευσμαι, plqperf. ἐπεπλεύκειν; fut. πλεύσω, med. πλεύσομαι en Dor. πλευσοῦμαι; varen; van pers..; ἔνθεν δὲ προτέρω πλέομεν vandaar voeren wij verder Od. 9.62 (en elders); met prep., ook met acc..; τὴν θάλατταν over de zee Lys. 6.19; κέρδους ἕκατι κἂν ἐπὶ ῥιπὸς πλέοι voor winst zou hij zelfs op een rieten mat varen (d.w.z. zou hij elke onderneming wagen) Aristoph. Pax 699; van schepen; αἱ δὲ μάλα ὦκα ἔπλεον zij voeren heel snel Od. 3.158; pass. subst.. τὸ πεπλευσμένον het bevaren gebied Xen. Cyr. 6.1.16. overdr.. πάντα ἡμῖν κατ’ ὀρθὸν πλεῖ alles gaat ons voor de wind Plat. Lg. 813d; οὐδὲ ὅπως ὀρθὴ πλεύσεται προείδετο en hij had ook niet bedacht hoe het (het schip van staat) de juiste koers zou houden Dem. 19.250. drijven:. ἔγωγε οὔτε πλέουσαν... εἶδον ik heb het (het eiland) niet zien drijven Hdt. 2.156.2.<br />πλέω acc. sing. of nom. en acc. n. plur. van 1. πλέων, zie πλείων.<br />πλέω Att. gen. sing. van πλέως. | |elnltext=πλέω, praes. contr. alleen εε > ει; ep. imperf. 3 sing. πλέεν, imperat. πλεῖ, ptc. πλέων, inf. πλεῖν, ep. πλέειν; aor. ἔπλευσα, zelden med. ἐπλευσάμην (vnl. in compos.), pass. ἐπλεύσθην; perf. πέπλευκα, med.-pass. πέπλευσμαι, plqperf. ἐπεπλεύκειν; fut. πλεύσω, med. πλεύσομαι en Dor. πλευσοῦμαι; varen; van pers..; ἔνθεν δὲ προτέρω πλέομεν vandaar voeren wij verder Od. 9.62 (en elders); met prep., ook met acc..; τὴν θάλατταν over de zee Lys. 6.19; κέρδους ἕκατι κἂν ἐπὶ ῥιπὸς πλέοι voor winst zou hij zelfs op een rieten mat varen (d.w.z. zou hij elke onderneming wagen) Aristoph. Pax 699; van schepen; αἱ δὲ μάλα ὦκα ἔπλεον zij voeren heel snel Od. 3.158; pass. subst.. τὸ πεπλευσμένον het bevaren gebied Xen. Cyr. 6.1.16. overdr.. πάντα ἡμῖν κατ’ ὀρθὸν πλεῖ alles gaat ons voor de wind Plat. Lg. 813d; οὐδὲ ὅπως ὀρθὴ πλεύσεται προείδετο en hij had ook niet bedacht hoe het (het schip van staat) de juiste koers zou houden Dem. 19.250. drijven:. ἔγωγε οὔτε πλέουσαν... εἶδον ik heb het (het eiland) niet zien drijven Hdt. 2.156.2.<br />πλέω acc. sing. of nom. en acc. n. plur. van 1. πλέων, zie πλείων.<br />πλέω Att. gen. sing. van πλέως. | ||
}} | }} | ||
{{elru | {{elru |