Anonymous

πῦρ: Difference between revisions

From LSJ
m
Text replacement - "( " to "("
m (Text replacement - "Pl.''Lg.''" to "Pl.''Lg.''")
m (Text replacement - "( " to "(")
Line 19: Line 19:
}}
}}
{{elnl
{{elnl
|elnltext=πῦρ, πυρός, τό, dat. πυρί, plur. heterocl. (o-declinatie) πυρά, gen. πυρῶν, dat. πυροῖς vuur voor versch. doeleinden: τὰ πυρά wachtvuren:; καίωμεν πυρὰ πολλά laten we veel wachtvuren brandend houden Il. 8.509; van brandstapel; ἄνθρωπον... ζῶοντα πυρὶ διδόναι een mens levend verbranden Hdt. 1.86.6; spec. van de bliksem. πυρὶ καὶ στεροπαῖς met vurige bliksemschichten Soph. OT 470. overdr., van pers.:; ὦ πῦρ σύ ‘jij vuurbal!’ (van iem. die als vuur niets en niemand ontziet) Soph. Ph. 927; overdr. van emotie: vuur, vurige liefde, met gen.:; παίδων vurige liefde voor jongens AP 12.74.1; uitroep brand!. Men. Sam. 208. spreekw.., ἐν πυρὶ γενέσθαι ‘in rook opgaan’ Il. 2.340; φεύγων καπνὸν εἰς πῦρ ἐμπίπτειν ( lett. in het vuur belanden terwijl je aan de rook probeert te ontkomen) ‘van de regen in de drup komen’ Plat. Resp. 569b; διὰ πυρὸς βαδίζειν door het vuur gaan (d.w.z. een vuurproef doorstaan, gevaren doorstaan) Aristoph. Lys. 133, maar. διὰ πυρὸς ἐλθεῖν, μολεῖν met dat. (d.w.z. tekeergaan tegen iem. ) Eur. gloed, licht, warmte, van fakkels, hemellichamen e.d. koorts.
|elnltext=πῦρ, πυρός, τό, dat. πυρί, plur. heterocl. (o-declinatie) πυρά, gen. πυρῶν, dat. πυροῖς vuur voor versch. doeleinden: τὰ πυρά wachtvuren:; καίωμεν πυρὰ πολλά laten we veel wachtvuren brandend houden Il. 8.509; van brandstapel; ἄνθρωπον... ζῶοντα πυρὶ διδόναι een mens levend verbranden Hdt. 1.86.6; spec. van de bliksem. πυρὶ καὶ στεροπαῖς met vurige bliksemschichten Soph. OT 470. overdr., van pers.:; ὦ πῦρ σύ ‘jij vuurbal!’ (van iem. die als vuur niets en niemand ontziet) Soph. Ph. 927; overdr. van emotie: vuur, vurige liefde, met gen.:; παίδων vurige liefde voor jongens AP 12.74.1; uitroep brand!. Men. Sam. 208. spreekw.., ἐν πυρὶ γενέσθαι ‘in rook opgaan’ Il. 2.340; φεύγων καπνὸν εἰς πῦρ ἐμπίπτειν (lett. in het vuur belanden terwijl je aan de rook probeert te ontkomen) ‘van de regen in de drup komen’ Plat. Resp. 569b; διὰ πυρὸς βαδίζειν door het vuur gaan (d.w.z. een vuurproef doorstaan, gevaren doorstaan) Aristoph. Lys. 133, maar. διὰ πυρὸς ἐλθεῖν, μολεῖν met dat. (d.w.z. tekeergaan tegen iem. ) Eur. gloed, licht, warmte, van fakkels, hemellichamen e.d. koorts.
}}
}}
{{elru
{{elru