3,274,216
edits
(nl) |
(2b) |
||
Line 42: | Line 42: | ||
{{elnl | {{elnl | ||
|elnltext=πίπτω [~ πέτομαι] ook praes. πίτνω (zie daar); ep. imperf. πῖπτον; aor. ἔπεσον, ep. πέσον Dor. en Aeol. ἔπετον, later ἔπεσα, ptc. πεσών, inf. πεσεῖν, ep. πεσέειν; perf. πέπτωκα,\n ptc. πεπτωκώς en πεπτώς -ῶτος, ep. πεπτηώς en πεπτεώς met vormen\n op πεπτηότ-, πεπτηῶτ- en πεπτεῶτ -, f. πεπτηυῖα, inf. πεπτωκέναι; fut. πεσοῦμαι, ep. en Ion. πεσέομαι, 3 sing. πεσέεται, 3 plur. πεσέονται later ook πέσομαι, vallen (meestal onopzettelijk, maar zie 7) vallen, neervallen:; ὥς τε νιφάδες χιόνος πίπτωσι θαμειαί zoals de sneeuwvlokken in groten getale vallen Il. 12.278; τῆλε δ ’ ἀπὸ σχεδίης αὐτὸς πέσε zelf viel hij ver van zijn vlot Od. 5.315; met prep..; βλεφάρων ἄπο δάκρυα πίπτει tranen vallen van haar oogleden Od. 14.129; εἰς ἅλα πίπτει (een zijarm van Oceanus) mondt uit in zee Hes. Th. 791; εἰς ἄντλον πεσών in het kielwater gevallen Eur. Hec. 1025; ἐκ δ ’ ἄρα χειρῶν ἡνία... πέσον de teugels vielen uit zijn handen Il. 5.583; ὕπτιος ἐν κονίῃσι... χαμάδις πέσε hij viel achterover op de grond in het stof Il. 15.435; ὕπνος ἐπὶ βλεφάροισιν ἔπιπτεν slaap viel over haar oogleden Od. 2.398; ἐπὶ γᾶν πέσον ter aarde gevallen Aeschl. Ag. 1018; πρὸς πέδῳ πεπτώκατε; zijn jullie op de grond gevallen? Eur. Ba. 605; βούλῃ πεσεῖν πρὸς οὖδας; wil jij op de grond belanden? Eur. Hec. 405; ὑπὸ δ ’ ἄξοσι φῶτες ἔπιπτον mannen vielen onder de wagenassen Il. 16.378; met adv..; χαμαί ter aarde Il. 4.482; πέδοι op de grond Aeschl. Ch. 48; ὅς κεν ἐπ ’ ἤματι τῷδε πέσῃ μετὰ ποσσὶ γυναικός wie op deze dag tussen de benen van een vrouw gevallen is (d.w.z geboren is) Il. 19.110; overdr.. χοὖτος... ἀντήρκει, τοτὲ μὲν πίπτων, τοτὲ δ ’ οὐχί en hij handhaafde zich, met vallen en opstaan Aristoph. Eq. 540. vallen, sneuvelen, gedood worden:; πίπτε δὲ λαός het krijgsvolk sneuvelde Il. 8.67; ptc. subst..; οἱ πεπτωκότες de gevallenen Xen. Cyr. 1.4.24; met ὑπό + gen..; οἱ πρῶτοι καὶ ἄριστοι ἐνθαῦτα ἔπεσον ὑπ ’ Ἀθηναίων de voornaamsten en besten sneuvelden daar door de hand van de Atheners Hdt. 9.67; met ὑπό + dat..; ὑπ ’... Ἀγαμέμνονι πίπτε κάρηνα Τρώων onder het geweld van Agamemnon vielen de Trojanen Il. 11.157; overwonnen worden; met ὑπό + gen..; πολλά δὲ καὶ στρατόπεδα ἤδη ἔπεσεν ὑπὸ ἐλασσόνων τῇ ἀπειρίᾳ vele legers zijn al door onervarenheid verslagen door een minderheid Thuc. 2.89.7; overdr.. ἔμοιγε δοκεῖ νῦν μὲν ἡδονή... πεπτωκέναι het lijkt mij dat nu het genot het onderspit heeft gedolven Plat. Phlb. 22e. vallen, omvallen, instorten:; δορὶ πεσεῖν Ἑλληνικῷ door de Griekse speer verwoest worden Eur. Hec. 5; πίπτοντα οἰκοδομήματα instortende gebouwen Aristot. Pol. 1321b20; overdr. ten val komen:; πέπτωκεν... κομπάσματα het is afgelopen met de opschepperij Aeschl. Sept. 794; meestal van pers.. ἀβουλίᾳ πεσεῖν door onberadenheid ten val komen Soph. El. 429; πεσεῖν ἀπὸ σμικροῦ κακοῦ door een klein ongeluk ten val komen Soph. Ai. 1078. wegvallen:. ἄνεμος πέσε de wind viel weg Od. 19.202; σοι... ἐκ θυμοῦ πεσέειν bij u uit de gratie raken Il. 23.595; ἐξ ἀρκύων πέπτωκεν hij is uit de netten ontsnapt Aeschl. Eum. 147; πέπτωκεν ἔξω τῶν κακῶν hij is uit de problemen Aristoph. Ran. 970; τὰ μέλλοντ ’ εὖ λέγεσθαι μὴ πέσῃ φαύλως χαμᾶζ ( ε ) zorg dat wat er aan goeds gezegd gaat worden, niet zomaar in het niet valt Aristoph. Ve. 1012. vallen in, terechtkomen in (een situatie); met dat..; ὕπνῳ πεσοῦσαι in slaap gevallen Aeschl. Eum. 68; οὔποτ ’ αἰσχύνῃ πεσῇ je zult je nooit te schande maken Soph. Tr. 597; met prep..; ἐς δάκρυα... ἔπεσε τὸ θέητρον het publiek barstte in tranen uit Hdt. 6.21.2; πεσὼν ἐν φόβῳ bang geworden Eur. Or. 1418; οὔτε... ὑπὸ τέχνην οὐδεμίαν... πίπτει ze vallen onder geen enkele discipline Aristot. EN 1104a8; met bep. van plaats. οὐκ ἔχω... ποῖ γνώμης πέσω ik weet niet waar ik moet uitkomen in mijn overwegingen Soph. Tr. 705; ὥστε τοὔμπαλιν πεσεῖν φρενῶν zodat ik uitkom bij het tegenovergestelde van mijn mening Eur. Hipp. 390. vallen, uitvallen:; εὖ πεσόντα wat goed uitvalt Aeschl. Ag. 32; καραδοκήσοντα τὴν μάχην τῇ πεσέεται om af te wachten hoe het gevecht zou aflopen Hdt. 7.163.2; met dat..; οἷς... μὴ πίπτουσιν εὖ voor wie het (het huwelijk) niet goed uitpakt Eur. Or. 603; ten deel vallen:; εἰ... ὁ κλῆρος αὐτῷ τῆς αἱρέσεως... πίπτοι als het lot van zijn keuze hem ten deel valt Plat. Resp. 619e; alg. voorvallen, gebeuren:; τύχαι δὲ καὶ συμφοραὶ παντοῖαι πίπτουσαι παντοίως allerhande omstandigheden en gebeurtenissen, die zich op allerlei manieren voordoen Plat. Lg. 709a; ptc. subst. voorval, gebeurtenis:. τὰ νῦν πεπτωκότα de huidige toestand Eur. IA 1343. (opzettelijk) vallen, zich storten, met prep.:; ἀμφὶ σώμασιν πεπτωκότες in omarming van de lichamen Aeschl. Ag. 326; ἠὲ πεσὼν ἐκ νηός ἀποφθίμην of ik me uit het schip zou storten en omkomen Od. 10.51; βρέτη πεσούσας πρός... θεῶν voor de godenbeelden gevallen (als smekeling) Aeschl. Sept. 185; πρὸς ἀγκάλαις πεσεῖν in de armen vallen Eur. Ion 962; aanvallen:; ἐν νήεσσι πέσωμεν laten wij een aanval doen op de schepen Il. 13.742; πρὸς μῆλα καὶ ποίμνας πεσεῖν zich richten op de schapen en het andere vee Soph. Ai. 1061; abs.. Βορέαο πεσόντος als de noordenwind toeslaat Hes. Op. 547. | |elnltext=πίπτω [~ πέτομαι] ook praes. πίτνω (zie daar); ep. imperf. πῖπτον; aor. ἔπεσον, ep. πέσον Dor. en Aeol. ἔπετον, later ἔπεσα, ptc. πεσών, inf. πεσεῖν, ep. πεσέειν; perf. πέπτωκα,\n ptc. πεπτωκώς en πεπτώς -ῶτος, ep. πεπτηώς en πεπτεώς met vormen\n op πεπτηότ-, πεπτηῶτ- en πεπτεῶτ -, f. πεπτηυῖα, inf. πεπτωκέναι; fut. πεσοῦμαι, ep. en Ion. πεσέομαι, 3 sing. πεσέεται, 3 plur. πεσέονται later ook πέσομαι, vallen (meestal onopzettelijk, maar zie 7) vallen, neervallen:; ὥς τε νιφάδες χιόνος πίπτωσι θαμειαί zoals de sneeuwvlokken in groten getale vallen Il. 12.278; τῆλε δ ’ ἀπὸ σχεδίης αὐτὸς πέσε zelf viel hij ver van zijn vlot Od. 5.315; met prep..; βλεφάρων ἄπο δάκρυα πίπτει tranen vallen van haar oogleden Od. 14.129; εἰς ἅλα πίπτει (een zijarm van Oceanus) mondt uit in zee Hes. Th. 791; εἰς ἄντλον πεσών in het kielwater gevallen Eur. Hec. 1025; ἐκ δ ’ ἄρα χειρῶν ἡνία... πέσον de teugels vielen uit zijn handen Il. 5.583; ὕπτιος ἐν κονίῃσι... χαμάδις πέσε hij viel achterover op de grond in het stof Il. 15.435; ὕπνος ἐπὶ βλεφάροισιν ἔπιπτεν slaap viel over haar oogleden Od. 2.398; ἐπὶ γᾶν πέσον ter aarde gevallen Aeschl. Ag. 1018; πρὸς πέδῳ πεπτώκατε; zijn jullie op de grond gevallen? Eur. Ba. 605; βούλῃ πεσεῖν πρὸς οὖδας; wil jij op de grond belanden? Eur. Hec. 405; ὑπὸ δ ’ ἄξοσι φῶτες ἔπιπτον mannen vielen onder de wagenassen Il. 16.378; met adv..; χαμαί ter aarde Il. 4.482; πέδοι op de grond Aeschl. Ch. 48; ὅς κεν ἐπ ’ ἤματι τῷδε πέσῃ μετὰ ποσσὶ γυναικός wie op deze dag tussen de benen van een vrouw gevallen is (d.w.z geboren is) Il. 19.110; overdr.. χοὖτος... ἀντήρκει, τοτὲ μὲν πίπτων, τοτὲ δ ’ οὐχί en hij handhaafde zich, met vallen en opstaan Aristoph. Eq. 540. vallen, sneuvelen, gedood worden:; πίπτε δὲ λαός het krijgsvolk sneuvelde Il. 8.67; ptc. subst..; οἱ πεπτωκότες de gevallenen Xen. Cyr. 1.4.24; met ὑπό + gen..; οἱ πρῶτοι καὶ ἄριστοι ἐνθαῦτα ἔπεσον ὑπ ’ Ἀθηναίων de voornaamsten en besten sneuvelden daar door de hand van de Atheners Hdt. 9.67; met ὑπό + dat..; ὑπ ’... Ἀγαμέμνονι πίπτε κάρηνα Τρώων onder het geweld van Agamemnon vielen de Trojanen Il. 11.157; overwonnen worden; met ὑπό + gen..; πολλά δὲ καὶ στρατόπεδα ἤδη ἔπεσεν ὑπὸ ἐλασσόνων τῇ ἀπειρίᾳ vele legers zijn al door onervarenheid verslagen door een minderheid Thuc. 2.89.7; overdr.. ἔμοιγε δοκεῖ νῦν μὲν ἡδονή... πεπτωκέναι het lijkt mij dat nu het genot het onderspit heeft gedolven Plat. Phlb. 22e. vallen, omvallen, instorten:; δορὶ πεσεῖν Ἑλληνικῷ door de Griekse speer verwoest worden Eur. Hec. 5; πίπτοντα οἰκοδομήματα instortende gebouwen Aristot. Pol. 1321b20; overdr. ten val komen:; πέπτωκεν... κομπάσματα het is afgelopen met de opschepperij Aeschl. Sept. 794; meestal van pers.. ἀβουλίᾳ πεσεῖν door onberadenheid ten val komen Soph. El. 429; πεσεῖν ἀπὸ σμικροῦ κακοῦ door een klein ongeluk ten val komen Soph. Ai. 1078. wegvallen:. ἄνεμος πέσε de wind viel weg Od. 19.202; σοι... ἐκ θυμοῦ πεσέειν bij u uit de gratie raken Il. 23.595; ἐξ ἀρκύων πέπτωκεν hij is uit de netten ontsnapt Aeschl. Eum. 147; πέπτωκεν ἔξω τῶν κακῶν hij is uit de problemen Aristoph. Ran. 970; τὰ μέλλοντ ’ εὖ λέγεσθαι μὴ πέσῃ φαύλως χαμᾶζ ( ε ) zorg dat wat er aan goeds gezegd gaat worden, niet zomaar in het niet valt Aristoph. Ve. 1012. vallen in, terechtkomen in (een situatie); met dat..; ὕπνῳ πεσοῦσαι in slaap gevallen Aeschl. Eum. 68; οὔποτ ’ αἰσχύνῃ πεσῇ je zult je nooit te schande maken Soph. Tr. 597; met prep..; ἐς δάκρυα... ἔπεσε τὸ θέητρον het publiek barstte in tranen uit Hdt. 6.21.2; πεσὼν ἐν φόβῳ bang geworden Eur. Or. 1418; οὔτε... ὑπὸ τέχνην οὐδεμίαν... πίπτει ze vallen onder geen enkele discipline Aristot. EN 1104a8; met bep. van plaats. οὐκ ἔχω... ποῖ γνώμης πέσω ik weet niet waar ik moet uitkomen in mijn overwegingen Soph. Tr. 705; ὥστε τοὔμπαλιν πεσεῖν φρενῶν zodat ik uitkom bij het tegenovergestelde van mijn mening Eur. Hipp. 390. vallen, uitvallen:; εὖ πεσόντα wat goed uitvalt Aeschl. Ag. 32; καραδοκήσοντα τὴν μάχην τῇ πεσέεται om af te wachten hoe het gevecht zou aflopen Hdt. 7.163.2; met dat..; οἷς... μὴ πίπτουσιν εὖ voor wie het (het huwelijk) niet goed uitpakt Eur. Or. 603; ten deel vallen:; εἰ... ὁ κλῆρος αὐτῷ τῆς αἱρέσεως... πίπτοι als het lot van zijn keuze hem ten deel valt Plat. Resp. 619e; alg. voorvallen, gebeuren:; τύχαι δὲ καὶ συμφοραὶ παντοῖαι πίπτουσαι παντοίως allerhande omstandigheden en gebeurtenissen, die zich op allerlei manieren voordoen Plat. Lg. 709a; ptc. subst. voorval, gebeurtenis:. τὰ νῦν πεπτωκότα de huidige toestand Eur. IA 1343. (opzettelijk) vallen, zich storten, met prep.:; ἀμφὶ σώμασιν πεπτωκότες in omarming van de lichamen Aeschl. Ag. 326; ἠὲ πεσὼν ἐκ νηός ἀποφθίμην of ik me uit het schip zou storten en omkomen Od. 10.51; βρέτη πεσούσας πρός... θεῶν voor de godenbeelden gevallen (als smekeling) Aeschl. Sept. 185; πρὸς ἀγκάλαις πεσεῖν in de armen vallen Eur. Ion 962; aanvallen:; ἐν νήεσσι πέσωμεν laten wij een aanval doen op de schepen Il. 13.742; πρὸς μῆλα καὶ ποίμνας πεσεῖν zich richten op de schapen en het andere vee Soph. Ai. 1061; abs.. Βορέαο πεσόντος als de noordenwind toeslaat Hes. Op. 547. | ||
}} | |||
{{etym | |||
|etymtx=Grammatical information: v.<br />Meaning: <b class="b2">to fall, to fall off, to drop down, to fall out</b> (Il.).<br />Other forms: Fut. <b class="b3">πεσέομαι</b> (ep. Ion.), <b class="b3">-οῦμαι</b> (Att.), aor. <b class="b3">πετεῖν</b>, <b class="b3">ἔπετον</b> (Dor. Aeol.), <b class="b3">πεσεῖν</b>, <b class="b3">ἔπεσον</b> (IA.), perf. ptc. acc. <b class="b3">πεπτ-εῶτ</b>', <b class="b3">-εῶτας</b> (ep.), nom. <b class="b3">-ηώς</b> (Ion.; also of <b class="b3">πτήσσω</b>), <b class="b3">-ώς</b> (trag.), ind. <b class="b3">πέπτωκα</b>, ptc. <b class="b3">-ωκώς</b> (Att.).<br />Compounds: Very often w. prefix, e.g. <b class="b3">εἰσ-</b>, <b class="b3">ἐκ-</b>, <b class="b3">ἐμ-</b>, <b class="b3">ἐπι-</b>, <b class="b3">κατα-</b>, <b class="b3">μετα-</b>, <b class="b3">περι-</b>, <b class="b3">προ-</b>, <b class="b3">συμ-</b>, <b class="b3">ὑπο-</b>.<br />Derivatives: Many derivv. 1. <b class="b3">πότ-μος</b> m. <b class="b2">(falling) fate, destiny, (the fate of) death</b> (ep. poet. Il.). 2. <b class="b3">πτῶ-μα</b> n., often w. prefix (<b class="b3">σύμ-</b>πίπτω etc. from <b class="b3">συμ-πίπτειν</b> etc.) in diff. senses, <b class="b2">fall, plunge, the fallen, the corpse</b> (Att. A., hell.) with dimin. <b class="b3">-μάτιον</b> (inscr. Asia Minor), <b class="b3">-ματίς</b> f. <b class="b2">tumbling cup</b> (Mosch. ap. Ath.), <b class="b3">-ματικός</b> <b class="b2">inclined towards falling etc.</b> (hell.), <b class="b3">-ματίζω</b> <b class="b2">to bring down</b> (hell.) with <b class="b3">-ματισμός</b> m. <b class="b2">falling sickness</b> (Ptol.). 3. <b class="b3">πτῶ-σις</b> (<b class="b3">σύμ-</b>πίπτω etc.) f. [[fall]] (Hp., Att.), a.o. <b class="b2">fall of the die</b>, from where as gramm. term <b class="b2">form of flection, case</b> (Arist.), with <b class="b3">-σιμος</b> <b class="b2">brought down</b> (A.; after <b class="b3">ἁλώσιμος</b>? Arbenz 80), <b class="b3">-τικός</b> (<b class="b3">μετα-</b>πίπτω a.o.) [[inflectable]] (Gramm.). 4. <b class="b3">πέσ-ος</b> n. [[corpse]] (E. in lyr.), <b class="b3">-ημα</b> n. <b class="b2">fall, the fallen down, the corpse</b> (trag.; Chantraine Form. 184, v. Wilamowitz Eur. Her. to v. 1131), <b class="b3">-ωμα</b> n. [[plunge]] (vase-inscr.; after <b class="b3">πτῶμα</b>). 5. <b class="b3">-πετής</b> a.o. in <b class="b3">περι-</b>, <b class="b3">προ-πετής</b> <b class="b2">falling down, blundering into smth.</b> resp. <b class="b2">falling over, prepared, rash</b> with <b class="b3">περι-</b>, <b class="b3">προ-πέτ-εια</b> f. (IA.); also in compounds as <b class="b3">εὑ-πετής</b> <b class="b2">to turn out well, convenient, fortunate</b> with <b class="b3">-εια</b> f. (IA.); <b class="b3">διι-πετής</b> s. v. 6. <b class="b3">-πτώς</b> in <b class="b3">ἀ-πτώς</b>, <b class="b3">-ῶτος</b> <b class="b2">not falling</b> (Pi., Pl.); also <b class="b3">-πτης</b> in <b class="b3">ἀπτης</b> (inscr. Olympia)? -- On [[ποταμός]] s. v.<br />Origin: IE [Indo-European] [825] <b class="b2">*petH-</b> [[fly]], [[fall]].<br />Etymology: The remarkable <b class="b3">σ</b> for <b class="b3">τ</b> in IA. <b class="b3">πεσέομαι</b>, <b class="b3">-οῦμαι</b> and <b class="b3">πεσεῖν</b> is secondary and not convincingly explained; cf. Schwyzer 271 Zus. 2 w. lit., 746 n. 6 and Chantraine Gramm. hom. 1, 451. -- The pair <b class="b3">πίπτω</b> (with [[ī]] after <b class="b3">ῥίπτω</b>?): <b class="b3">πετεῖν</b> agrees with <b class="b3">γίγνομαι</b> : <b class="b3">γενέσθαι</b>; to this the disyllabic fut. <b class="b3">πεσέ-ομαι</b> for <b class="b3">*πετέ-[σ]ομαι</b> and the full grades <b class="b3">πτω-</b>, <b class="b3">πτη-</b> in <b class="b3">πέ-πτω-κα</b>, <b class="b3">πτῶ-μα</b>, <b class="b3">-σις</b>, <b class="b3">πε-πτη-ώς</b> cannot be compared with <b class="b3">γενέ-τωρ</b>, <b class="b3">γνή-σιος</b> which has <b class="b2">*ǵenh₁-</b>, <b class="b2">ǵn̥h₁-</b> (not here <b class="b3">γνωτός</b>?; s. on <b class="b3">γίγνομαι</b>), s. Schwyzer 746, 784 a. 360. The origin of the alternative root forms is not well known. An innovation is <b class="b3">πίτ-νω</b> (<b class="b3">-νῶ</b>) with <b class="b3">ι</b> as in several <b class="b3">ν-</b>presents (Schwyzer 695). -- The whole system is a specific Greek development of the old verb also found in <b class="b3">πέτομαι</b> [[fly]]; the meaning [[fall]] is also found a.o. in Skt. <b class="b2">pátati</b>. A point of contact show the fut. <b class="b3">*πετέ-[σ]ομαι</b>: Skt. <b class="b2">pati-ṣyáti</b>; morpholog. close are also <b class="b3">πότμος</b> and Skt. <b class="b2">pát-man-</b> n. [[flight]], [[course]], [[path]] (would be Gr. <b class="b3">*πέτμα</b>). -- Further s. [[πέτομαι]]; cf. also [[πτήσσω]] and [[πίτυλος]] (which hardly belongs here). | |||
}} | }} |