Anonymous

δαιμόνιος: Difference between revisions

From LSJ
1a
(nl)
(1a)
Line 39: Line 39:
{{elnl
{{elnl
|elnltext=δαιμόνιος -α -ον, f. ook -ος [δαίμων] Hom. alleen vocat.; voor subst. τὸ δαιμόνιον zie daar goddelijk, door de godheid gestuurd, beschikt:; εἰ δαιμόνιον τέρας ἀμφινοῶ τόδε ik twijfel of dit een door de godheid gestuurd wonder is Soph. Ant. 376; δαιμόνιον αὐτὸ τίθημ ’ ἐγώ ik beschouw het als een goddelijk teken Soph. El. 1267; spec. eufem. voor door de godheid gestuurde ellende:. εἰ μή τι δαιμόνιον εἴη als er niet iets noodlottigs gebeurt Xen. Mem. 1.3.5; ἐμὲ δὲ δαιμονία τις τύχη … κατέχει een goddelijk noodlot houdt mij in zijn greep Plat. HpMa 304c; φέρειν … χρὴ τά … δαιμόνια men moet de beschikkingen van de godheid verdragen Thuc. 2.64.2. als (van) een ‘daimon’, wonderbaarlijk, bovenmenselijk:; τούτῳ τῷ δαιμονίῳ ὡς ἀληθῶς καὶ θαυμαστῷ (ik sloeg mijn armen om) deze waarlijk bovenmenselijke en wonderbaarlijke man (nl. Socrates) Plat. Smp. 219c; adv.: ἐπεθύμουν δαιμονίως ik verlangde als een bezetene Aristoph. Pl. 675. spec. vocat. (ὦ) δαιμόνιε, f. δαιμονίη door een daimon bezeten bezetene, dwaas:; δαιμόνιοι, μύθους … ὑπερφιάλους ἀλέασθε dwazen, vermijdt overmoedige woorden Od. 4.774; met partit. gen..; δαιμόνιε ἀνδρῶν dwaze man Hdt. 4.126; vaak minder sterk, als uitdrukking van lichte verbazing of verontwaardiging rare, vreemde, gekke:. δαιμονίη μή μοί τι λίην ἀκαχίζεο θυμῷ gekke vrouw, doe me een genoegen: wees niet al te gegriefd in je hart Il. 6.486. door een daimon gekweld ellendige, ongelukkige; met partit. gen.. δαιμόνιε ξείνων ongelukkige vreemdeling Od. 14.443. als een daimon rare, wonderlijke (kerel), wonderbaarlijke (kerel);; ὦ δαιμόνιε Γλαύκων mijn wonderlijke Glauco Plat. Resp. 522b; vaak iron., met een ondertoon van (lichte) verbazing, verontwaardiging.
|elnltext=δαιμόνιος -α -ον, f. ook -ος [δαίμων] Hom. alleen vocat.; voor subst. τὸ δαιμόνιον zie daar goddelijk, door de godheid gestuurd, beschikt:; εἰ δαιμόνιον τέρας ἀμφινοῶ τόδε ik twijfel of dit een door de godheid gestuurd wonder is Soph. Ant. 376; δαιμόνιον αὐτὸ τίθημ ’ ἐγώ ik beschouw het als een goddelijk teken Soph. El. 1267; spec. eufem. voor door de godheid gestuurde ellende:. εἰ μή τι δαιμόνιον εἴη als er niet iets noodlottigs gebeurt Xen. Mem. 1.3.5; ἐμὲ δὲ δαιμονία τις τύχη … κατέχει een goddelijk noodlot houdt mij in zijn greep Plat. HpMa 304c; φέρειν … χρὴ τά … δαιμόνια men moet de beschikkingen van de godheid verdragen Thuc. 2.64.2. als (van) een ‘daimon’, wonderbaarlijk, bovenmenselijk:; τούτῳ τῷ δαιμονίῳ ὡς ἀληθῶς καὶ θαυμαστῷ (ik sloeg mijn armen om) deze waarlijk bovenmenselijke en wonderbaarlijke man (nl. Socrates) Plat. Smp. 219c; adv.: ἐπεθύμουν δαιμονίως ik verlangde als een bezetene Aristoph. Pl. 675. spec. vocat. (ὦ) δαιμόνιε, f. δαιμονίη door een daimon bezeten bezetene, dwaas:; δαιμόνιοι, μύθους … ὑπερφιάλους ἀλέασθε dwazen, vermijdt overmoedige woorden Od. 4.774; met partit. gen..; δαιμόνιε ἀνδρῶν dwaze man Hdt. 4.126; vaak minder sterk, als uitdrukking van lichte verbazing of verontwaardiging rare, vreemde, gekke:. δαιμονίη μή μοί τι λίην ἀκαχίζεο θυμῷ gekke vrouw, doe me een genoegen: wees niet al te gegriefd in je hart Il. 6.486. door een daimon gekweld ellendige, ongelukkige; met partit. gen.. δαιμόνιε ξείνων ongelukkige vreemdeling Od. 14.443. als een daimon rare, wonderlijke (kerel), wonderbaarlijke (kerel);; ὦ δαιμόνιε Γλαύκων mijn wonderlijke Glauco Plat. Resp. 522b; vaak iron., met een ondertoon van (lichte) verbazing, verontwaardiging.
}}
{{mdlsj
|mdlsjtxt=<br />of or belonging to a [[δαίμων]]:<br /><b class="num">I.</b> voc. δαιμόνιε, δαιμονίη, [[mostly]] in the way of [[reproach]], thou [[luckless]] [[wight]]! thou [[wretch]]! sirrah! madam! Il.;—[[more]] [[rarely]] by way of [[admiration]], [[noble]] sir! [[excellent]] man! Il., Hes.; also by way of [[pity]], [[poor]] [[wretch]]! so in Hdt., δαιμόνιε [[ἀνδρῶν]]; also in an [[iron]]. [[sense]], my [[good]] [[fellow]]! [[good]] sir! ὦ δαιμόνι' [[ἀνδρῶν]], ὦ δαιμόνι', ὦ δαιμόνι' ἀνθρώπων Ar., Plat.<br /><b class="num">II.</b> [[anything]] [[proceeding]] from the Deity, [[heaven]]-sent, [[divine]], [[miraculous]], Hdt., [[attic]]; [[εἰ μή]] τι [[δαιμόνιον]] εἴη were it not a [[divine]] [[intervention]], Xen.; τὰ δαιμόνια visitations of Heaven, Thuc.<br /><b class="num">2.</b> of persons, [[divine]], [[excellent]], Plat.<br /><b class="num">III.</b> adv. -ως, by Divine [[power]], [[marvellously]], Ar.:—so neut. pl. δαιμόνια Ar., Xen.; δαιμονιώτατα [[most]] [[clearly]] by the [[hand]] of the gods, Xen.
}}
}}