Anonymous

καταβάλλω: Difference between revisions

From LSJ
1ab
(nl)
(1ab)
Line 39: Line 39:
{{elnl
{{elnl
|elnltext=κατα-βάλλω, Dor. imperf. med. 2 sing. κατεβάλλευ; ep. aor. 3 sing. κάββαλε met acc., meestal met bep. van richting of prep. bep. neerwerpen, naar beneden gooien:; ἐνθάδε κάββαλε hij heeft mij hier doen belanden Od. 6.172; κ. τινὰ ἐς ἐρκτήν iem. in de gevangenis gooien Hdt. 4.146.2; κ. τινὰ ἀπὸ τοῦ ἵππου iem. van zijn paard gooien Xen. Hell. 5.2.41; κατέβαλεν ὃ ἔλαβεν hij wierp weg wat hij had gekregen Xen. Cyr. 2.2.4; ook med.:; ὅκ ’ εἰς εὐναν κατεβάλλευ toen jij je op je bed liet vallen Theocr. 18.11; overdr.: κάββαλλε τὸν χείμωνα verdrijf de winterkoude Alc. 338.5; κ. ἐς τὸ μηδέν tot nul reduceren Hdt. 9.79.1; κ. τινὰ ἀπ ’ ἐλπίδος iem. de hoop doen verliezen Plat. Euthyph. 15e; κ. φάτιν ὡς het gerucht verspreiden dat Hdt. 1.122.3. met acc., altijd zonder prep. bep. spec. med. als fundament leggen, beginnen:; τὴν τῆς ναυπηγίας ἀρχὴν κ. de basis voor het bouwen van een schip leggen Plat. Lg. 803a; overdr.: καταβάλλεσθαι μέγαν οἶκτον luid geklaag inzetten Eur. Hel. 164; ὅταν δὲ κρηπὶς μὴ καταβληθῇ γένους ὀρθῶς wanneer de basis van een geslacht niet op de juiste wijze is gelegd Eur. HF 1261; τὰ καταβεβλημένα παιδεύματα de gevestigde leersystemen Aristot. Pol. 1338a36. omverwerpen, verwoesten:; τεῖχος een muur Thuc. 7.24.1; overdr.:; πατρίους παραδοχάς breken met de voorvaderlijke tradities Eur. Ba. 202; neerslaan:; καταβάλλει πατάξας met één klap slaat hij hem neer Lys. 13.71; doden: m. n. van offerdieren:. ἱερεῖα πολλὰ κ. vele offerdieren slachten Isocr. 2.20. laten vallen, laten zakken:; κάββαλε νεβρόν hij (adelaar) liet het hert vallen Il. 8.249; οὔατα κάββαλεν ἄμφω hij (hond) liet beide oren hangen Od. 17.302; τοὺς σκίπωνας καταβάλλω ik laat de stokken vallen (= ik werp de handdoek in de ring? ) Aristoph. Ve. 727; ook overdr.: laten vallen, afzien van:. τὸν νόμον τοῦτον... καταβάλλοντ ’ ἐᾶν van die maatregel afzien en hem laten vallen Dem. 18.103. neerleggen; opbergen:; σιτία κ. de proviand opbergen Hdt. 7.25.1; (van geld) binnen brengen, opleveren:; ( ἡ λίμνη ) καταβάλλει ἐπ ’ ἡμέρην ἑκάστην τάλαντον ἀργυρίον ἐκ τῶν ἰχθύων het (meer) levert dagelijks een talent aan zilver op uit de visvangst Hdt. 2.149.5; betalen:. τἀργύριον het geld Thuc. 1.27.1; τὸ δημόσιον ὑπὲρ αὐτοῦ τιμὴν τῷ κεκτημένῳ καταβαλλέτω de staatskas moet de koopprijs voor hem (de slaaf) aan zijn bezitter betalen Plat. Lg. 932d.
|elnltext=κατα-βάλλω, Dor. imperf. med. 2 sing. κατεβάλλευ; ep. aor. 3 sing. κάββαλε met acc., meestal met bep. van richting of prep. bep. neerwerpen, naar beneden gooien:; ἐνθάδε κάββαλε hij heeft mij hier doen belanden Od. 6.172; κ. τινὰ ἐς ἐρκτήν iem. in de gevangenis gooien Hdt. 4.146.2; κ. τινὰ ἀπὸ τοῦ ἵππου iem. van zijn paard gooien Xen. Hell. 5.2.41; κατέβαλεν ὃ ἔλαβεν hij wierp weg wat hij had gekregen Xen. Cyr. 2.2.4; ook med.:; ὅκ ’ εἰς εὐναν κατεβάλλευ toen jij je op je bed liet vallen Theocr. 18.11; overdr.: κάββαλλε τὸν χείμωνα verdrijf de winterkoude Alc. 338.5; κ. ἐς τὸ μηδέν tot nul reduceren Hdt. 9.79.1; κ. τινὰ ἀπ ’ ἐλπίδος iem. de hoop doen verliezen Plat. Euthyph. 15e; κ. φάτιν ὡς het gerucht verspreiden dat Hdt. 1.122.3. met acc., altijd zonder prep. bep. spec. med. als fundament leggen, beginnen:; τὴν τῆς ναυπηγίας ἀρχὴν κ. de basis voor het bouwen van een schip leggen Plat. Lg. 803a; overdr.: καταβάλλεσθαι μέγαν οἶκτον luid geklaag inzetten Eur. Hel. 164; ὅταν δὲ κρηπὶς μὴ καταβληθῇ γένους ὀρθῶς wanneer de basis van een geslacht niet op de juiste wijze is gelegd Eur. HF 1261; τὰ καταβεβλημένα παιδεύματα de gevestigde leersystemen Aristot. Pol. 1338a36. omverwerpen, verwoesten:; τεῖχος een muur Thuc. 7.24.1; overdr.:; πατρίους παραδοχάς breken met de voorvaderlijke tradities Eur. Ba. 202; neerslaan:; καταβάλλει πατάξας met één klap slaat hij hem neer Lys. 13.71; doden: m. n. van offerdieren:. ἱερεῖα πολλὰ κ. vele offerdieren slachten Isocr. 2.20. laten vallen, laten zakken:; κάββαλε νεβρόν hij (adelaar) liet het hert vallen Il. 8.249; οὔατα κάββαλεν ἄμφω hij (hond) liet beide oren hangen Od. 17.302; τοὺς σκίπωνας καταβάλλω ik laat de stokken vallen (= ik werp de handdoek in de ring? ) Aristoph. Ve. 727; ook overdr.: laten vallen, afzien van:. τὸν νόμον τοῦτον... καταβάλλοντ ’ ἐᾶν van die maatregel afzien en hem laten vallen Dem. 18.103. neerleggen; opbergen:; σιτία κ. de proviand opbergen Hdt. 7.25.1; (van geld) binnen brengen, opleveren:; ( ἡ λίμνη ) καταβάλλει ἐπ ’ ἡμέρην ἑκάστην τάλαντον ἀργυρίον ἐκ τῶν ἰχθύων het (meer) levert dagelijks een talent aan zilver op uit de visvangst Hdt. 2.149.5; betalen:. τἀργύριον het geld Thuc. 1.27.1; τὸ δημόσιον ὑπὲρ αὐτοῦ τιμὴν τῷ κεκτημένῳ καταβαλλέτω de staatskas moet de koopprijs voor hem (de slaaf) aan zijn bezitter betalen Plat. Lg. 932d.
}}
{{mdlsj
|mdlsjtxt=fut. -βᾰλῶ aor2 κατέβᾰλον [epic 3rd sg. [[κάββαλε]]<br /><b class="num">I.</b> to [[throw]] [[down]], [[overthrow]], Hom., etc.; κ. εἰς τὸ [[μηδέν]] to [[bring]] [[down]] to [[nothing]], Hdt.<br /><b class="num">2.</b> to [[strike]] [[down]] with a [[weapon]], to [[slay]], Il., Hdt., etc.<br /><b class="num">3.</b> to [[throw]] or [[bring]] [[into]] a [[certain]] [[state]], Eur., Plat.<br /><b class="num">4.</b> to [[cast]] [[down]] or [[away]], [[cast]] off, [[reject]], Xen.<br /><b class="num">II.</b> in milder [[sense]], to let [[fall]], [[drop]] [[down]], Hom.; κ. [[ἱστία]] to [[lower]] [[sail]], Theogn.; τὰς [[ὀφρῦς]] κ. Eur.<br /><b class="num">2.</b> to lay [[down]], set [[down]], Lat. deponere, Il., Ar.<br /><b class="num">3.</b> to [[bring]] or [[carry]] [[down]], esp. to the sea-[[coast]], Hdt.<br /><b class="num">4.</b> to pay [[down]], [[yield]] or [[bring]] in, Hdt.:— to pay [[down]], pay, Thuc., etc.:—Mid. to [[cause]] to be deposited, Dem.<br /><b class="num">5.</b> to put in, [[render]], μαρτυρίαν Dem.<br /><b class="num">6.</b> to [[throw]] [[down]] [[seed]], sow, Dem.; κ. φάτιν, Lat. spargere voces, Hdt.<br /><b class="num">7.</b> to lay [[down]] as a [[foundation]], [[mostly]] in Mid., Eur.:—Pass., καταβεβλημένος laid [[down]], [[ordinary]], Arist.
}}
}}